Stephan Schneider (36) is modeontwerper.

Op mijn achttiende heb ik bewust Duitsland verlaten. Hier in Duisburg zal het me nooit lukken, dacht ik. Er was ook geen voorbeeld, niet zoals de Zes van Antwerpen eind jaren tachtig. Nu woon ik al zestien jaar in Antwerpen, en nog verbaast het me dat Duitsers nooit hun kans wagen in de internationale mode. In Berlijn zijn er zeventig of tachtig modeontwerpers, en ze werken allemaal in de anonimiteit.

Ik heb altijd geprobeerd het op mijn eentje te doen. Ik ben altijd wantrouwig geweest tegenover investeerders en mensen die je op weg willen helpen. Daar moet je later altijd iets voor teruggeven, en ik wilde ook geen verwachtingen creëren.

Mijn bestaansrecht is groter als nicheontwerper dan als directeur van een modehuis. Dan zou ik zowel showstukken voor de catwalk als een commerciële collectie voor de winkels moeten maken, en ik zou geen van beide erg goed doen. Zulke grote huizen met logge structuren passen ook niet bij mij. Ik hou van efficiëntie, maar ook van spontaniteit.

Ik schaam me niet meer om te improviseren. Vroeger volgde ik het boekje : een vertegenwoordiger, een assistent, iemand voor de stoffen, de productie, de pers. Nu weet ik dat je ook ongegeneerd functies kunt combineren. Vroeger was het een drama als iemand het pand boven de winkel bezocht, met dat kleine keukentje bovenin, of mijn appartement, dat helemaal niet design is. Nu zie ik daar de charme van, en tegelijkertijd mis ik dat bij andere modelabels.

Groter worden hoeft niet meer. Kandidaat-investeerders stellen wel eens een chique buurt als de Schuttershofstraat voor, maar als bedrijf moeten we niet meer mensen aanspreken. Dan zou ik andere kleren moeten maken, want de groep geïnteresseerde consumenten wordt almaar kleiner en selectiever. De typische modeconsument is tegenwoordig een voetballer of zakenman die een beetje luxe wil en eender wat koopt. Je ziet ook geen verschil meer tussen Prada, Dolce & Gabbana en Gucci. Ze maken allemaal prachtige trenchcoats, maar je voelt geen ziel meer.

Sinds kort ben ik gastdocent in Berlijn. Ik geef de studenten van de Universität der Künste kortetermijnopdrachten en enkele dagen later stellen ze het resultaat voor. Zo kan ik mijn ervaring doorgeven. Ik vond het zelf destijds ook heel stimulerend om les te krijgen van professionals als Walter Van Beirendonck en Linda Loppa, ook al omdat ik nog nooit een kleurstift of naald had vastgehad.

Ik heb rust gevonden. In het begin durfde ik me niet eens ontwerper te noemen. “Ik heb een winkel”, zei ik. Ondertussen heb ik iets opgebouwd en hoef ik me niet meer te bewijzen. Ik laat mijn hoofd ook niet meer op hol brengen. Ik weeg af wat ik echt nodig heb als mens en ontwerper.

Duitse modestudenten problematiseren te veel. Ik weet niet of het met de nationale geschiedenis te maken heeft, maar ze durven niet genoeg. Onlangs nog wilde een winkelier enkele juwelen van een studente bestellen. Ze was helemaal overstuur : “Dan moet ik zelfstandig worden !” In Antwerpen zijn er zelfs tweedejaarsstudenten die al spullen verkopen. Die willen allemaal de nieuwe John Galliano worden. Magnifiek toch ?

Ik heb altijd organisch gewerkt. Met spaarcenten kocht ik mijn eerste stoffen en zo ging de bal aan het rollen. Beginnende modeontwerpers hoeven er niet van dag één helemaal te staan. “Allez,” zeggen studenten dan, “zeg ons hoeveel we moeten lenen”, maar ik had echt geen lening nodig. En intussen groeit mijn business en verdien ik nog steeds geld met mijn collectie.

Ga ervoor. Dat is wat ik mijn studenten wil meegeven. Ga naar Parijs, sluit je niet op in een kot achter een winkel in Berlijn. Maak dat iedereen je kan vinden. Mijn voorgangster, Vivienne Westwood, vond dat hun werk voor zich moest spreken, maar zo zie ik dat niet. Ik probeer mijn studenten verbaal sterker te maken, zodat ze zich kunnen presenteren.

Ik wil mezelf blijven verrassen. Door stoffen zowel voor mannen- als dameskleding te gebruiken, bijvoorbeeld. Ik hou niet van vaste regels. De dingen moeten niet al te voorspelbaar zijn. Uiteindelijk gaat het er in de mode om dat je mensen zin geeft om te winkelen.

Wim Denolf / Foto Guy Kokken

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content