De wanden van de bar waar ik zit, zijn bekleed met platenhoezen van Franse zangers. Sylvie Vartan, lees ik, Enrico Macias en de onvolprezen Sacha Distel, die er geen last van ondervond dat zijn naam in het Nederlands verwijst naar een plant gekenmerkt door stekelige stengels. Mensen die het Frans als voertaal bezigen, slaan geen acht op die toevallige samenloop van omstandigheden. Evenmin zijn zij bij het gebruik van het woord salami geneigd aan een vuile vriend te denken. Ze snijden de worst gewoon in plakjes.

Naar zulke dingen kan je geest afdwalen, wanneer je je in een etablissement bevindt op de muren waarvan is geschreven: ‘al onze baguettes worden geserveerd met een slaatje’. Die geest van mij is een klotsende constructie. Geen solide monoliet die slechts door één ding tegelijk in beslag wordt genomen, maar een soort slinger-aapje dat van de hak op de tak springt. Soms verwijlt het geruime tijd bij de schaduwrijke gleuf tussen twee zongebruinde borsten. Een andere keer klimt het hoger in het bladerdak en breekt zich het hoofd over de vraag of er een woord bestaat voor al de geheimzinnige dingen die je niet op internet kunt vinden. De vertrektijden van vliegtuigen en treinen, die vind je daar zeker, naast gebruiksaanwijzingen van antimuggenapparaten en bijsluiters van antidepressiva. Je treft er ook geüpdatete

foto’s aan van je klasgenoten van weleer, die inmiddels een vadsige kop hebben gekregen en in de directieraad zetelen van een multinationale onderneming.

Op het internet kun je zelfs een lijst raadplegen van alle Belgische brouwerijen die in de loop der geschiedenis zijn verdwenen: van Sint-Antoon in Gullegem tot De Wever in Dikkele. Die bieren proeven, is echter niet mogelijk. Online kom je niet te weten of god bestaat en wie de liefde wordt van je leven. Ook vind je er niets over al die miljarden mensen uit voorbije eeuwen, die roemloos tussen de plooien van de tijd zijn verdwenen. Soms kan ik daar een schimmig soort heimwee naar voelen: naar bieren die niet meer geproefd en vrouwen die nooit meer gezoend kunnen worden. Herleid tot potaarde – al hebben zij wel degelijk geademd, gezweet en gebaard, en zouden wij zonder hen nooit het levenslicht hebben kunnen aanschouwen.

Dingen waarover op het internet niets valt te vinden, kunnen een mens enigszins ontwrichten. Mocht daar nog geen woord voor bestaan, dan zou het dringend bedacht moeten worden. Misschien bestaat het in andere talen, zoals in het Japans, dat zelfs een woord schijnt te hebben voor vrouwen die er van achteren aantrekkelijk uitzien, maar aan de voorkant tegenvallen. Een lelijk woord is dat. Je mag je niet voorstellen zo’n vrouw te zijn waarnaar jonge mannen toeteren om dan, als ze zich omdraait, verschrikt weer gas te geven. Dat is bijna even erg als afspanningen die namen als De Lekkerbek dragen, of opsporingsberichten op de televisie waarin een verhakkeld mens getoond wordt, lijdend aan ‘voorhoofdskaalheid’, gevolgd door de opmerking: “Deze persoon heeft dringend medische verzorging nodig.”

Mijn slingeraapje blijft dan altijd even op de schouder van die ronddolende stakkerd zitten. Op zulke momenten kan het helpen een glas koele witte wijn te bestellen en je gedachten te laten afdwalen naar andere dingen. Crimson and clover bijvoorbeeld, zo’n woordcombinatie die je al je hele leven kent en waarvan je eindelijk wilt weten wat ze betekent.

Niet veel, zo zegt mijn bijna-allesweter. De woorden kwamen bij Tommy James (van Tommy James and the Shondells) op toen hij op een ochtend met zijn favoriete bloem en zijn favoriete kleur nog in gedachten uit een vreemde droom ontwaakte.

jp.mulders@skynet.be

JEAN-PAUL MULDERS

Soms kan ik daar een schimmig soort heimwee naar voelen: naar bieren die niet meer geproefd en vrouwen die nooit meer gezoend kunnen worden

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content