Elizabeth Garouste en Mattia Bonetti vieren de twintigste verjaardag van hun samenwerking met een groots opgezette retrospectieve tentoonstelling in Le Grand Hornu. “We zijn altijd een beetje marginaal gebleven.”

Proloog 1: De ouders van Elizabeth emigreerden tijdens de Tweede Wereldoorlog uit Polen en Rusland naar Parijs, waar ze een schoenenwinkeltje openden in rue d’Aligre, vlak bij de meubelwinkels van rue du Faubourg Saint-Antoine. In de jaren zestig openden ze een tweede zaak, Tilbury, in de wijk Saint-Germain-des-Prés. Ze verbouwden daarvoor een voormalige bakkerij en behielden nogal wat authentieke details, wat destijds nog bijzonder was.

Toen Elizabeth zestien was, werd ze naar een school in de dure voorstad Sceaux gestuurd. Daar werd ze verliefd op GerardGarouste. “We gingen samen naar de Jardin du Luxembourg, naar de galeries. Hij wilde iets doen in de kunst. En dus heb ik hem zijn eerste verfdoos cadeau gedaan. We waren zestien. Nu hebben we twee kinderen; zijn schilderijen verkopen goed.” Ze werkte aanvankelijk vooral in de zaak van haar ouders. In 1979 ontmoette ze Mattia Bonetti, die als graficus voor Tilbury werkte. “Mijn man schilderde regelmatig decors voor de club Le Palace. Toen in die zaak de privé-club Le Privilège moest worden ingericht, heeft Mattia zich bij ons aangesloten. In 1982 heb ik de schoenenzaak definitief vaarwel gezegd, en heeft de samenwerking met Mattia vorm gekregen.”

Proloog 2: Mattia Bonetti werd geboren aan het meer van Lugano; zijn vader kwam uit Ticino, zijn moeder was Frans-Zwitserse. “Hij werkte voor het cosmeticabedrijf van zijn familie. Ze hebben een tijdlang in de Verenigde Staten gewoond, maar uiteindelijk zijn ze naar Zwitserland teruggekeerd om zich te wijden aan hun grote passie, de kunsthandel.” Op zijn veertiende ruilde Bonetti zijn klassieke opleiding voor een kunstacademie, richting ‘industrieel design’. Op zijn achttiende vertrok hij naar Rome, voor een stage bij een textielontwerper. “Mijn moeder vertegenwoordigde in die periode het Syndicat des Antiquaires Suisses. Tijdens een bijeenkomst merkte haar Franse collega haar jurk op, waarvoor ik de stof had ontworpen. De echtgenote van die man was een beroemde textielontwerpster, Marcelle Calisti, ze had onder meer voor Sonia Delaunay gewerkt. Ze nodigde me uit om bij haar te komen werken, in haar atelier aan de quai Voltaire in Parijs.” Later werkte hij bij Lila Gross, die een bekend stijlbureau leidde. Hij volgde tevens acteerlessen, en was eind de jaren zeventig te zien in enkele obscure films.

“In 1978 ben ik als zelfstandige begonnen. Ik hielp het meisje met wie ik samenleefde kleren te ontwerpen, en tijdens mijn vrije tijd maakte ik maquettes van hout en boetseerklei. Die fotografeerde ik eerst; waarna ik ze bewerkte met verf. Aanvankelijk rolde ik de doeken gewoon op, ik toonde ze aan niemand, maar uiteindelijk heb ik ze toch tentoongesteld.” De samenwerking met Elizabeth Garouste was toen al begonnen: er bleef weinig tijd over voor de ware kunst.

De geschiedenis van Garouste & Bonetti: “In die periode – eind jaren zeventig, begin jaren tachtig – moesten meubels vooral functioneel zijn”, zegt Garouste. “Wij hadden zin om met ornamenten te werken, zin ook in een meer barokke stijl. We zijn eigenlijk heel blindelings begonnen. Er bestonden destijds nauwelijks designwinkels, we konden onze spullen nergens kwijt.”

In 1981 hebben ze zelf twaalf stukken gefinancierd. Hun meubilair was gemaakt van materialen die al in geen tijden door de gevestigde ontwerpers waren gebruikt, zoals papier-maché, gietijzer en terracotta. “We konden onze meubels tonen in een meubelzaak aan de rue Royale in Parijs, Jansen. Het was geen groots evenement, maar we kregen wel onmiddellijk veel aandacht van de pers, onder andere van The New York Times.”

Niet veel later vonden Garouste & Bonetti geschikte verkooppunten in de Parijse galeries En attendant les Barbares en Neotu, en bij David Gill in Londen. Hun werk werd aangekocht door musea, en hun naam werd een begrip, een garantie voor opulente kwaliteit. Ze werken destijds met steen, hout, plastic af en toe, en nieuwe materialen. “Ik denk dat we de meeste affiniteit hebben met houtsoorten en brons, omdat we die materialen zelf kunnen gebruiken; we maken er zelf de modellen mee. De andere materialen zijn te complex om ze intern te gebruiken.”

Ze hebben de voorbije twintig jaar een waslijst huizen en flats ingericht. Op dit ogenblik leggen ze de laatste hand aan een triplex in Hongkong. “Onze klanten zijn meestal nogal excentriek, de enige al wat meer dan de andere. We werken vaak met kunstverzamelaars die geen meubilair vinden dat bij hun verzameling past. Geen traditionele rijken. Die mensen houden over het algemeen niet van ons werk.”

“We willen altijd weten hoe ver een klant wil of kan gaan. Daarna kunnen we beginnen denken. We praten met elkaar, doen voorstellen, discussiëren, discussiëren opnieuw als het moet. Zodra de klant de schetsen goedkeurt, beginnen we met de plannen en daarna laten we alles uitvoeren. Als iemand ons vraagt, dan betekent het dat die persoon van ons werk houdt. En als we iets doen, dan doen we het van A tot Z in onze eigen stijl. En niet, zoals sommige decorateurs, nu eens in Louis XIV, dan eens in Bauhaus.”

In 1987 vroeg Christian Lacroix hen zijn huis, kantoren en boetieks onder handen te nemen. “Op dat moment hadden we wel al een reputatie, maar we verkochten weinig. Na de opdrachten van Lacroix is de meubelindustrie zich in ons gaan interesseren.” En de industrie, tout court. Voor Nina Ricci ontwierpen ze in 1990 een hele reeks schoonheidsproducten, voor Ricard asbakken en een karaf, voor het koffiemerk Carte Noir een kerstverpakking.

Ze ontwierpen een serie bonen voor de driekoningentaarten van de Franse patisserieketen Lenôtre, en tafelgoed voor de kristalfabriek van Daum en de Faïenceries de Gien. Op 14 november onthullen de tientallen vestigingen van Galeries Lafayette de door hen ontworpen kerstversieringen en etalages. Het vlaggenschip aan boulevard Haussmann wordt in een reusachtig theaterdoek gehuld, dat is afgezet met edelstenen van twee meter hoog. Onder de koepel van het Parijse hoofdkwartier hebben ze een kerstboom verpakt in een gouden kooi (het geheel is 24 meter hoog, de boom is van staal en plastic, wat enigszins de magie tempert). Ze hebben de etalages ingericht, het cadeaupapier ontworpen, en een beer van pluche, die Mattia werd gedoopt (verkoopprijs: 11,80 euro). Ze hebben zich geworpen op de uniformen van de verkoopsters, en op de sfeermuziek. De kloof tussen enerzijds hun meubilair en interieurs en anderzijds hun industriële producten lijkt diep, maar is dat niet echt. “We nemen alleen de opdrachten aan die we zelf willen. We hebben nog nooit voor een vuurpeloton gestaan”, aldus Garouste.

En Bonetti: “De vermenigvuldiging van een voorwerp doet niets af aan de schoonheid of de kwaliteit ervan. Het is niet omdat je iets in een grote oplage maakt, dat het waarde verliest. Hoe verklaar je anders dat die karaf voor Ricard zo vaak gestolen wordt? De grote meerderheid van de mensen die zo’n karaf mooi vinden, heeft overigens nooit van Garouste & Bonetti gehoord.”

“We houden van dergelijke opdrachten, omdat je regels moet volgen, aan bepaalde vereisten moet voldoen. We weigeren weinig; het ligt in onze aard om wendbaar te zijn en dingen te doen die we, als we gewoon ons instinct hadden gevolgd, wellicht nooit hadden gedaan.” “Als we meubelcollecties ontwerpen voor een tentoonstelling in een galerie, voor David Gill of voor Neotu bijvoorbeeld, dan doen we wat we willen, in de materialen die we zelf kiezen. Vorig jaar hebben we een hele reeks kasten van ceramiek gemaakt. Als je geen precieze, welomlijnde opdracht hebt, kan je naar hartenlust fantaseren. Zo’n tentoonstelling dient voor ons vooral als vitrine. We kunnen ons dingen permitteren die we niet zouden kunnen doen voor onze privé-klanten, al zijn die soms bijzonder excentriek.” Garouste en Bonetti evoceren en refereren. Maar, zeggen ze: “We kopiëren nooit.” Bij Lacroix dachten ze aan de Provence en verder zuidwaarts: Spanje, Mexico, de huizen van Luis Barragan, torero’s. “Voor een tapijt dat we hebben gemaakt in opdracht van de prinses van Thurn & Taxis was de referentie Ludwig II van Beieren.”

Kitsch, met andere woorden? “We flirten vaak met smaak. Goede smaak, slechte smaak. We laten de mensen graag twijfelen. En zelf twijfelen we ook graag. On aime bien brouiller les pistes. Trachten zo weinig mogelijk referentiepunten over te houden.”

Men kan zich inbeelden dat ze tijdens de hoogdagen van het minimalisme, in het midden van de jaren negentig, minder in trek waren. “We bekijken het minimalisme vooral met betrekking tot ons eigen oeuvre. We hebben natuurlijk zoveel extravagante spullen ontworpen, dat we soms zin hebben om een volstrekt andere richting uit te gaan. Maar het is niet omdat iedereen strakke, eenvoudige meubels begon te ontwerpen, dat wij plotseling hetzelfde zouden doen. We houden van ambiguïteit. Als je een oud meubel koopt van Ruhlmann, dan weet je wat je koopt, dan kan je je niet vergissen. Goede smaak is gemakkelijk.”

Bonetti: “We zijn permeabel. Natuurlijk worden we beïnvloed door de buitenwereld, door algemene trends. Onze recente tentoonstellingen waren bijvoorbeeld iets meer uitgepuurd, iets eenvoudiger. Maar telkens met een flinke dosis fantasie, natuurlijk.”

Garouste: “Ik ben niet sectair. Ik kijk graag rond wat er gebeurt in de kunst, de film, de muziek. Ik ben niet specifiek geïnteresseerd in design.” Design verovert almaar meer de massa, maar daar doet het duo niet aan mee.

Hoewel. Garouste: “Anderzijds is het wel zo, dat wij de eersten waren die opnieuw met gietijzeren voorwerpen kwamen aanzetten. Nu kan je geen interieurzaak voorbij lopen zonder er goedkope kopieën van te zien. In die zin dragen we bij tot de democratisering van design.”

Bonetti: “Het is vooral de industrie die van de interieurmode profiteert, de bedrijven die hun spullen op de Filipijnen laten maken. Misschien moeten we de slechte smaak zien in die inflatie van goedkope producten.” Garouste: “We zijn zelf ook geneigd om voor een groter publiek te werken, maar om de een of andere reden lukt dat niet. Het is zeker niet zo dat we alleen voor rijke mensen willen werken, want zo zijn we niet.” Een bewijs: hun werk voor de stad Montpellier, waar ze de vorig jaar ingehuldigde trams inrichtten.

“In Montpellier waren ze tegen het idee van de tram als machine in de stad. Ze wilden poëzie, een droom. Dat concept was al gedeeltelijk ingevuld door Alstohm, de fabrikant. Wij hebben de interieurs van de tram volledig ontworpen, en gedeeltelijk ook de buitenkant. Daarna hebben we ook de tramhokjes ontworpen, de affichepanelen, de tramkaartjes, et cetera.”

Garouste: “Toen we pas begonnen, was het vooral onze bedoeling ons af te zetten tegen wat thans de mondialisering wordt genoemd. Dat je overal dezelfde dingen vindt. Wij gebruikten ornamenten, terwijl iedereen daar toen erg tegen was, maar ik vond dat mooi. Het is zoals met mode. Je kan je erg goed voelen in een joggingpak, maar soms heeft een vrouw iets anders nodig. Je kunt niet alleen in een uniform leven, zelfs als dat uniform perfect is.”

Bonetti: “Ik denk dat we buiten de tijdgeest staan. Of beter: we maken wel deel uit van de tijdgeest, maar niet van de grote stroming. Gedwongen, overigens. We worden buitengesloten. We zijn wel bekend, maar we blijven marginaal. Daar kiezen we niet zelf voor. We worden opzij gezet. Er bestaat geen consensus over ons werk. Ik denk dat onze aanpak een beetje artistieker is dan die van andere designers. Kunst is het niet, maar er is een verband, een toenadering.”

Garouste: “We storen. Onze tram heeft veel designprofessionals geërgerd. Alles wat figuratief is, stoort. Ze voelen zich aangevallen. Wij hebben zwaluwen op onze tram geplakt. Het publiek is er dol op, maar de vakmensen vinden het maar niets. We hebben nooit beweerd dat we de waarheid in pacht hadden. We doen voorstellen, meer niet. We willen niet de juiste weg wijzen.” Functionalisten zullen ze wel nooit worden. “Een rond bord, daar kun je niet veel meer aan perfectioneren.”

Epiloog: In het knusse atelier van Garouste & Bonetti, op de gelijkvloerse verdieping van een voormalig industrieel gebouw achter een binnenplaats van het elfde arrondissement, kruipen twee schildpadden over de vloer. Ze zijn door haar zoon meegebracht uit Syrië. De zon klopt door het glazen dak, na dagen van kille regen. “De plotse warmte heeft hen uit hun winterslaap gehaald.”

De tentoonstelling Garouste & Bonetti 1981-2001 loopt van 17 november tot 17 maart in de zalen van Le Grand-Hornu, rue Saint-Louise, in Boussu, vlakbij Mons. Van 10 tot 18 uur, maandag gesloten. Inlichtingen: Tel. 065-770 712.

Jesse Brouns

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content