Ze liepen voor mij uit, op het smalle pad langs het water, en ik weet niet wat het was dat mij zo voor hen innam. Misschien was het de feitelijke vaststelling dat zij iets te dik was, mollig zoals dat zo mooi wordt genoemd, en dat zij enigszins komieke passen moest zetten om hem bij te kunnen houden, die een kop groter was. Misschien waren het haar haren, die van een vriendelijk soort bruin waren en zacht leken, zo zacht dat ze een mens konden troosten in zijn bangste uren.

Misschien was het, bovenal, het fruitsap in haar rugzak dat mijn sympathie opwekte. Fruitsap van een goedkoop merk. Er zat niet meer genoeg in het flesje om er nog van te kunnen drinken, en het nam mij voor haar in dat ze het niettemin achter het net van haar rugzak had geklemd en het niet had weggekeild, in de graskant of in de eerste de beste rivier, zoals veel hufters en hufterinnen zouden doen zonder zelfs maar het vermogen te bezitten zich daarvoor te schamen. Dat zij het integendeel met zich meenam, daar sprak een zorgzaamheid uit die mij beviel.

Ze droegen allebei een rugzak, hij ook een muts bovendien, en ze hielden aldoor elkaars hand vast, alsof het een diertje was dat ze niet wilden doodknijpen, maar dat evenmin mocht ontsnappen. Ze hadden een rimpelloze huid en van die blozende wangen die je alleen maar kan hebben als je nog geen twintig bent. De sympathie waarmee ik hen gadesloeg, verried dat ik zelf al een hele tijd geen twintig meer was en tot die stilaan vermolmde laag van de bevolking behoor die weet dat de 100 ooit de 900 is geweest, in mijn bedrieglijke geheugen niet eens zo heel lang geleden. Waarom ze dat noodnummer veranderd hebben weet ik niet, misschien omdat ze daar gewoon zin in hadden, misschien omdat het met een kiesschijf te lang duurde om de 9 te draaien – o help, een kiesschijf. De tijd is niet veraf meer dat de kennis van dat woord zal betekenen dat je oud bent, zoals het schrijven van U met een hoofdletter of de toevoeging van een -t aan de gebiedende wijs. Het jezelf mevrouw noemen aan de telefoon.

De wandeling die ik maakte, was weinig avontuurlijk, ze leidde mij van de ene naar de andere vermoeiende vergadering, waar respectievelijk over de vernieuwing van een lift moest worden gesproken en over de correcte invulling van fiches met de spannende naam DITS-35. Toch genoot ik van de voettocht, met een intensiteit die mij deed beseffen dat dit het enige echt belangrijke was, zo pijnloos door de stad te kunnen lopen, vrij, op soepele gewrichten, kijkend naar een verliefd koppeltje en naar zachtbruine lokken en een restje fruitsap in een fles, de geur van de rivier op te snuiven die al zoet was, het licht van de ondergaande zon te zien weerkaatsen in de ramen van de appartementsgebouwen, het licht dat belooft dat het uiteindelijk toch weer zomer wordt, na de somberste februari, in dit jaar dat qua rampspoed de kroon spant. De vogels die al anders fluiten. Het is een staat van genade die ik te zelden bereik, vertroebeld als het bestaan is door mankementen & misverstanden & soms ook gewoon door kwaadwillige mensen. Maar toch een staat van genade die ik vaker bereik dan vroeger. Misschien is dat het voordeel van géén twintig meer te zijn, en niet meer over alles te twijfelen en onzeker te zijn, en niet langer te denken dat het geluk te vinden is aan die kant van de wereld waar je toevallig niet woont.

Het geluk ligt in een oogopslag, in een speelgoedlocomotief die je na dertig jaar weer aan de praat krijgt, in de geur van gesmolten soldeersel, in Janneke en Jip, in schoenen die duurzamer blijken dan je ooit had verwacht, in de flauwe flopmopjes van je dochtertje, in de honger als je uit het zwembad komt, in een zin die je vijf keer leest in een boek, in een ginkgoboompje dat na de winter onverwacht weer blaadjes krijgt, in het smaakverschil tussen een jonge Orval en een die al zes maanden heeft kunnen rijpen, in je vriendin die je in de schemer aan haar elegante tred herkent – en in zo nog een paar duizend onbeduidende dingen.

Aan wie dat zelf niet heeft ervaren, valt zulks natuurlijk moeilijk uit te leggen. Maar dat is niet erg. Voor die personen zijn er gelukkig horloges die het jaarloon kosten van een verpleegster, nummerplaten als JAN007, commerciële ruimtevaart, maaltijden van driesterrenchefs die in dozen worden thuis geleverd, de Bugatti Veyron, iPods bezet met diamanten, injecties met babyhuid tegen rimpels, en potjes kak uit de Cloaca van Wim Delvoye.

jp.mulders@skynet.be

Jean-Paul Mulders

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content