Linda asselbergs

Linda Asselbergs/Koen Fillet

Ken je dat, Koen ? Op een trouwfeest of andere festiviteit in een flits moeten beslissen of je aansluit bij de polonaise ? Niet dat ik nu zo graag met een onnozel hoedje op en mijn handen op de klamme schouders van een halve onbekende door slingers en confetti waad. Strikt genomen is er maar één ding erger dan deel te nemen aan de polonaise : er niét aan deelnemen, als enige van een volslagen teut gezelschap. En laat mij dit nu vaker dan mij lief is overkomen : aan de kant blijven staan, er niet bij, wegens even niet opgelet of domweg te sloom. Zodat dingen ongedaan blijven en woorden ongezegd. En er soms levenslange misverstanden ontstaan. Wacht, ik probeer het wat beter uit te leggen.

Een jaar of zes geleden was ik met fotograaf Gerald Dauphin op reportage in New Mexico. In Taos, geboorteplaats van westernheld Kit Carson, belandden we in Moby Dickens, de droom van iedere bibliofiel. Een wat verweerd houten huis met veranda en knusse hoeken, waar je domweg op de grond kon gaan zitten en je verliezen in papieren dromen. Veel boeken over native indians, over pioniers en de plaatselijke kunstenaarskolonie. Schrijver D.H. Lawrence was in Taos gepasseerd, kunstenares Georgia O’Keeffe sleet in de buurt haar laatste jaren. Eigenaar van Moby Dickens was Art Bachrach, een gewezen oceanograaf die zich na zijn pensioen in het bepaald waterarme New Mexico teruggetrokken had. Witte baard, twinkelende ogen, een schone mens, die ons ondanks de pijn in zijn versleten heup een avond lang op drank en schitterende verhalen trakteerde. Zodat ik de volgende morgen wist : hier is iets gebeurd, dit ga ik nooit meer vergeten.

Om een lang verhaal kort te maken : een paar maanden geleden was ik opnieuw in Taos. Moby Dickens was er nog steeds. Maar Art was nergens te zien. En domme trien die ik ben, ik heb niet naar hem gevraagd. Uit verlegenheid, angst dat hij dood zou zijn? Spijt natuurlijk, dikke spijt, nog voor het busje de stad uitreed. En nog meer sinds enkele weken, nu Gerald er niet meer is. Het was misschien wel onze mooiste reis samen, hij had graag over Art gehoord. Vandaar mijn voornemen voor 2008, Koen : alerter zijn, mijn mond opendoen als het nodig is. Omdat ik uit ervaring weet dat ik meer spijt heb van dingen die ik niét dan van stommiteiten die ik wel gedaan heb.

koen fillet

Ik ken dat, Linda. Niet de twijfel over de polonaise evenwel. Dat is nee. Altijd. Ik vlucht desnoods richting sanitair, of ik verberg me een kwartiertje in de auto. Dansen is mijne regel niet, noch het eenvoudige achter elkaar hossen, noch het intelligentere werk van tango of wals. Ik voel dat niet, ik begrijp niet hoe je met twee benen een driekwartsmaat gedanst kan krijgen. Wiskundig rammelt dat, dus laat ik het aan me voorbijgaan en troost me met de gedachte : muzikanten dansen niet. Ik ben geen muzikant, maar ik heb wel ambities in die zin. Niet-dansen is alvast een begin. Maar ik deel jouw twijfel wel van doe ik het of doe ik het niet. Zeg ik het of zeg ik het niet.

Het makkelijke aan dit soort problemen is dat de tijd ze oplost in onze plaats. Lang genoeg twijfelen en kijk, het momentum is voorbij. In dubio abstine, bij twijfel niet handelen. Later misschien. Goh, wat zal ik het druk hebben, later. En dan komt plots wijdbeens de dood tussen jou en later te staan.

Ik heb mij meermaals voorgenomen mij te vermannen. Later is nu, denk ik dan, er is geen tijd voor : zeg ik het of zeg ik het niet. Er moet gesproken worden. Meermaals heb ik de woorden geproefd en geoefend waarmee ik het zwijgen wou doorbreken. Des nachts heb ik argumenten verzameld, in zinnen gegoten, gebaren en stiltes ingestudeerd, een toespraak bij elkaar gedroomd waar geen speld is tussen te krijgen, tegelijkertijd onweerlegbaar en vriendelijk, zodat niemand me mijn woorden kwalijk zal kunnen nemen. Zodat elkeen elkeen zal aankijken, en zachtjes zal fluisteren : zo is het, iemand moest het zeggen. Het fluisteren wordt spreken, het spreken wordt roepen en het roepen handelen. Nooit zal de wereld nog zijn wat hij geweest is, later is nu ! ’s Ochtends, als ik wakker word, weet ik de zinnen nog. Maar dan zet ik een voet op de koude grond en ik voel ze wegvloeien, woord voor woord. Ik verzet me, maar het voelt als wolken pakken – al heb ik nog nooit een wolk gepakt. Ze is er, die wolk, maar precies door ze te pakken roer ik ze kapot en wordt ze opnieuw ‘nietsigheid’. De woorden lossen op in vaagheid en nog voor ik aan tandenpoetsen toekom is mijn hoofd weer leeg. Het redden van de wereld zal voor een volgende keer zijn.

koenfillet.blogspot.com

In deze tweewekelijkse brievencolumn buigen Linda Asselbergs van Weekend Knack en Radio 1-journalist Koen Fillet zich over prangende kwesties.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content