Ik wil wel een column schrijven, een nieuwjaarscolumn zelfs, maar elk thema dat ik bedenk, leidt steeds weer naar hetzelfde punt: mijn moeders dood. Precies één maand geleden is ze gestorven, en ik verzeker u: één maand (en ook één jaar, geloof me) is niets, hoegenaamd niets als het om de dood van een geliefde gaat. Oké, de eerste schok is nu wel over, de verdoving van die eerste weken stilaan weggeëbd, maar verder is het verdriet nog even hoog en diep. Scherper zelfs, nu alle drukte wat is geluwd. O ja, er zijn ook dagen dat het goed gaat. Dat alles lijkt zoals het was. Alsof er niets gebeurd, niets veranderd is. En dan weer zakt de dag als een pudding in elkaar. Week en zwak.

Niets aan te doen. Het zijn vooral die kleine, onbenullige voorvallen die een dag om zeep kunnen helpen. Haar handschrift in mijn receptenboek. Een diepvrieshapje dat zij nog heeft bereid. Nieuwjaarsbrieven waarop haar naam ontbreekt. Melig misschien, maar net die dingen kunnen toch zo verdomd ondraaglijk zijn. Even verraderlijk als de doffe wanhoop die mij ’s ochtends wel eens overvalt. Zoals vandaag, toen ik wakker schrok, opgejaagd door het geluid van haar laatste zucht.

Ik zat daar weer, naast haar, en liet de nacht gelaten langs mij heen glijden. Gehypnotiseerd leek ik wel door haar moeizame ademhaling die na drie nachten, vreemd genoeg, niet langer angstaanjagend was, maar zalvend, bezwerend, geruststellend zelfs. Zo liet ik mij urenlang meedeinen, alsof ik nooit geboren was, nooit haar moederschoot verlaten had. En plots, zonder enige verwittiging, van het ene moment op het andere, stopte zij met ademen. Doodgewoon. Alsof dat de normaalste zaak van de wereld was. En ik, die dit moment al nachtenlang verwachtte, ja, er op den duur zelfs naar verlangde, schrok mij een ongeluk. Net zoals deze ochtend. Toen ik die laatste zucht weer hoorde. En vooral de stilte achteraf. Vreemd en koud.

Ik stond op, met tegenzin en met een harde knoop in mijn maag. Somber luisterde ik aan de ontbijttafel naar de droom van mijn negenjarige dochter. Na de begrafenis trok zij haar kleerkast open, en daar, tussen haar T-shirts, zag zij haar grootmoeders hoofd liggen. Met open ogen, stel je voor. Het arme kind! Ik trok haar tegen mij aan, en beloofde haar dat ik vanavond weer slaappoeder op haar buik zou wrijven. Het is munttalk, zacht en fris op de huid. Een ritueel dat in mijn huis al jarenlang zijn slaapbevorderende werking bewijst en boze dromen verdrijft.

Ik neem mij voor dat vaker te doen. Haar buik met wit poeder masseren, in lange, golvende cirkels. En ook haar voeten, want dat heeft ze graag. En ook mijn vader vaker op te zoeken. Als Roodkapje, met allerlei lekkers en een goede fles wijn. En naar begrafenissen te gaan. Een echte ‘begrafenisloper’ wil ik worden, want nu weet ik wat een deugd het doet daar plots je vrienden, collega’s en buren te zien opduiken. En doodsbrieven altijd persoonlijk te beantwoorden. Met iets meer dan alleen maar ‘Oprechte deelneming’.

Verder neem ik mij voor dit jaar meer te sporten. Badminton en lopen lijkt me een goed idee. En lange tochten te maken met mijn nieuwe fiets ( Vlaanderen Fietsroute lag al onder de kerstboom). Ordelijker en geduldiger te zijn. Minder obsessioneel mijn werk te doen. Met mijn dochters te gaan winkelen, met mijn zonen naar de film en met mijn liefste naar de zon. Mijn beste vrienden beter te soigneren. Minder meningen te verkondigen. Meer te dansen. Minder te zagen tegen mijn huisgenoten (al moeten ze nu toch eindelijk eens leren de deuren achter zich te sluiten en hun wasgoed niet op de grond, maar in de mand te gooien). Mijn kinderen betere tafelmanieren te leren. Mes rechts, vork links, en niet omgekeerd. Gezonder te eten, minder te snoepen. Mij één keer per jaar op te offeren voor een pretparkbezoek. En kijk, zo is dit nog een echte nieuwjaarscolumn geworden.

ANNEMIE STRUYF

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content