Zo verglijdt stilaan de maand augustus, die naar een keizer is vernoemd waarvan mij als kind verteld werd dat hij kindertjes vermoordde, wat ik nogal wreed vond.

Zo verglijdt de maand augustus en ik verneem van de moderedactrice dat er nostalgie is naar de jaren tachtig. Nu is er veel waar ik nostalgie naar kan voelen, maar niet de jaren tachtig. De jaren tachtig zijn de crèmekleurige Mercedes 200 diesel van onze leraar chemie en de mentholsigaretten die ik uit mijn moeders handtas jatte. Een grimmige periode, met de CCC en de Golf GTI van de Bende van Nijvel. Er ontplofte altijd wel ergens een bom of er werd op mensen geschoten die vreedzaam rijst stonden te kopen. Ik liep ’s nachts voorbij het huis van Wilfried Martens en op het trottoir stonden gendarmes met machinepistolen.

Ik won mijn eerste computer, in een verhandelingswedstrijd met de titel ‘Ik zie niet werkloos toe op de werkloosheid’. Very eightiesindeed. De Man die Werk vond. Er werd een nieuwe ziekte ontdekt die homo’s scheen te treffen en je had zoiets mafs als de Falklandoorlog. Een kille tijd was het waarin snobisme hoogtij vierde, met the Iron Lady en A Material Girl. Het woord yuppie werd uitgevonden, alsook glasnost en perestrojka. Powerdressing en brede schouders. Flashdance en Footloose. Dallas en Dynasty. Wild Boys en Relax en de gelikte overdaad aan synthesizers. Intussen groeiden we op en als we heuglijke dingen beleefden, was dat ondanks het tijdsgewricht. De opgeblazen vesten van Millet, waarmee sommigen zich van anderen hoopten te onderscheiden – hoe is het mogelijk ?

Intussen bezit ik nog altijd geen jacuzzi. Het is raar dat ik dat niet als een gemis ervaar, maar veeleer als iets overbodigs. Waarschijnlijk bezit ik de uitstervende eigenschap op het vlak van de materie vlug content te zijn. Soms kan ik naar reclames kijken en denken : wat een geluk dat ik dáár geen behoefte aan heb. Stromend water beschouw ik nog altijd als een soort luxe, alsmede de elektrische fruitpers, en telkens als ik de vaatwasser vul, voel ik mezelf een bofkont omdat dat ding voor mij het hard labeur zal doen terwijl ik droom van eekhoorntjes die Rubiks kubussen oplossen.

Terwijl de vaatwasser draait en de lichten in de huizen aan de overkant een voor een worden gedoofd, kijk ik op de televisie naar oude filmbeelden van Woodstock. Ik wist niet dat het er zo hard geregend had. Maar zelfs van die nood werd een deugd gemaakt door modderglijbanen in te richten – o o wat een pret daar in 1969. En ook wantrouwen. “Heb je dat vliegtuig niet gezien, man ?” chargeert een paranoïde festivalganger voor de camera. “De fascistische zwijnen hebben kristallen op de wolken gegooid om Woodstock in het water te doen vallen.”

Wat blijft het een verbazende periode, mei 1968 en aangelanden. De gedachte die doorbrak dat privébezit niet deugde en dat alles gedeeld moest kunnen worden, tot en met de hippiepoesjes. Peace & love & understanding. Vreemd te bedenken dat nóg een jongemensenleven eerder die andere massabijeenkomsten bezig waren : de haatfeesten in Nürnberg. ’t Kan rap gaan in de wereld.

In de kamer blijft de hitte hangen, als pudding die door luie reuzen over de meubelen is gekwakt. Tot een stuk in de nacht luister ik naar oude geluiden: The Doors en Steppenwolf en dat curieuze groepje dat de definitieve soundtrack schreef bij het asfalt en de zomer, te weten Lovin’ Spoonful. Summer in the City, met het magistrale intermezzo waarin een drilboor is verwerkt en het getoeter van een VW Kever.

Ik denk aan Gary, de langharige flinterdunne freak die op de Vlasmarkt in K. café The Lovin’ Spoonful uitbaatte waar nu, een kwarteeuw later, geen spoor meer van terug te vinden is, evenmin als van de Chopper en het Steenen Tydperk en die andere gribussen die ik placht te frequenteren, in die onverlichte tijden toen tinternet nog niet bestond en niemand een gsm bezat en je in elk dorp mandenvlechters en een hoefsmid vond.

Dat ik dat nog meegemaakt heb. Het is niet te geloven.

Reacties : jp.mulders@skynet.be

Jean-Paul Mulders

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content