Standbeelden van vlees en bloed

Patrick van Horne, aka Mercator : "Een lange tijd kaarsrecht staan is moeilijker dan je denkt." © Stefaan Temmerman

Als de zon weer schijnt, kom je ze in elke stad tegen, de levende standbeelden. Wij gingen op zoek naar de mens achter de grime. “Er was een tijd dat mijn moeder meeging en tegen elke passant glimmend van trots zei : ‘Dat is mijn zoon’.”

Patrick van Horne (36) als ‘Mercator’.

Werkt als onderwijzer en is sinds 2008 levend standbeeld na zijn uren.

“Van nature ben ik stil en onzeker. Maar als ik op mijn sokkel sta, vallen die onzekerheden van mij af. Door de jaren heen heb ik mij als levend standbeeld ontwikkeld. De mensen entertainen, daar haal ik ontzettend veel voldoening uit. Als ik een maand niet moet optreden, loop ik over van de goesting.

De levende standbeelden zijn een community. De Belgen en Nederlanders vormen samen een grote vriendengroep. Sommigen doen het fulltime, maar dat is niet voor mij weggelegd. Een lange tijd kaarsrecht staan is moeilijker dan je denkt. Het vergt veel concentratie en fysiek is het erg belastend.

Toch zie je wat, als levend standbeeld. Zo stond er op een middag een bejaarde dame mij gade te slaan. Zij stapte naar mijn collectebakje en legde er een rieten mandje in. Toen ik dat achteraf openklapte, bleek het vol juwelen te zitten. Die waren geen fortuin waard, maar de dame is mij altijd bijgebleven.

Animatie heeft mij sinds jaar en dag in de ban. In 2000 ben ik begonnen als clown en jaren later kwam het standbeeldidee bovendrijven. In die tijd woonde ik in Hamont, waar ik het nieuws opving dat er een houten beeldje gestolen was uit het gemeentehuis. Dus bedacht ik een act waarin ik dat beeld vertolkte. Ik sprokkelde de grime bijeen, maakte een sokkel en mijn schoonmoeder zorgde voor de kledij. Zo ging ik op straat staan. Nadat het complimenten regende, werkte ik dat beeld verder uit. In datzelfde jaar werd mijn moeite bekroond met de titel van Belgisch kampioen. Tegenwoordig heb ik zo’n vijftien à twintig acts. Als je meedoet aan wedstrijden, moet je elk jaar een nieuw standbeeld uit je mouw schudden. De inspiratie blijft komen. Al ben ik blij dat mijn vrouw me af en toe tegenhoudt, want anders had ik nog twintig andere gedaantes in de kast liggen. Een standbeeld uitwerken, daar geniet ik het meeste van. Al is het best prijzig. Bepaalde acts kosten duizenden euro’s.

Na zo’n straatact, wandel ik naar mijn busje. Daar ontschmink ik mijn gezicht voor de rit naar huis. Ik zou niet willen dat mensen zich een hoedje schrikken. Als ik na Mercator in de supermarkt binnenspring, lijk ik wel een gothic freak. Er blijft altijd schmink onder mijn ogen en in mijn oren zitten. Vooral mijn oorschelpen zijn hopeloos, geen wattenstaafje krijgt die proper.

Vroeger kroop ik in mijn rol zodra ik ge- schminkt was. Nu begint het al als ik mijn busje aan het inladen ben. Of ik daar ondertussen niet schizofreen van word ? Een schizofreen is nooit alleen, hé (lacht).”

levendstandbeeld.be

Marisa Laperdrix (32) als ‘Het meisje met de wensvijver’.

Ze is elf jaar bezig. Tot vorig jaar stond ze in het basisonderwijs, nu spitst ze zich volledig toe op straat- en kindertheater.

“Steden bezoeken en er op straat gaan staan als levend standbeeld, vind ik heerlijk. Mijn eerste act was het gouden meisje met een ‘hij houdt van me, hij houdt niet van me’-bloem. Die nam je gemakkelijk mee op reis, dus trok ik ermee doorheen Europa. Leuk, want zo kun je een deel van je reis terugverdienen. Eenmaal in Barcelona daagde het besef dat ik niet meer zonder wilde. Door contact te maken met mensen breng je verwondering en de reacties zijn altijd zo positief. Als levend standbeeld zie ik de goede kant van de mens. Telkens omarmt dat gevoel mij als een warm dekentje. Ik ga altijd met zo’n rustgevend gevoel naar huis.

Toch kun je het niet dag in, dag uit doen. Lichamelijk is het best wel zwaar. Ook zijn er acts waarvoor mijn benen en armen volledig onder de schmink moeten. Maar als je onder de douche staat, is alle schmink er in vijf minuten af. Dat valt reuze mee.

Al moet ik toegeven dat ik er vooraf al eens tegenop kijk. Maar eenmaal ik er ga uitzien als een beeld, voel ik het kriebelen. Zodra ik op straat wandel, kruip ik in m’n rol. Tegenwoordig sta ik vooral in Brugge. Dan troepen er grote groepen Chinezen of jongeren op schoolreis om me heen.

Heel bevrijdend is dat ik in mijn rol veel mag doen wat in het dagelijkse leven niet kan. Grapjes uithalen met mensen die ik niet ken, bijvoorbeeld. In mijn act maak ik met eender wie contact. Ik ben ook wat brutaler en ondeugender. Soms kun je wel niet anders dan uit je rol vallen. Als je pruik de hele tijd naar achter zakt, bijvoorbeeld. Of als het regent en je schmink gaat druppen. Eén keer vloog er zelfs een wesp onder mijn jurk. Tja.

De ene keer koop ik kant-en-klare kostuums, de andere keer maak ik ze zelf. Bij elk beeld wil ik iets nieuws doen. Ik hou me er graag mee bezig, al was het een lang zoekproces. Want je wilt bij zo’n kostuum reliëf creëren, zoals je dat in een boetseerwerk doet. Eerst deed ik dat met een verflaagje, maar dat doet je kledij krimpen. Zo kan die scheuren, omdat je er niet meer in past. De precieze techniek, dat is ons geheim. Een mannenwereld is het niet, er zijn in Nederland een pak meer vrouwelijke levende standbeelden. Mannelijke acts zijn gemakkelijker te bedenken. Ik zoek mijn inspiratie graag bij heldinnen uit het verleden. Maar als je geschiedenisboeken openklapt, lees je vooral over legendarische mannen. Natuurlijk zijn er inspirerende vrouwen uit het verleden, maar ik wil ook niet herhalen wat al gedaan is.

Het idee voor de wensvijver, waar je een muntje in de vijver gooit en ik tot leven kom, ontstond toen ik een antiek vogeldrinkbakje kocht. Een andere act – de vrouw met het glas, die diepbedroefd met een glas wijn op haar date wacht – bedacht ik op basis van de jongedame in het schilderij De Absintdrinkster van Edgar Degas.

Afgelopen zondag kroop ik in de huid van de dame met het glas, dus zat ik aan een tafeltje met een sip gezicht. Plots stapt er een jongetje van drie jaar op mij af. Hij nam de roos bij het geldbakje, gaf die aan mij en zei : ‘Je hoeft niet verdrietig te zijn’. Geweldig, hoe kinderen helemaal meegaan in je verhaal.”

lappielapstok.com

Lothar Grob (34) als ‘Edelman uit 1625’.

Is sinds 2004 fulltime entertainer en geeft ook circuslessen in de lagere school.

“Bobbejaan Schoepen gaf mij mijn grote kans. Toen ik nog studeerde, solliciteerde ik voor een vakantiejob in zijn pretpark. Ik zag mezelf wel een zomer meedraaien als suikerspin- of draaimolenman, maar vermeldde toch even dat ik ook gebarentheater verzorgde. De dochter van Bobbejaan Schoepen belde me. Of ik dat entertainment niet als studentenjob wilde doen ? Voor ik het wist, was ik – toen nog een snotneus – een habitué in de loge van Bobbejaan. Hij bracht me de nodige vakkennis bij. Als performer kon hij als geen ander een publiek boeien. Bobbejaan deed uit de doeken hoe de vorige entertainers het aanpakten en daar zocht ik mijn weg in. Hij stelde zijn park aan mij ter beschikking en gooide me voor de leeuwen. Op shows waar grote namen optraden, mocht ik ze aankondigen – op mijn manier. Elke dag stierf ik op het podium. Maar in die maanden heb ik héél veel opgestoken. Ik ben die familie ongelooflijk dankbaar.

Eerst wilde ik mij verbergen achter die kilo’s schmink. Natuurlijk genoot ik van de schouderklopjes, maar al die ogen op mij gericht – ik kreeg er wat pleinvrees van. Later leerde ik mij smijten.

Na Bobbejaanland spitste ik mij verder toe op mijn carrière als levend standbeeld. Ik rondde mijn studies aan het Lemmensinstituut af en kreeg steeds meer opdrachten. In 2003 trok ik elke dag tien à elf uur lang de straat op. Datzelfde jaar schopte ik het tot winnaar van het Belgisch kampioenschap Levende Standbeelden. Ik was gelanceerd en dook overal op, van De Laatste Show tot Man Bijt Hond. Op elk festival en elke braderie was ik welkom, maar ik trad ook op in Afrika, Canada en China. Toch sta ik liever op de spreekwoordelijke rommelmarkt, omdat de reacties eerlijker zijn. In grootsteden reageren mensen vaak wat verwend. Dan zie je ze zeggen ‘dat hebben we al gezien’, nog voor ze je een kans geven. Ik droom er ook niet van om op bekende plaatsen als La Rambla te staan. Toeristische trekpleisters trekken vaak neppers aan die zo goedkoop mogelijk als levend standbeeld geld uit de zakken van toeristen kloppen. Je hebt er ook goede, maar er zit een hoop rommel tussen. Non-stop wenken zij het volk. Ze doen teken dat je geld moet geven en in ruil poseren ze voor selfies.

De liefde voor straattheater flakkerde op in mijn jeugd. Mijn ouders werken als opvoeders en vanuit een hippievisie besloten ze dat wij als gezin zélf in een instelling moesten wonen. Dus leefde ik samen met twintig andere kinderen, met elk hun eigen problemen en schreeuw om aandacht. Ik ontwikkelde een passie voor de toneel- en circuswereld, iets waardoor ik op een positieve manier aandacht kreeg. Gelukkig waren er legio kansen om showtjes op te voeren: naast het sinterklaas-, kerst- en nieuwjaarsfeest waren er ook elk jaar twintig verjaardagsfeestjes .

Vanaf mijn vijftiende trok ik de straat op. Ik schreef brieven naar alle stadsbesturen om toelating te vragen, want in ’95 was straatanimatie nog geen bekend fenomeen. Maar een levend standbeeld staat niet in de weg, maakt geen lawaai en stoort dus niet. Bovendien trok ik veel volk.

Er was een tijd dat mijn moeder meeging en tegen elke passant glimmend van trots zei : ‘Dat is mijn zoon.’ Ze klapte nog net niet het familiealbum open, met de blote-babybillenkiekjes. En daar sta je dan, als levend standbeeld dat een poging wil wagen om uit te groeien tot professional.”

dollepret.be

Tekst Melissa Janssens & Foto’s Stefaan Temmerman

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content