Wankelend loopt hij over het erf, klaaglijk miauwend en met een vacht die is samengekoekt op zijn rug. Het doet hem lijken op een komieke kruising tussen een schaap en een tijger in vestzakformaat. Hem, dat is Theo, kater van bijna negentien jaar en krijger op rust. Ook de buurman is het opgevallen dat hij achteruit sukkelt. “Zij loopt niet goed, he ?” zegt hij hoofdschuddend en hij kan het weten, want hij is zelf diep in de tachtig. Hij blijft Theo koppig Sofie noemen, met de halsstarrigheid van oude mensen, hoewel ik hem er al herhaaldelijk op gewezen heb dat zij van het mannelijke geslacht is. Theo trekt zich daar gelukkig niet veel van aan. Hij is het vriendje van alleman en schooit overal, of er nu Witpoot of Jefke naar hem geroepen wordt of een van zijn talrijke andere aliassen.

Dat schooien echter doet hem geen goed. Dat heb ik onlangs ondervonden toen ik hem in een vlaag van zinsverbijstering op drie sneetjes kippenwit trakteerde, terwijl ik nochtans beter behoorde te weten. De volgende ochtend was de hele benedenverdieping besmeurd met uitwerpselen, braaksel en bloed – mĆ©Ć©r dan je voor mogelijk zou houden van Ć©Ć©n kat. Na behandeling met water en een paar flinke scheuten Dettol, stonk het huis drie dagen lang naar een schuiloord voor lichtschuwe wezens.

Door de aftakeling van zijn lever en nieren mag Theo niets substantiĆ«lers meer eten dan dieetvoeding, die er klinisch en onsmakelijk uitziet. Een roofdier in leven houden dat geen schelleke charcuterie meer kan verdragen : je vraagt je af of het niet vecht met de menselijkheid. Is een dergelijk aftakelend bestaan nog waardig voor zo’n oude krijger, die ooit heerser over zeven grote achtertuinen was ? En dan mijd ik het voor de hand liggende rekensommetje nog, hoeveel Afrikaanse kindertjes je van een wisse dood kan redden met de kostprijs van een pak voer “met L-Carnitine, hoogwaardige eiwitten en Anti-oxidant Formule”.

“Misschien is het tijd dat je hem een spuitje laat geven”, opperde een bezoekster onlangs. Ik heb mij daar toen nog kwaad om gemaakt, maar voor het eerst in al die jaren begin ik de “goede dood” in overweging te nemen. Zoals wel vaker, leggen we onze twijfels op de schouders van een specialist. In dit geval de dierenarts Mieke, met wie Theo een oude verhouding heeft van liefde en haat.

Als ik hem in de transportkooi stop, spartelt hij eerst tegen voor de vorm maar begint dan te spinnen, alsof dat nieuwe nest hem wel bevalt. Dat neemt mij natuurlijk weer erg voor hem in. Ik installeer de kooi op de passagiersstoel van de auto. Samen rijden we even later op de ring langs het water, naar het galgenveld. Hij loert erg grappig door de gaatjes, en miauwt maar af en toe. Ik wurm dan een paar vingers in de kooi en krijg een kopje, waarbij ik zijn natte neus voel tegen mijn vingers. Om hem nodeloze stress te besparen, zet ik de radio af. “Stil maar jongen”, bezweer ik zachtjes. “Het komt allemaal wel goed.” Ik voel mij een leugenaar en een verrader.

Mieke belooft mij hem eens grondig in observatie te nemen, en dan “het nodige” te doen. Vier dagen later zit ik terug in de wachtkamer. De venerabele Theo loopt parmantig rond. Vijf kiezen zijn intussen getrokken, de vacht op zijn rug is ontward en uit zijn kaak werd een kwaadaardig gezwel verwijderd. Daartoe diende de pels weggeschoren en de snorharen bijgeknipt. Hij biedt nu de aanblik van een haas die is aangeschoten door bijziende jagers. En zijn symmetrie liep al niet over, met dat verfrommelde oor dat sinds kattenheugnis tegen zijn kop ligt geplakt, als gevolg van een compleet uit de klauwen gelopen gevecht.

“Er was wat werk aan”, zegt Mieke luchtig, “maar het beest is nog kerngezond voor zijn leeftijd. Spuitje geven ? Ik zou niet weten waarom.” Ik leg een bedragje op tafel dat sommige mensen decadent zouden vinden om het bestaan van een stokoud huisdier te rekken. Maar ach, sommige mensen. Even later rijden we huiswaarts, in maanlicht dat weerspiegelt op het zwarte water. De dieselmotor spint als een verkouden kater. Theo lijkt zich meer en meer op zijn gemak te voelen in de automobiel. Hij is zich zelfs niet bewust van de dood die aan zijn hielen heeft gelikt, daar waar ze sprekend op konijnenpoten lijken.

Reacties : jp.mulders@skynet.be

Jean-Paul Mulders

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content