Texas, de staat waar president Kennedy werd doodgeschoten, heeft nog altijd wat van het wilde Westen. Een rit – per auto, nu – van Dallas naar San Antonio.

The first shot went right through his throat“, zegt de zwaargebouwde zwarte man met een crèmekleurige linnen tas op de buik. Hij wijst in de richting vanwaar het schot is afgegaan, en vervolgt zijn relaas met gedetailleerde informatie. Over het tweede schot en het derde, het fatale, alweer gekleurd met saillante details. En biedt ten slotte voor vijf dollar het krantje aan waarin het allemaal nog eens nauwkeurig na te lezen valt: The Throat Shot, The Race to Parkland, The Tippit Shooting, The Arrest of Oswald.

Het is zeven uur ’s avonds in Elm Street, Dallas, en bloedheet. De stad laat sinds 48 opeenvolgende dagen meer dan 100° Fahrenheit optekenen en het verkeer is bijna uitgestorven. We staan vlak voor het beroemde grasperkje, dat er verlaten bijligt. In het midden van de weg die onder een spoorwegviaduct doorloopt, is een wit kruisje geschilderd dat bijna is uitgevlakt door het verkeer. Eigenlijk verwijst er weinig naar de dramatische gebeurtenissen van vrijdag 22 november 1963, toen er op president John F. Kennedy werd geschoten. Alleen een kleine koperen plaquette in het gras herinnert eraan, en een monument elders in de stad. En een cynische ondernemer uit Fort Worth organiseert ook dagelijks een rondrit over hetzelfde traject en met een gelijkaardige limousine als die waarin Kennedy zat. Achter ons ligt het voormalige boekendepot, waarvan beelden de wereld rondgingen en waarvan een verdieping meer dan een kwarteeuw na de feiten tot The Sixth Floor Museum werd omgebouwd. Maar het scheelde geen haar of het gebouw was allang van de kaart geveegd.

“Het heeft 26 jaar geduurd voor de inwoners van Dallas de schok te boven kwamen”, vertelt Gary Mack, curator van het museum. ” To lose your president on your doorstep, and to be blamed for it… Er is alles aan gedaan om het gebouw af te breken of op te blazen, om de herinnering uit te gommen.”

Mack komt uit Colorado en kan het allemaal wat vanop een afstand bekijken.” The people here were so traumatised, they tried to ignore it. Aan pompstations elders in de States werden ze uitgescholden als bleek dat ze in Dallas woonden, en in New York werden inwoners van deze stad door taxichauffeurs uit de auto gezet. En toch zakten al die tijd jaarlijks twee tot drie miljoen mensen af naar Dallas, omdat ze er om een of andere reden naartoe gezogen werden, misschien uit nieuwsgierigheid, of uit eerbied. Het is raar om dat te zeggen, maar door de successen van het Dallas Cowboysfootball team heeft de stad weer wat sympathie geoogst, en later natuurlijk door de televisieserie. En dat heeft de inwoners geholpen om hun trauma te verwerken, en om te aanvaarden dat dit gebouw een historische betekenis heeft. Daarom hebben we de zesde verdieping vrijgemaakt om er een museum van te maken. We plannen nog een extra verdieping, omdat bezoekers ook meer willen weten over Jacqueline Kennedy, en over Lee Harvey Oswald.”

Het museum is een toonbeeld van soberheid, met video’s en foto’s die de opgang van Kennedy laten zien, de gebeurtenissen van die noodlottige vrijdag, en de nasleep, met de moord op Oswald. Een indrukwekkende maquette die door de Warren-commissie is gebruikt, brengt de scène haarscherp in beeld. Als we over de eerste emotie heen zijn, leidt Bob Porter, gepensioneerd journalist, ons tot bij de plek aan het raam, waar kartonnen dozen kriskras opgestapeld liggen, ongeveer zoals die er ook lagen op die 22ste november, alleen werd er nu een glazen kooi omheen gebouwd.

Bob, die het verhaal al honderd keer heeft verteld, krijgt een krop in de keel. Elm Street ligt akelig dicht onder ons, veel dichter dan we ons hadden voorgesteld. Het moet voor een scherpschutter een koud kunstje zijn, om van hieruit iemand in een traagrijdende open limousine neer te schieten. Als hij van hieruit heeft geschoten. Want het verhaal is niet af, en dat merkt men aan de reacties van het bezoek. Elke dag wordt er een nieuw gastenboek klaargelegd voor wie er iets in kwijt wil, en elke avond is het boek vol. “Why ? Why does this country kill its leaders ? Why does this country continue to lie for 37 years?” heeft iemand er die ochtend in geschreven.

Dallas is een uit zijn voegen gebarsten metropool, waar olieboeren, bankiers en eigenaars van warenhuizen om de grootste brokken vechten. De stad van Stanley Marcus (van de Neiman Marcus-keten), van de oliebaron H.L. Hunt en van de selfmade man Ross Perrot, het voorbeeld van de Texaan die niet bij de pakken blijft neerzitten. In de kleinere zusterstad Fort Worth, 40 kilometer westwaarts, zwaaien runderboeren de plak, maar Dallas is big business. Van elektronica tot ruimtevaart, van olie tot groothandel. ’s Morgens schuiven de auto’s in file aan over de snelwegen, overdag staan de parkeerterreinen tjokvol, en toch loopt er geen mens op straat.

Downtown is het aardig toeven: koffie met een croissant in de bakery op de hoek, of bij Lombardi’s, een Italiaan wiens keuken naar Amerikaanse normen gesofisticeerd uitvalt. Maar voorlopig staat ons hoofd niet naar spijs en drank. Om de emoties van die ochtend van ons af te spoelen, hebben we behoefte aan een serene plek, en aan open ruimtes. Voor ruimte moeten we naar het Dallas Museum of Art, waar hedendaagse kunstwerken in grote vertrekken tot hun recht komen, en waar ook reeksen etsen van Rembrandt en Dürer, pre-Columbiaanse kunst en porselein om aandacht vragen.

Een paar uur later zitten we in een would-be trammetje dat door een tractor wordt voortgetrokken. Eindpunt van de reis: South Fork Ranch, de locatie van Dallas, de moeder aller soaps die gedurende dertien jaar en 356 afleveringen de halve wereld in spanning hield. In het Visitor’s Center ruikt het naar kitsch. Men kan er de stamboom van de Ewings bestuderen, waarop zowel de officiële banden tussen de familieleden staan aangegeven als de minder formele relaties, de veertien vrouwen van J.R. bijvoorbeeld. Rond de ranch grazen longhorns en liggen er eindeloze vlaktes.

“Ongeveer alles is hier illusie”, zegt Jared Critchfield, die ons rondleidt in de ranch. “Alle binnenscènes van de serie werden in studio’s opgenomen, en zelfs voor de buitenopnames kwamen er allerlei trucages aan te pas. Op tv lijkt het bescheiden zwembad minstens driemaal zo groot, dankzij het gebruik van spiegels en optische effecten. Als J.R. erin zwom, werd hij met een koord ter plaatse gehouden zodat hij flink kon zwemmen, zonder tegen de kant te botsen.”

Het is er muf, maar het enthousiasme van de 300.000 bezoekers per jaar is er niet minder om. Ze snuffelen zonder gêne aan het behang van de Yellow Rose of Texas- suite van Lucy, neuzen in de slaapkamer van Bobby, en loeren binnen in Miss Ellie’s Kitchen. Maar het hoogtepunt is het bezoek aan J.R.’s slaapkamer op de eerste verdieping, waar het blauwe hemelbed van de heer des huizes op een soortement platform prijkt, omringd door cascades of brocade fabric in muted tones of blue, en door Europees antiek en lampen van Waterford-kristal, to complete the combination of elegance and arrogance.

De familie Duncan, fokkers van quarter horses die wereldfaam verwierven, wilde aanvankelijk niet ingaan op het bod van de productiemaatschappij Lorimar om hun ranch voor filmopnames open te stellen. Geld kon hen toch overtuigen, al stelden ze twee voorwaarden: binnen wordt niet gefilmd; buiten enkel van mei tot augustus, zodat de kinderen niet gestoord werden bij hun studiewerk. De Duncans bleven nog een tijd op de ranch wonen, maar bezweken uiteindelijk onder de massale belangstelling die in 1980, toen in de soap op J.R. werd geschoten, werkelijk explodeerde. De familie verkocht het pand, en de nieuwe eigenaar sloeg meteen munt uit het huis: voor 5000 dollar kon wie dat wenste de nacht in J.R.’s kamer doorbrengen, en de Dallas Cowboy Cheerleaders hielden er seminaries.

We beëindigen de rondgang in een zijgebouw waar Jock Ewings Lincoln Continental mark V tentoongesteld staat, de bagagekoffer gevuld met sokken, hemden, hoeden en laarzen voorzien van het beroemde South Fork-logo, die door de koopgrage bezoekers mee naar huis worden genomen.

We laten Dallas achter ons. In een chique Mercedes M-klasse SL55 opgesmukt door AMG, rijden we zuidwaarts over Highway 35. Europees geïnspireerde luxe tussen gigantische trucks en afgeleefde pick-ups. We zijn onderweg naar San Antonio, waar ze lachen met de stijl van de Ewings, met het haastige leven van the first family of Dallas en met de grote geldverdieners. Een tekst op het nachtkastje in het bijna honderdjarige Saint Anthony Hotel omschrijft de essentie van de stijl in deze streek: “Unlike cities such as Houston or L.A., where you can spend your vital years shaking a fist at the guy who just cut you off, San Antonio is offering a kind of slow motion existence, sans roar and rattle, part of the appeal that makes it Texas’ number one destination.

Bezoekers haasten zich in San Antonia naar de diverse historische trekpleisters, lunchen op terrassen langs het water of gaan zichzelf te buiten in het winkelcentrum. Maar als ze wat langer blijven, en stilaan gebukt gaan onder de hitte, ontdekken ze andere, verfijndere vormen van vermaak, zoals het genot van een biertje in de binnentuin van het Menger Hotel, waar de klant nog met ‘gentleman‘ wordt aangesproken, en niet met ‘folks’. Of ze laten zich meeslepen in de sfeer van het oude wilde Westen, en brengen een paar uur door in The Buckhorn op de hoek van East Houston en S. Presa. Het interieur is als een filmdecor: een lange bar met een immense spiegel gedragen door vier zuilen, omringd door een leger flessen. Eromheen, verdeeld over drie muren, hangen honderden dierenkoppen die door de grondlegger van de saloon werden bijeengebracht. Albert Friedrich opende de zaak in 1881 en – om het geheel snel en goedkoop te stofferen – pakte hij uit met een stunt: wie een hertengewei meebracht, kreeg gratis een pint bier of een shot of whisky. Die geweien werden ter plekke tegen het plafond gespijkerd, of later door Alberts vader tot excentrieke meubels omgetoverd, waarvan er in het pand een verzameling bewaard bleef: the world’s most unique collection.

Maar het bleef niet bij geweien. Jagers sleepten algauw gehele beesten aan, en in 1882 kocht Albert voor het forse bedrag van 100 dollar een complete hertenkop met een gewei van 78 takken: nog steeds de trots van het etablissement. Alberts vrouw Emile liet zich evenmin onbetuigd: in ruil voor drank verzamelde ze ratelslangen die ze vilde. De schubben gebruikte ze om er kitscherige kunstwerkjes mee te vervaardigen. Het bleek een tijdrovende bezigheid, want ze had wel 360 slangen nodig voor één klein schilderijtje.

Meer dan een eeuw na Friedrichs fantasierijke start is de saloon uitgegroeid tot een curiosum annex museum dat volgestouwd is met wilde dieren, vissen en vogels van over de hele wereld, en anomalieën als tweekoppige lammeren of schapen met acht poten. Maar eigenlijk gaat het museum over uitzonderlijke mensen, over pioniers die er door hun doorzettingsvermogen in geslaagd zijn om in deze woestenij te overleven.

In een achterkamer maken we kennis met het leven van Adolph en Elisabeth Topperwein die elkaar in 1903 ontmoetten. Adolph was een ervaren schutter, zij had nog nooit een schot gelost. In drie weken tijd bracht de bruidegom zijn geliefde de knepen van het vak bij, en het paar zou wereldberoemd worden. Met de gewerenfabrikant Winchester sloten ze een contract van vijftig jaar, waarin werd overeengekomen dat de Topperweins op shows en kermissen hun kunsten zouden vertonen. De echtelingen schoten elkaar sigaretten van tussen de lippen, of ze tekenden een portret met kogelgaten. Maar het absolute hoogtepunt kwam er in 1907, toen Adolph in tien dagen tijd 72.500 in de lucht gegooide stukken hout wist te treffen en er slechts negen miste. Om die krachttoer tot een goed einde te brengen, maakte hij gebruik van drie geweren die hem om beurten door drie assistenten in de handen werden gestopt, terwijl helpers de houten blokjes opgooiden.

En dan is er Bill Negley, nu 86, die het beu was om met de kogel zijn zoveelste leeuw neer te leggen. Hij keerde terug naar Afrika om er met pijl en boog te jagen op groot wild, en hij schonk zijn trofeeën aan The Buckhorn. Diezelfde Negley sloeg in Cabo Blanco, Peru, nog een 1056 pond zware black marlin aan de haak, en ook dat beest hangt in het museum.

Maar ik reed naar San Antonio voor een ander fenomeen: Richard Turner. Turner is 46, en is sinds zijn zevende bezig met kaarten. Naar hij zelf zegt: tien tot twintig uur per dag, zeven dagen per week, twaalf maanden per jaar. In een hoekje van de saloon schudt hij speelkaarten zoals ik dat nog nooit iemand zag doen. Vervolgens spreidt hij enkele van zijn adembenemende kunstjes tentoon, legt uit hoe bedriegers de black jack winnen, en vraagt dan hoeveel kaarten hij van het stapeltje zal wegnemen: 12, 29, 34? Telkens legt hij feilloos het gevraagde aantal voor ons neer, en hij is de enige ter wereld die daarin slaagt.

Vingervlugheid? Turner ontkent en begint opnieuw, tergend traag: “Om te bewijzen dat het niet om snelheid gaat, maar om handigheid.” In de 28 jaar dat hij zijn brood verdient met kaarten, heeft hij talloze trucs en technieken op zijn naam staan, en alles in sierlijke gebaren. Chirurgen zijn afgunstig op zijn handen, schreef een journalist van de Los Angeles Times onlangs: ” He has remarkable hands, hands any surgeon would be proud to affix to his or her wrist.” Maar het is nooit Turners ambitie geweest om chirurg te worden: als kind werd hij immers blind door een complicatie van roodvonk. Toch bracht die handicap hem niet van zijn stuk. Integendeel, en hij zegt dat zijn vingergevoeligheid waarschijnlijk een gevolg is van zijn handicap. Maar Turner is meer dan een kaartenkunstenaar. Hij reist ook stad en land af met een zelfbedacht lesprogramma voor jongeren, Good Choices, waarmee hij scholieren probeert bij te brengen dat zo’n handicap een van de vele obstakels is die een mens op zijn weg kan vinden, maar dat die geen reden mag zijn om de moed te verliezen. Hij probeert hen ervan te overtuigen dat eerlijk het langst duurt. Geen bescheiden klus in een staat waarover hijzelf zegt: ” Wherever there is one dollar, there is someone to steal it.

Het leven van de Texanen speelt zich nog grotendeels buiten de grote steden af. Daar bloeien de ranches, en heerst de spirit van de pioniers. Tyler Fletcher, een boekhandelaar uit Salado die aan de Parijse Sorbonne studeerde en bij Christie’s in Londen heeft gewerkt, rijdt met ons door het platteland. Hij stopt bij een bord met een niet mis te verstane boodschap: No trespassing. Violators will be shot, survivors will be prosecuted.

“Dit is geen grap”, zegt Tyler. “Wie een vreemde op zijn grond of in zijn huis aantreft, heeft het recht die neer te schieten. Shooting is legal. In de praktijk betekent het meestal: doodschieten. Want een overlevende, dat betekent: jarenlange processen, en daarin heeft niemand zin.”

Tyler wordt wat treurig als we slecht onderhouden landerijen passeren, en herinnert ons eraan dat de eerste pioniers door een sterk en gezond land trokken, met gras dat tien voet hoog reikte: ze zeilden met hun huifkarren door golvend gras. Nu ruïneren cactussen en ceders het land. “Texanen voelen zich vrij, net zoals Californiërs. Dat komt omdat ze lang onafhankelijk zijn geweest, en die trotse zelfstandigheid bestaat nog steeds. Texanen steken nog altijd de handen uit de mouwen en weten van aanpakken, zowel mannen als vrouwen.”

In Salado hebben we een afspraak met Suzi Epps. Zij had een bloeiende architectenpraktijk in Houston, tot ze in 1984 een weekend op de Nottoway Plantation tegenover de Mississippi in White Castle, Louisiana, logeerde. “Mijn man en ik waren verrukt over de accommodatie en de ambiance: het heeft iets in ons losgemaakt.” De ervaring bleef Suzi achtervolgen. Een jaar later ontdekte het echtpaar in Cameron, op 55 mijl van Salado, een verwaarloosd huis uit 1884. “Daar wilden we wat aan doen. Ik liet mijn praktijk achter en begon een nieuw leven”, zegt Suzi.

Het huis werd in zeven stukken gedemonteerd, naar Salado vervoerd en daar op een idyllisch plekje naast de kreek neergezet. Achttien maanden later was The Inn on the Creek opgekalefaterd en van zeven gastenkamers voorzien. In een ervan, de Rose Room, brengen we de nacht door te midden van kussens, antiek en de sfeer van weleer. Het echtpaar Epps haalde elders een tweede huis op, maakte er een restaurant van en verbond beide panden met een overdekte gang. Het houten geheel, in tinten grijs en wit, en voorzien van ramen met een bordeauxkleurig randje, is een juweeltje.

Suzi ging aan het fornuis staan, en schreef over haar gevecht met de pannen: Salado sunsets, grace, elegance and fine dining, geïllustreerd met eigen tekeningen.

Op zondagochtend zit ik met een kop thee in een stoel in het gras bij het water, en luister naar het ruisen van de bladeren en naar de vogels. Op de porch draaien de ventilatoren, de katten wentelen zich in het gras. Over 164 mijl zijn we terug in Dallas Airport, en negen uur later in Brussel.

praktisch

Texas is na Alaska de grootste Amerikaanse staat: 1300 km van west naar oost, van noord naar zuid 1500. Van Dallas naar San Antonio is het een kleine 500 kilometer. Salado ligt ongeveer halverwege, en iets ten zuiden ervan bevindt zich de hoofdstad Austin. Texas grenst aan Mexico, wat betekent dat het er in de zomermaanden erg warm is.

De zustersteden Dallas en Fort Worth liggen amper 50 km uit elkaar, met daar tussen de internationale luchthaven die zo groot is als Manhattan. Dallas is de zakenstad, de andere zit in de sfeer van cowboys en runderen die in de Livestock Exchange Building geveild worden. Fort Worths bijnaam is niet toevallig Cowtown.

Bezienswaardigheden: In Dallas is The Sixth Floor Museum, 411 Elm Street, de topper. Het Dallas Museum of Art (1717 N. Harwood Street) brengt zowel hedendaags werk als klassiekers. Liefhebbers van soaps moeten naar South Fork Ranch, zo’n drie kwartier rijden ten noorden van Dallas.

In Fort Worth mag men de Stockyards-wijk niet missen: de oude Texaanse sfeer, vooral in supersaloon Billy Bob’s.

San Antonio is geschiedenis: de Alamo, de voormalige kerk van de Mission San Antonio de Valero, is een monument voor het handvol Texaanse soldaten dat tot de laatste druppel bloed standhield tegen 6000 Mexicanen. Kerken uit de periode van de conquistadores zijn er genoeg langs de Mission Trail. En vergeet El Mercado niet, de grootste Mexicaanse markt buiten Mexico. Wie interesse heeft voor etnische achtergronden, moet naar het Institute of Texan Culture. Als curiosum, volgestouwd met opgezette dieren, kan het museum in The Buckhorn-saloon tellen.

Voor natuurliefhebbers: in West-Texas, het nationaal park van de Guadalupe Mountains met pieken tot 2600 meter, en de uitlopers van de Chihuahuan Desert.

Kunstliefhebbers kunnen 200 kilometer ten zuiden van het park, in Marfa, de Chinati Foundation bezoeken die in 1986 door Donald Judd werd opgericht.

Logies: De absolute uitschieter in Dallas is The Mansion on Turtle Creek, het beste hotel van Texas. Ouderwets gezellig is The Adolphus: het enige hotel uit het begin van de eeuw dat er nog overeind staat, en bovendien een uitstekend restaurant heeft. Even ten westen van de stad is er de Sheraton Suites, langs de Stemmons Freeway, met een fraai zicht op de skyline van Dallas. In Fort Worth is het Stockyards Hotel (het vroegere Old Cowboy Hotel) heel charmant.

Topklasse in San Antonio: het Menger Hotel, op de Alamo Plaza, dat in 1859 door een Duitse immigrant werd gebouwd. Sarah Bernhardt verbleef er als ze in Texas was, en Oscar Wilde hield van de luxe en rust ervan. Minder luxueus, maar erg aangenaam is St. Anthony, een hotel dat op Travis Park uitkijkt.

In Salado is The Inn on the Creek (www.inncreek.com) onze favoriet: gezelligheid is er gekoppeld aan een uitstekende keuken.

Restaurants: Verfijnd dineren in Dallas kan natuurlijk in The Mansion on Turtle Creek (zie hoger), maar een goede en zeer betaalbare keuze is Lombardi’s (331 Market Street in West End). Voor de beste hamburgers moet men naar Snuffers, 3526 Greenville Avenue.

In San Antonio vindt men de leukste restaurants langs de San Antonio River in het stadscentrum. De meeste hebben terrasjes aan het water. Voor romantische zielen. Voor een pint gaat niks boven de saloon The Buckhorn, 318 East Houston Street.

In Salado serveert The Salado Mansion in Main Street een zeer betaalbare tex-mexkeuken, en er is een overdekte terras.

Sabena vliegt dagelijks met een Airbus 330 rechtstreeks van Brussel naar Dallas. Een ticket in economy kost 9560 fr., in business class 135.960 fr.

Pierre Darge / foto’s Gerrit op de Beeck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content