Het was een van die laatste mooie zomerdagen en ik was met vrouw en kind naar de stad afgezakt om ons in een van de afspanningen te laven. Een terras als een oase, met een kelner die je bediende alsof je blij mocht zijn hier te mogen rondkruipen als Scatophaga stercoraria – ook wel strontvlieg genaamd, voor wie minder in het insectenrijk thuis is.

De jonge vrouw voor ons zal een jaar of twintig geweest zijn. Ze was aantrekkelijk en gespaard van alles wat vaak afbreuk doet aan schoonheid, zoals opzichtige make-up, originele tatoeages die je al duizend keer eerder gezien hebt en ringen die de oorlel zo uitrekken dat je op la vache qui rit gaat lijken. Wel droeg ze sandalen, wat zicht gaf op haar tenen maar dat hinderde niet. Hoewel tenen doorgaans niet de meest bekoorlijke zijn van alle vrouwelijke lichaamsdelen, bleef ze het soort vrouw waarvoor sommige mannen sluipmoorden plegen.

Ze was in het gezelschap van een vrouw met soortgelijke sandalen maar dan een generatie ouder – de vrouw, bedoel ik. Moeders en dochters : het blijft een combinatie die mij erg kan fascineren. Soms groeit de dochter op tot een prachtkind en blijft de moeder als een dorre huls achter. Een andere keer, door een kwalijke speling van de genen, is de dochter slechts een afkooksel van het origineel, dat door de moeder tot op hoge leeftijd overtroefd wordt. In dit geval was de moeder een waardige voorgangster, die haar dochter gadesloeg met trots en verbazing.

Zo zaten we daar, door de nabijheid en de opstelling der tafels was het moeilijk om niet naar elkaar te kijken. Ik deed dat zo spaarzaam mogelijk, maar terwijl ik de muur bestudeerde, meende ik uit mijn ooghoek te zien dat ik door haar werd bekeken. Er is het kijken om te zien, en het kijken om te zien of men wordt bekeken en de aandacht krijgt waarop men recht meent te hebben. Hoewel volstrekt anders van natuur, zijn de twee soms moeilijk van elkaar te onderscheiden. Mannen wanen zich nogal gemakkelijk het heertje. Het ligt in hun aard om dat laatste soort kijken te verwarren met het eerste.

Wij dronken chai en fruitsap, in een wereld die vrij leek van bloeddorst en oorlog. De jongelui aan het tafeltje naast ons spraken over wetenschappelijke onderwerpen, afwisselend in het Nederlands en in Engels dat aan de perfectie grensde. “Bumba !”, deed de jongen met blonde krullen quasi-verrast tegen mijn dochter van twee, toen zij haar popje in zijn richting keilde. Een zweem van ironie, maar toch vooral vriendelijkheid. Soms kom je jongeren tegen die je het gevoel geven dat niet alles is verloren.

Op dat moment stonden de moeder en de dochter op. De laatste gaf mij zicht op een strookje vlees tussen rok en topje dat niet goed paste bij de rest van haar verschijning. Toen stapten ze naar buiten, op een manier die het midden hield tussen schrijden en ruisen. “Die was wel erg aanwezig, vond je niet ?”, vroeg mijn vriendin, voor wie ook al menige sluipmoord gepleegd werd. Ik knikte vaag, geleerd als ik heb met dat soort zinnetjes uit te kijken. Ik gaf toe dat de jonge vrouw in kwestie inderdaad niet geplaagd leek door een gebrek aan zelfvertrouwen.

“Ze droeg chique kleren”, ging mijn vriendin voort, “maar ze was vooral erg met zichzelf ingenomen. Zat daar de hele tijd te pronken – terwijl ze nu ook niet zo speciaal was. Rijdt waarschijnlijk in zo’n Mini Cooper.”

“Vrouwen kunnen wreed zijn voor elkander”, zei ik, terwijl ik de kop van de giraffe in de daartoe voorziene cirkel in het boekje van mijn dochter plakte. “Ik had al het gevoel tussen twee magneten te zitten die elkaar afstootten. Soms is het soortelijk gewicht gewoon te groot ; soms is er te veel vrouwelijkheid per vierkante meter verzameld. De zon verdraagt geen zon in haar nabijheid.”

Het was een onhandig compliment en zo leek zij het ook op te vatten, te oordelen aan haar mondhoeken die in een monalisaglimlach omhoogkrulden.

jp.mulders@skynet.be

Jean-Paul Mulders

“Soms is er te veel vrouwelijkheid per vierkante meter verzameld”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content