Geen zeven wereldwonderen in de Zuid-Spaanse havenstad Cádiz. Geen ‘zien en sterven’-toppers. Wel Andalusië in een ontstellend onversneden versie. En met een sluipschietende charme.

Ongetwijfeld een kleine minderheid die op het decor heeft gelet, maar hier was het dus dat Halle Berry in een oranje niemendalletje Ursula Andressgewijs uit de golven defileerde, in de James Bondprent Die Another Day. Niet in het Cubaanse Havana, zoals ze ons nochtans deden geloven. Wel hier, aan het gezapige stadsstrand La Caleta van de Zuid-Spaanse havenstad Cádiz. Dat de wissel onopgemerkt kon gebeuren, zegt veel over Cádiz. Over zijn aanblik. Ook over zijn geschiedenis. In zijn gouden eeuw, de achttiende, vormden Cádiz en het Cubaanse Havana een goed geoliede haventandem : de vloot uit de kolonies groepeerde zich in Havana, vanwaar rechtstreeks koers werd gezet naar Cádiz, de enige Spaanse haven waar die mocht binnenvaren. Dat privilege legde de stad geen windeieren. Dat is te merken aan de soms arrogant grote koopmanswoningen en imposante Catedral Nueva met enorme koepel van flitsend gele azulejo’s. Maar goed, vandaar dus dat Havana en Cádiz onvermijdelijk ook uiterlijk naar elkaar begonnen te knipogen, over de Atlantische Oceaan heen. En zeker de brede wandelboulevard aan het La Caletastrand, met palmbomen, fortrestanten en voluit doorleefde achttiende-eeuwse gebouwen doet Cubaans aan.

Open vizier Even aanwezig is dat andere stuk verleden : de Moorse bezetting, die eeuwenlang als eb en vloed over de plek spoelde en een mudejarspoor door de stad trok. Al is dat dan wel niet uitzonderlijk hier in Andalusië, dat tenslotte in zijn geheel eeuwenlang op de wip heeft gezeten tussen oost en west.

Specifieker wellicht is deze karaktertrek : het open vizier. “Echt,” benadrukt gids Dori, “de stad is altijd bijzonder liberaal geweest. Heel open minded, kosmopolitisch. Iets wat uiteraard rechtstreeks voortvloeit uit die eeuwenlange draaischijffunctie : tussen de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee, tussen Afrika en Europa, en tussen de Oude en de Nieuwe Wereld. Het was letterlijk en dus onvermijdelijk ook figuurlijk een open stad.” In 1812 werd hier de eerste Spaanse grondwet getekend, die inderdaad bijzonder liberaal was (maar helaas amper twee jaar heeft standgehouden) : de macht van de vrije pers stond buiten kijf, en die van de koning werd verregaand gekortwiekt. Niet onlogisch dat later, tijdens de Spaanse Burgeroorlog van 1936 tot ’39, uitgerekend deze streek het verzet zou aanzwengelen tegen generaal Franco.

Anno 2006 is Cádiz (het oude intra muros-stadsgedeelte toch) een hapklaar stadje. Overzichtelijk, want als een heus schiereiland aan drie zijden netjes afgezoomd door de Atlantische Oceaan. In welke richting je ook stapt, vroeg of laat wordt je de pas afgesneden door het water of door restauratiewerken. Want het lijkt erop dat de stad met man en macht en in sneltempo de afgebladderde glorie wil opboenen. Onder meer omdat het steeds openlijker toeristen wil verleiden. Tot nu toe kreeg de stad weinig buitenlandse zonnekloppers te slikken. Vreemd eigenlijk, want de Costa de la Luz biedt kilometers (138 zelfs) mooie en nog vrij maagdelijke zandstranden. Voorlopig zijn het vooral de Spanjaarden zelf, van Madrid en omstreken, die voor hun vakantie tot hier afzakken. Goed nieuws voor de buitenlanders die er wél raken, want dit is daardoor ook grofweg La España profunda gebleven – het Andalusische Spanje in de overtreffende trap. Zelfs de opvallend vrolijke vriendelijkheid van de inwoners is nog niet geërodeerd door toeristenstromen. Al krijgt de stad wel nogal wat buitenlandse dagjescruisetoeristen over de vloer : in de moderne, commerciële haven van Cádiz, Puerto Sherry, meert jaarlijks een driehonderdtal cruiseschepen aan. Op weg naar de Middellandse Zee, of naar Amerika pikken ze één dagje Cádiz mee.

Oudste Europese stad

Dat de stad tijdens ons verblijf bij avonduren een eerder rustige indruk maakt, heeft – ontdekken we al vlug – veel te maken met de populaire Feriadel caballo (paardenkermis letterlijk) die net deze week aan de gang is in de nabijgelegen stad Jerez de la Frontera. De Feria heeft iets van de Gentse Feesten, maar dan met meer kleur, paarden, flamenco en sherry. Én verleiding. In het stadspark is een klein dorp nagebouwd, waar de cafés en restaurants uit de stad elk hun eigen huisje of casetta hebben opgetrokken. Vrouwen, jong en oud, heupwiegen rond in traditionele, felgekleurde en kegelvormige jurken. Mannen, vooral de oudere garde, in elegante ruiteroutfit en strakke sombrero’s. Ruiters uit nabijgelegen maneges rijden rond op hun mooiste paarden met een glas sherry in de hand (waaruit zelfs geen druppel ontsnapt als het paard steigert) en al in de vroege middag worden de eerste Sevillana’s een soort basisflamencodans – ingezet, zelfs door hippe jongelingen. Diezelfde jeugd host overigens tot in de vroege uren rond met grote karaffen rebujito in de hand, een mix van sherry en – heus waar – Sprite. De verplichte Feriadrank, en wonder boven wonder nog best te drinken.

Een waarschuwing : de charme van Cádiz en omstreken is gevaarlijk. Het is er een die achteloos fluitend en sluiks je hart steelt. Geen wereldwonderen, geen must sees, geen verleidingspogingen met de voeten vooruit. Cádiz is de schijnbaar koele minnaar die je doet zwichten voor je het goed en wel beseft. Eén zonsondergang op La Caleta, en je wilt er blijven. Misschien omdat je er op de een of andere vreemde manier de vele eeuwen voelt ademen. Al drieduizend jaar geleden immers stichtten Fenicische kooplui (de legende houdt het op Hercules) de stad, en daarmee zou Cádiz de oudste stad van Europa zijn. Of misschien is het de universiteit die de stad die magnetische vibe helpt te geven. Hoe ook. Je vertrekt er met een stukje hart minder. Klinkt pathetisch ? Zou kunnen, maar zoete pathos is dan ook nergens minder ‘fout’ dan hier, in het flamencohuilende en groothartige Andalusië.

Door Guinevere Claeys I Foto’s Charlie De Keersmaecker

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content