De eerste keer dat ik in Barcelona was, hoorden ze mij van ver aankomen. Allemaal de schuld van een slimme schoenpoetser die vóór ik ook maar kon protesteren mijn hakken van metalen plaatjes voorzien had zodat ik Ginger Rogers- gewijs van de Plaza Catalunya tot de Moll de la Barceloneta klikklakte. Dit tot ergernis van onder andere kunstliefhebbers in het Picassomuseum, die liever in gewijde stilte van de blauwe periode genoten hadden. Eind jaren zeventig moet dat geweest zijn, toen Barcelona in Spanje lag, het begrip citytrip nog uitgevonden moest worden en ondergetekende een naïeve rugzaktoeriste was.

Sindsdien is er veel veranderd. Barcelona groeide uit tot een van de bijzonderste, modernste, drukste, leukste en meest swingende steden van Europa. Rode en blauwe dubbeldekkers boordevol toeristen domineren het stadsbeeld. Gaudí’s Sagrada Familia lijkt meer en meer op een rooms-katholieke versie van de Efteling. In het Park Güell, dat er eertijds zo goed als verlaten bijlag, verdringen de souvenirverkopers, straatmuzikanten en andere levende standbeelden zich tussen de zuilen en mozaïeken reptielen.

Anderzijds ligt de stad nu overduidelijk in Catalonië : de paseo’s werden passeigs, de avenida’s avinguts, in populaire restaurants als Les Quinze Nits en Els quatre gats kun je pà amb tomàquet (brood met tomaat en olijfolie) en botifarra amb mongetes (worst met witte bonen) bestellen. Op de Plaça Nova vóór de gotische kathedraal wordt om de haverklap de sardana gedanst, suf gehuppel waarbij de deelnemers met een uitgestreken gezicht eindeloos dezelfde simpele pasjes herhalen. Een kosmopolis met een regionalistisch tintje, moet kunnen.

Nu is Barcelona altijd al een buitenbeentje geweest. In geen enkele andere Spaanse stad spelen zich zoveel boeiende boeken af, van Eduardo Mendoza’s Stad der wonderen over de bestsellers van Carlos Ruiz Zafón tot Het geluk van Lluís-Anton Baulenas (interview p. 32) en De woorden van Babel van Andreu Carranza. De laatste honderd jaar alleen al kende de stad een zeer bewogen geschiedenis. Berucht is de Setmana Trágica van juli 1909 toen de werkende klasse, daartoe aangespoord door de anarchisten, in opstand kwam tegen de mobilisatie van veertigduizend Catalaanse reservisten die in Marokko moesten gaan vechten. In de Spaanse burgeroorlog was Barcelona de stad die het langst weerstand bood tegen Franco ; de generalissimo haatte haar dan ook hartsgrondig.

En ook nu is de stad vaak het toneel van sociale onrust. Barcelona verdient het geld dat Madrid over de balk gooit, is het overheersende gevoel. Maar de doorsnee-toerist heeft daar geen boodschap aan. Die geniet van het feit dat Barcelona, vooral sinds de Olympische Spelen van 1992, het gezicht resoluut naar de zee keerde (de nieuwe stadsstranden p. 16) en door de nieuwe openheid een populaire (gay) partystad werd (p. 24).

En wie zoals ik al vaker de Catalaanse hoofdstad aandeed, zal met voldoening vaststellen dat ook wijken als Poble Sec en Grácia opgeknapt werden en tot aangename flaneerbuurten gepromoveerd (p. 37). Maar het blijft wel uitkijken voor malafide schoenlappers die castagnetten onder je schoenen willen monteren !

linda.asselbergs@knack.be

Linda Asselbergs

Een kosmopolis met een regionalistisch tintje, moet kunnen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content