Hij werkt met contrasten en speelt met kleuren, materialen, muren en volumes. Maar steeds uitgaande van de persoonlijke dynamiek van de bewoners. Een van de allereerste privé-woningen van de hand van architect Ettore Sottsass staat in België.

In de geschiedenis van het design is hij een monument. Met zijn 81 jaren heeft Ettore Sottsass jr. nog zopas – samen met zijn vennote en vriendin, de Amerikaanse architecte Johanna Grawunder – de laatste hand gelegd aan een woning die hij tot in de kleinste details heeft ontworpen. Honderden schetsen en bijna evenveel schaaltekeningen heeft het gekost om aan de wensen, de noden en de verwachtingen van de opdrachtgevers te voldoen. Gelukkig dragen zij Sottsass in hun hart, zodat ze hem de hele verwezenlijking, tot en met de kleur van het bankstel en de vorm van de trapleuning, volledig hebben toevertrouwd.

De woning is een totaalproject, een intellectuele constructie, die enkele typische trekjes van Sottsass’ kijk op de wereld verenigt. Het huis bestaat niet uit één monolithisch blok, maar uit verscheidene regelmatige, geometrische eenheden, die zich van elkaar onderscheiden door hun volume en hun aankleding. Ook de typische interactie tussen vormen, kleuren en materialen, dat je ook in zijn recente werk terugvindt, is een gegeven dat niemand onverschillig kan laten.

Ettore Sottsass jr., zoon van een architect en zelf architect met een diploma van de polytechnische school van Turijn, keert terug naar zijn oorspronkelijke roeping, na een lange carrière in de designwereld. Ter herinnering: in 1958 ontwerpt hij voor Olivetti “na zes maanden treuzelen en zes dagen intensief doorwerken” Elea 9003, de allereerste Italiaanse elektronische unit. Daarna tekent hij nog tal van ontwerpen voor computers en aanverwanten, die echter aan de aandacht van het grote publiek ontsnappen. Maar in 1969 verschijnt Valentine, de kleine, rode, draagbare schrijfmachine, die een ongelooflijke bestseller wordt. Een schot in de roos.

Sottsass is dus onlosmakelijk verbonden met Valentine, maar ook met de beweging die door hem werd opgericht en de magische naam Memphis draagt. Een naam die hem werd ingegeven door een liedje van Bob Dylan, “The Memphis blues again”.

De officiële geboorte van Memphis werd gevierd op 19 oktober 1981, tijdens de meubelbeurs van Milaan. Memphis stond zowel voor een beweging die ontwerpers uit de hele wereld samenbracht als voor een happening die quasi een bloemlezing was van de jongste ontwikkelingen op het gebied van meubilair.

Wat eigenlijk een moment, een kreet had moeten zijn – 64 meubelen, voorwerpen en stoffen waarvan het onevenwicht en de kleuren de voornaamste troeven waren – maakte zoveel ophef dat Memphis moest blijven bestaan en produceren. Vijf jaar later stapte Sottsass eruit, omdat hij nu eenmaal een voorstander is van het efemere en van mening is dat een zaadje, eenmaal gekiemd, voort kan leven zonder hem.

Nog een voorbeeld van zijn veelzijdigheid: in 1981 ontmoet hij Doug Tompkins, de grondlegger van Esprit. Voor dit bedrijf ontwerpt hij, met zijn bureau Sottsass Associati, de winkel in Melbourne en daarna ook alle showrooms in Duitsland.

Maar naast al die uiteenlopende projecten waarvoor hij zich met zijn team onvermoeibaar inzet, wijdt hij zich in zijn eentje aan het uitgeven van objecten en grote meubelen, die stuk voor stuk met materialen, vormen en kleuren lijken te spelen, zoals een kind met zijn bouwdoos.

Op het eerste gezicht lijkt de architectuur waaraan hij zopas met de technische bijstand van zijn agent Ernest Mourmans de laatste hand heeft gelegd, in diezelfde lijn te liggen. Je zou kunnen denken dat het om een etaleren van stijlen gaat, de bevestiging van een architect die begaan is met het imago van een omhulsel dat hij mag signeren. Maar voor Sottsass is architectuur slechts een afgeleid product. “Ik vind niet dat architectuur een monument is dat van buitenaf bekeken moet worden, want dan weet je niet wat je moet doen om er binnenin te leven. Voor mij, voor ons, is architectuur in de eerste plaats iets waarin gewoond wordt. Dat ze leuk is om naar te kijken, komt op de tweede plaats. We vertrekken van de dynamiek van de mensen die het huis bewonen. We proberen een huis op te vatten als een uitwas, als een entourage van het menselijk lichaam. En met lichaam bedoel ik niet alleen de fysieke contouren. Ik betrek er ook de psychologie bij, het gevoel voor ritueel. Terwijl we ontwerpen, vragen we ons af: wat zie je van hieruit, wat gebeurt er wanneer je je van hier naar daar beweegt? Dat is dynamiek.”

Die aandacht voor de bewegingen van de blik en het lichaam wordt al meteen duidelijk wanneer je het hart van de woning betreedt: een grote patio die elektrisch blauw werd geschilderd en waar veel licht en lucht binnenkomt. Rond de grote ruimte – een metafoor voor de mediterrane beschavingen – loopt een transparante gang die uitzicht biedt op de vertrekken van de woning en op de tuin. Die tuin is zo opgevat dat hij als het ware deel uitmaakt van de bewoonde ruimte.

Schuif je aan de vier kanten de glazen deuren tussen de kamers en de gang open, dan reikt de patio tot in de woning en is het verschil tussen binnen en buiten nog nauwelijks merkbaar. Zijn de deuren dicht, dan lijkt de patio ingesloten in het hart van de woning en wordt de gang errond belangrijker, ludiek zelfs door het voortdurend veranderende kleurenspel op de muren.

Vooraleer we de woonruimte verkennen, blijven we even stilstaan in de hal: een toren. Bewuste of onbewuste verwijzing naar de zogenaamde campanile die in Noord-Italië naast de kerken staat? De toren lijkt hoger dan hij is door zijn bescheiden greep op de grond en zijn sterke rode kleur.

Maar achter de zwartgelakte deur ziet het er heel anders uit. De binnenkant is helemaal blauw, kleur van de zuiverheid, van het water en van de lucht. De wand is bezet met duizenden vierkante ceramiektegeltjes die door bovenlicht beschenen worden. Er staat enkel een witmarmeren boeddha in een nis, een prachtig beeld uit de achttiende eeuw.

Die nood om de overgang te markeren tussen buiten (“de hel, het onbekende”) en de persoonlijke leefwereld is een constante bij Sottsass. Hij schreef erover in een fotoboek rond muren, dat verscheen bij Terrazzo in Milaan. “Zware stenen muren zijn ook een vrijwillige en definitieve scheiding tussen orde en chaos, tussen een veronderstelde sereniteit aan de ene kant en barbaren, veroveraars en moordenaars aan de andere kant. Ze vormen een scheiding tussen leven en dood, tussen enerzijds de zoete dagen van de liefde en aangename dagen van verpozing en anderzijds bloed, vuur, verkrachting en marteling. Ik zie oude muren als een metaforische bescherming van eindeloze eenzaamheid, ondraaglijk wachten, nostalgie…”

Sottsass is iemand die veel reist, die voortdurend op zoek is naar de essentie van wat elke beschaving te zeggen heeft. In alles wat hij bouwt, verwerkt hij herinneringen aan zijn verblijven in de meest uiteenlopende culturen zoals India, Japan, Nieuw-Guinea, maar ook de Verenigde Staten, Duitsland… en niet te vergeten zijn eigen thuisland: Italië, van noord tot zuid.

Hij noemt dit een cultuur van fragmenten: “Wij evolueren niet meer in één enkele richting. Wij volgen geen aangehouden logica meer. Wij leven in stukjes en het typische daaraan is dat we een bloemlezing van fragmenten samenstellen, naar het beeld van de hyperlinks die tegenwoordig onze kennis en onze cultuur kenmerken.”

Natuurlijk zijn er de architecturale en decoratieve elementen. Maar los daarvan is deze woning zowel vanbinnen als vanbuiten erg apart omwille van de kleurcontrasten – die vaak nog onderstreept worden door de keuze van de materialen. Het meest exclusieve, verfijnde materiaal staat zij aan zij met het meest ruwe en rudimentaire. “Die confrontatie tussen materialen zorgt voor elektriciteit. Al onze tentoonstellingen zijn gebaseerd op die confrontatie. Ik zet bijvoorbeeld ontwerpen van heel fijn porselein op een ruwe sokkel van lava.”

De grote kleurvlakken roepen een gelijkaardig effect op. “Onze huidige kleurencultuur is heel artificieel. Kleuren worden niet meer bepaald door pigmenten. Neem nu televisie, neon, reclame… zij confronteren ons met nieuwe kleurtypes, nieuwe lichtbronnen. Alles om ons heen is fluo. Ik heb me op die nieuwe aanpak geïnspireerd door af en toe te kiezen voor sterke kleuren, zoals dat blauw in de patio. Uiteraard zullen we in een leefruimte, waar mensen zich langer ophouden, minder fluorescerende tinten gebruiken.”

In andere vertrekken, waar rust noodzakelijk is, voor zowel lichaam als geest, zijn de kleuren gedempt. De badkamer van de ouders is daarvan een prachtig voorbeeld. Het meubilair daarentegen is dan weer verre van onopvallend en wordt door middel van spiegels verheven tot een ware ode aan de schoonheid. Het is een van de sterkste ingrepen van Sottsass in dit interieur. Zowel wat de inbouwmeubelen als wat de losse meubelstukken betreft. Er staan stukken die in beperkte oplagen in de handel te vinden zijn, maar hij ontwierp ook maatwerk van zeer hoogstaande kwaliteit. Bij de talrijke inbouwkasten ging de aandacht vooral naar de zichtbare afwerking. In samenwerking met Ernest Mourmans, die voor hem fineer van zeldzame en exotische houtsoorten uitzocht, creëerde hij prachtige staaltjes van hedendaags inlegwerk, met ebbenhout uit Madagascar bijvoorbeeld. De boom waarvan het fineer afkomstig is, had een ziekte die zijn vezelstructuur wijzigde. Wat de meubels tot echte, unieke exemplaren maakt.

Typerend voor zijn stijl is ook het gebruik van andere materialen. Glas voor de transparantie. Zoals bij de kasten die de keuken van de gang scheiden en die opengaan als Venetiaanse blinden. Aluminium profielen voor de buitenkant van de garage – technische ruimte bij uitstek. En voor het tunneltje dat uit de keukenmuur lijkt te komen, richting eetkamer. Een verwijzing naar de hoogtechnologische keukens van vandaag.

Keuken en eetkamer bevinden zich aan één zijde van de patio, vlakbij de garage, waarlangs de etenswaren worden binnengebracht. De zithoek ligt aan de overzijde, vlakbij de slaapkamers. Dit is de hoogste ruimte, meer dan zes meter, wat plaats maakt voor een mezzanine met bibliotheek. De twee niveaus zijn verbonden met een wenteltrap, die het idee van opstijgen nog versterkt.

Dat Sottsass veel belang hecht aan transparantie en mogelijkheden zoekt om het blikveld te verruimen, bewijst de gedeeltelijke schuifwand die de zithoek van de gang scheidt. Als hij openstaat, is bijna de hele benedenverdieping zichtbaar.

De sobere beukenhouten trap met indrukwekkende leuning van roestvrij staal levert nog maar eens het bewijs dat hij niets aan het toeval overlaat. Dat alles heel zorgvuldig werd uitgekiend. Zonder dat de aanwezigheid van de architect de bewoners verstikt.

Het glas, de ruime volumes, de dynamiek van de gekleurde oppervlakken vertellen dat deze hele constructie opgevat is als een verademing. Een woning gebouwd voor mensen in beweging. Mensen die meegaan met hun tijd, en met de natuur die hen omringt.

Tekst en foto’s Jean-Pierre Gabriel

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content