Bijna een jaar geleden beukte de tsunami in op de kusten van Sri Lanka, en liet een vreselijke ravage en chaos achter. Intussen is het toerisme er weer op gang gekomen, en brengt er de broodnodige deviezen binnen voor de heropbouw. Een reis over een gekwetst maar wondermooi eiland.

In Anuradhapura, de historische hoofdstad van Sri Lanka, staat een boom van, u leest het goed, 2254 jaar oud. Hij is gegroeid uit een stek van de bodhi-boom waaronder Boeddha zijn verlichting bereikte. Sinds prinses Sangamitta, dochter van keizer Ashoka, hem in 249 voor Christus meebracht, werd hij onophoudelijk bewaakt, zodat zijn leeftijd historisch vaststaat. Aangezien toeval en geluk geen plaats hebben in de oosterse gedachtewereld, zal het wel aan mijn karma liggen : net op de dag waarop ik de stad bezoek, wordt het plateau met de heilige boom opengesteld voor het publiek. Niemand kan me zeggen wanneer dit voor het laatst gebeurd is – misschien wel meer dan honderd jaar geleden – en wat de aanleiding ervoor is. Hoe dan ook is het een pakkende ervaring om geconfronteerd te worden met zo’n fenomeen. Op zich is de boom, ondersteund door metalen constructies, al fascinerend. Maar de stille, in het wit geklede massa pelgrims die bidden in de tempels aan zijn voet, en het idee dat een directe lijn hem verbindt met een van de scharniermomenten uit de geschiedenis, maken het beeld des te sterker.

Niet zo gek lang voor deze boom geplant werd, spoelde een eerste immigratiegolf aan op Sri Lanka : 2500 jaar geleden kwamen de Singalezen hierheen afgezakt, waarschijnlijk uit Noord-India. Een paar eeuwen later, onder keizer Ashoka, bekeerden ze zich tot het boeddhisme, dat tot op vandaag de godsdienst van de massa is. In tegenstelling tot grote buur India, waar het hindoeïsme al lang de overhand heeft genomen. In die tijden werd het land geregeerd door koninklijke dynastieën, aanvankelijk vanuit Anuradhapura (hoofdstad vanaf 380 voor Christus), later vanuit het compactere en beter bewaarde Polonnaruwa. Lang voor wij zelfs maar de dappersten der Galliërs werden, bouwden ze hier al hele steden uit rode baksteen. Wat ervan overblijft, zijn ruïnes en stoepa’s verspreid in grote parkgebieden te midden van een overweldigende natuur.

Het centrum van het land herbergt wel meer historische bezienswaardigheden. Mihintale, op zo’n dertien kilometer van Anuradhapura, is de bakermat van het boeddhisme in Sri Lanka, de plek waar de toenmalige koning werd bekeerd. Het is een sfeervol ensemble van tempels, stoepa’s en rotsen met een schitterend uitzicht op de omgeving. En zoals steeds ongeschoeid te bezoeken : onder de loden zon een goede oefening voor onze tere voetzolen. In de buurt liggen ook de grottempels van Dambulla, wellicht het meest sfeervolle monument van het eiland. Verspreid over een vijftal grotten met muurschilderingen staan er zo’n honderdvijftig boeddhabeelden van zeer diverse formaten. Buiten zitten aapjes mekaar te ontluizen, of proberen flesjes mineraalwater te openen. In de nabijgelegen vlakte van Sigirya rijst uit het niets een immense rotsformatie op. In 477 werd daar een kasteel op gebouwd, als verdediging tegen de oprukkende legers uit India, maar ook als riant zomerverblijf voor de koning. Tijdens de steile klim kun je een blik werpen op de wereldberoemde fresco’s van topless nimfen. Eveneens adembenemend : boven, op een plateau van 1,6 hectare, heb je een weids zicht over omgeving. Een ideale plek om een zonsondergang en een aankomend regenfront te bewonderen.

Kandy, de laatste van de historische hoofdsteden, bevindt zich verder naar het zuiden. De tweede grootste stad van het land ligt op vijfhonderd meter hoogte, in het wat minder hete heuvelland. Het artificiële meer naast het tempelcomplex en de grote en mooie botanische tuinen maken er een erg aangename plek van. Heel anders dan de huidige hoofdstad Colombo aan de kust, die verstikt in uitlaatgassen. Elk jaar in augustus wordt in Kandy het tiendaagse Perahera-festival gehouden. Honderdduizenden bezoekers zakken dan af naar de stad om het immense spektakel van weelderig getooide olifanten, drummers, dansers en toortsdragers te aanschouwen. Een feest van warme kleuren : de monniken (mannen én vrouwen) dragen schitterende gewaden in een waaier van rood tot geel, met alle tinten van oranje ertussen. De eeuwenoude processie eert een icoon van het boeddhisme in Sri Lanka : een tand van Boeddha, die zo’n zestien eeuwen geleden overgebracht werd uit India. Gedurende tien dagen wordt de kist met het aanbeden kleinood rondgedragen, op de grootste en meest opgetuigde olifant van het gebeuren. Een water cutting ceremony sluit op de ochtend na de laatste optocht het geheel af : een moment van intense en stille devotie.

Onder het Britse imperium

Maar liefst drie kolonisatoren hebben de Sri Lankanen over zich heen gekregen : na de Portugezen volgden de Nederlanders, en uiteindelijk de Engelsen. Vooral die laatsten hebben hun stempel gedrukt op het eiland : spoor- en wegverbindingen zijn aan hen te danken, het Engels is wijdverspreid. Zeker het heuvelachtige deel van het land, rond Nuwara Eliya, baadt nog volop in de koloniale sfeer. Dit stadje, gelegen op bijna 2000 meter hoogte, geniet van een beduidend frisser klimaat, iets wat de Engelsen aantrok. Het resultaat is een combinatie van stijlvolle Engelse gebouwen met een typisch Sri Lankaans stadscentrum. Very British zijn de statige huizen en clubs, met alles erop en eraan. De bioscoop is als bevroren in de tijd, met zijn projectieapparatuur van voor de Tweede Wereldoorlog, het bijgekleurde portret van Dirk Bogarde als jonge god. We eten in het restaurant van de Golf Club, een etablissement dat dateert van 1889. Alles straalt hier een typisch Engelse sfeer uit : het donkerhouten interieur, de bar, de biljartzaal, de vergeelde zwartwitfoto’s van de trofeewinnaars, de lijsten van honorary members waarop de Sri Lankaanse namen pas erg laat beginnen verschijnen, en, jammer genoeg, de erg Britse kookkunst in het restaurant.

Ook de invoering van thee heeft deze streek aan de Britten te danken. De wijde regio rond Nuwara Eliya bestaat vooral uit plantages. Her en der zijn groepen vrouwen in de weer met de pluk. De kans is groot dat zij nazaten zijn van de Tamils die de Engelsen uit Zuid-India overbrachten om hier te werken (waarmee ze met- een een tweede etnische conflicthaard cre- eerden). De theefabrieken zijn een bezoek meer dan waard : nauwelijks veranderd sinds de koloniale tijd zijn het vaak uitstekend onderhouden en nog operationele stukken industriële archeologie.

Op een uurtje rijden ligt het prachtige natuurpark Hortons Plain. Na een wandeling door de graslanden en bossen op het 2000 meter hoge plateau kom je aan World’s End, met een spectaculair uitzicht op de 880 meter lager gelegen vlakte. En de Hill Country heeft nog meer te bieden. Tussen december en mei klimmen duizenden bedevaarders, langs maar liefst 5200 trappen, de immense rotformatie Adam’s Peak op, meer dan zeven kilometer bergop. Het object van hun devotie : de laatste voetafdruk van Boeddha op zijn weg naar het paradijs. Voor sommige christenen is dezelfde afdruk dan weer de eerste van Adam nadat hij uit (hetzelfde ?) paradijs werd verbannen. Het is maar hoe je het bekijkt.

Ten oorlog

En soms is het paradijs wel erg ver weg : decennialang werden op Sri Lanka verscheidene burgeroorlogen uitgevochten. Vooral met de Tamils, die in het noorden en het oosten van het land leven. Hun geschiedenis gaat 23 eeuwen terug, en is dus nauwelijks korter dan die van de Singalezen. Hoewel ze fysiek niet van mekaar te onderscheiden zijn, is de kloof tussen beide bevolkingsgroepen groot : andere taal, ander alfabet, andere godsdienst (hindoeïsme). Sinds het begin der tijden werden de Singalese dynastieën aangevallen door de Zuid-Indiase Tamil-koningen. Vanaf de elfde eeuw was er een Tamil-koninkrijk in het noorden. Het was pas onder de Engelsen dat het land voor het eerst vanuit één plaats werd geregeerd.

Na de onafhankelijkheid werden in pure eigen-volk-eerststijl alle bruggen met de Tamils opgeblazen : Engels werd vervangen door uitsluitend Singalees, aan de universiteiten en in overheidsdienst werden Singalezen positief gediscrimineerd, het boeddhisme werd zowat tot staatsgodsdienst verheven, en ga zo maar door. Het was de wraak van de Singalese meerderheid (zo’n 74 procent) voor eeuwen van invasies uit grote buur India, economische achterstelling door de Engelsen, en een godsdienst in de verdrukking.

Ondertussen zijn deze maatregelen teruggedraaid, maar de geest was uit de fles : de Tamil Tijgers werden opgericht, een terreurorganisatie en/of bevrijdingsleger met kindsoldaten, zelfmoordterroristen, politieke moorden (inclusief Rajiv Ghandi van India) en high profile-aanvallen zoals die op de luchthaven. De aanslepende oorlog heeft aan zo’n 60.000 mensen het leven gekost. Sinds er een vijftal jaar geleden vredesonderhandelingen zijn gestart onder Noorse auspiciën, is de burgeroorlog gestopt (buiten de occasionele politieke moord en de interne terreur in de door de Tamils bezette gebieden), en zijn het noorden en het oosten weer bereikbaar. Al gaat het maar om een wapenstilstand, van echte vrede en unificatie is er geen sprake.

Alsof dit niet genoeg was, ontwikkelde zich in de jaren tachtig ook nog een marxistische guerrillabeweging met Rode Khmer-achtige ideologie onder de Singalezen, de JVP. Een bloedige guerrillaoorlog en vele tienduizenden slachtoffers later was de beweging verslagen. Na een grondige facelift is de JVP nu een politieke partij met een marxistische, nationalistische en wat xenofobe ideologie, die mee in de regering zit. Het blijft moeilijk te vatten waarom dit vriendelijke volk zoveel conflicten heeft uitgevochten.

De ramp

En dan was er de moordende golf. De tsunami, die opdook uit de diepten van de oceaan en verwoestend op de kusten te pletter sloeg. Het ganse oosten, zuiden en zuidwesten werden getroffen, enkel Colombo en de (niet toeristische) kust ten noorden van de stad bleven gespaard. De gevolgen waren niet te overzien : meer dan 30.000 mensen kwamen om, en ruim 800.000 Sri Lankanen verloren hun huis en heel hun hebben en houden.

Tijdens mijn verblijf (augustus 2005) waren alle gebieden tussen Colombo en Galle opnieuw bereikbaar zonder enige hinder. Al viel het me wel op dat de toeristische dienst me aan de kust uitsluitend in veilig gelegen hotelletjes deed logeren : hetzij hoog op een rots, hetzij het binnenland in, en dus mooi buiten het bereik van eventueel dodend water. Lang niet alle schade is intussen hersteld : veel gebouwen dicht bij de kustlijn liggen nog volledig in puin, terwijl andere, er net naast, weer volledig heropgebouwd zijn. Het trage tempo waarop de zaken vorderen, is voor een deel aan de overheid zelf te wijten. In een moment van zinsverbijstering had de president immers gedecreteerd dat er binnen de honderd meter van de kust niet meer gebouwd mocht worden. Al was het te voorspellen dat diegenen die van het toerisme leven hun winkels en hotels niet in het binnenland zouden gaan optrekken, dat de vissers niet stonden te trappelen om landinwaarts te gaan wonen, en dat de ngo’s geen zin hadden om huizen te bouwen waar niemand wilde gaan wonen. Uiteindelijk is de wet dan toch ingetrokken en staan er intussen weer hotels, bars en restaurants langs de kust. En de meeste daklozen werden ondergebracht in houten huizen : basic maar zeker niet mensonwaardig.

Droomhotels

Er zijn klassieke vijfsterrenhotels, zoals De Earls Regency (rond 150 dollar) in Kandy. The Lodge (tussen 109 en 156 dollar) in Habarana, Culture Club (tussen 136 en 199 dollar) in Dambulla en Palm Garden (tussen de 77 en 142 dollar) in Anuradhapura (alle drie in de regio van de oude hoofdsteden) zijn uitgestrekte resorts met losstaande huisjes. Meestal grenzen ze aan een natuurgebied, met bijbehorend romantisch uitkijktorentje.

Aan de kust : Saman Villas (tussen 180 en 430 dollar), 27 kamers, op een rots boven de zee in Bentota. Smaakvol, erg zen (met een fluitspeler tijdens de avonduren), een zwembad dat spectaculair tot aan de rand van de rots komt, en romantische dinerlocaties. Nog intiemer, zes kamers groot, is Apa Villas (vanaf 120 dollar), in het binnenland van Galle aan de zuidkust. De uiterst smaakvolle en persoonlijke inrichting van het oude huis is het werk van Nikki Harrisson, de vrouw des huizes. Het soort plekken waar ook grote sterren even de intimiteit komen opzoeken.

Praktisch

Reis

Sri Lanka Airlines vliegt verscheidene keren per week rechtstreeks naar Colombo vanuit Parijs, Frankfurt en Londen : www.srilankan.aero

Je kunt overal vlot lowbudget reizen : het openbaar vervoer is goed (neem de trein als het kan : aangenamer en veiliger). Zelf rijden is af te raden. Een wagen met chauffeur kost vanaf 20 euro per dag. Tamil-gebied is minder toegankelijk, hoewel de stranden er mooier zijn en ideaal voor surfers.

Het beste klimaat : tussen december en maart, wel de duurste en drukste periode. Rond half augustus vindt de Perahera plaats in Kandy, het is er dan wel op zijn heetst.

Verblijf

De website van de Sri Lankaanse toeristische dienst, www.srilankatourism.org, biedt onder meer een uitgebreide lijst hotels.

Logeren kan al voor minder dan 20 euro, al mikt het land momenteel vooral op up-market toerisme.

Culinair

Veel en lekker fruit, maar de lokale keuken, rijst en curry, wordt na een aantal dagen vrij eentonig.

Documenten

Een paspoort dat nog zes maanden geldig is, u krijgt ter plaatse een visum.

Munt

1 euro is 120 roepie.

Telecom

Er zijn gsm-netwerken (check met uw operator). Internetcafés zijn overal te vinden.

Inentingen

Geen.

Tekst en foto’s Marc Goldchstein

Een directe lijn verbindt de heilige boom met een scharniermoment uit de geschiedenis : de verlichting van Boeddha.

Lang voor wij zelfs maar de dappersten der Galliërs werden, bouwden ze hier al hele steden.

Het blijft moeilijk te vatten waarom dit vriendelijke volk zoveel conflicten heeft uitgevochten.

Veel gebouwen langs de kust liggen nog in puin, terwijl andere er vlak naast volledig heropgebouwd zijn.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content