De hoek van Broadway en de 56ste straat. Het licht voor de voetgangers staat op rood. Naast mij op het voetpad hurkt een man tussen twee kleine kinderen. “Kijk,” zegt hij, en hij wijst naar de dertigste verdieping van het ijzeren skelet van een torengebouw in aanbouw, “daar helemaal boven werkt papa.” Er klinkt fierheid in zijn stem. Het licht springt op groen. Ik stap door. Ik kijk even over mijn schouder. De bouwvakker is niet mee overgestoken. Zijn dochtertje en zoontje zijn nog steeds omhoog aan het staren naar wat de hoofdzetel van uitgeverij Random House moet worden. De zichtbare trots van de vader doet me ineens aan mijn broer denken. Zestien jaar geleden liep ik met hem door het World Trade Center. Hij werkte toen als bekister in België. Vol bewondering keek hij naar de details van de mastodont. Toen we na een hele tijd weer buiten stonden, verzuchtte hij: “Zo’n gebouw zou ik graag helpen zetten.” Ik kon zien dat hij het meende.

Elke wolkenkrabber heeft een geraamte van ijzer. De mannen die deze sculpturen assembleren, heten ironworkers (ijzerarbeiders), niet te verwarren met steelworkers (staalarbeiders). Ik zeg mannen want er zijn geen vrouwen die dit soort werk doen, in New York toch niet. De ironworkers zijn de cowboys van de lucht, de rauwe, sexy blueszangers van de hemel. Van alle bouwvakkers zijn zij het gulst voorzien van testosteron. Neem me dus niet kwalijk dat ik hen ontzettend graag in actie zie.

Kijk, daar boven balanceert er net een op een ijzeren balk. Niet naar beneden kijken schat! Ik sta 40 verdiepingen onder hem. De balk waarop hij loopt, is niet meer dan 15 centimeter breed. Aan zijn riem bengelt gereedschap dat misschien wel 30 kilo weegt. Licht als een balletdanser wandelt hij naar de andere kant van de 4 meter lange balk. Als hij valt, dondert hij op het voetpad of met wat geluk op het ijzeren platform aan de binnenkant van het gebouw 9 meter onder hem. Oeps. Daar zwaait een bouwkraan een nieuwe balk in zijn richting. De man gebaart naar een collega die op een van de balken aan de buitenkant van het gebouw staat te wachten. Na enig gemanoeuvreer heeft het tweetal de balk op zijn plaats gekregen. Ze draaien er voorlopige schroeven in en stellen zich in positie voor de volgende.

De mannen werken in een team van twee. Zij zijn connectors (verbinders), de alfadieren van de ironworkers. Zij doen het allergevaarlijkste werk. De balken die de kranen naar boven hijsen, wegen tussen 5 en 20 ton. Connectors houden niet van de harnassen en koorden waarmee de meeste andere ironworkers die achter hen komen zich proberen te beveiligen. Ze vinden dat die hun werk alleen maar gevaarlijker maken. De balken kunnen onverwacht zwenken terwijl ze omhooggehesen worden. De connectors moeten dan in staat zijn om ze vast te grijpen. Of als een felle windstoot een balk doet deinen moeten ze die bliksemsnel kunnen ontwijken. De rillingen lopen langs mijn rug als ik ze bezig zie. Ik zou hun werk nooit aandurven. Soms vallen er doden. In 1907 kwam een op de zeven ironworkers om het leven. Vandaag loopt het zo’n vaart niet maar hoeveel er juist sterven, weet ik niet. Onder druk van de vakbond wordt het cijfer niet vrijgegeven.

De lonen voor ironworkers zijn de hoogste in de bouw: 33,45 dollar (1500 frank) per uur plus allerlei extra voordelen. Om werk zitten ze de laatste jaren niet verlegen. Er heerst een ongekende bouwwoede in de stad. Op Times Square alleen al werden in de laatste twee jaar vier wolkenkrabbers gebouwd. Vorig jaar gaf de stad bouwvergunningen voor 180 nieuwe torengebouwen, vier keer meer dan in 1995. Ondanks het slechte nieuws in Wall Street wordt verwacht dat ze allemaal zullen worden opgetrokken. De New Yorkse ironworkers-vakbond telt 1200 leden. Je mag er zomaar niet bij en als je geen lid bent, kun je als ironworker normaal niet aan de slag. Maar momenteel is er zo’n overaanbod aan werk dat de vakbond er geen graten in ziet als niet-gesyndiceerde ironworkers van buiten de stad een graantje komen meepikken.

Veel ironworkers zijn kinderen, kleinkinderen en zelfs achterkleinkinderen van ironworkers. Uit Duitsland, Noorwegen, Ierland en Canada kwamen avontuurlijke jonge durvers naar New York om de eerste wolkenkrabbers te bouwen. De meest legendarische bron van werkkracht is een klein reservaat van Mohawk-indianen niet ver van Montreal. Niemand weet precies waarom de Mohawks van daar zo van dit werk houden. Al in 1890 werkten ze aan de eerste New Yorkse torens. Tien jaar daarvoor hadden ze hun allereerste kans gekregen bij de bouw van de brug over de St. Lawrence-rivier. Er wordt wel eens beweerd dat Mohawks speciaal begaafd zijn om op grote hoogten te werken maar dat schijnt een mythe te zijn. Een waarschijnlijker uitleg is dat er een nijpend arbeidstekort heerste toen de brug werd gebouwd, zodat indianen plots ook in staat werden geacht om het gespecialiseerde werk te doen. Eindelijk konden de grootste durvers onder de Mohawks een fatsoenlijk loon verdienen. Geen brug of gebouw was hen daarna nog te hoog.

Jacqueline Goossens vanuit New York

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content