Het wordt dé verjaardagsfuif van het jaar : de stad van Peter de Grote en Poetin bestaat driehonderd jaar en om dat te vieren werd er niet op een roebel of een litertje verguldsel gekeken. Weekend Knack reist deze zomer met de lezers naar Sint-Petersburg. Tien goede redenen om mee te gaan.

Ik weet niet hoe dat bij anderen is, maar laat mij los in een vreemde stad en ik verkeer in een staat van milde hysterie. Alles wil ik zien en het liefst allemaal tegelijk. Nog meer in een stad als Sint-Petersburg, waar de geschiedenis je bij elk monumentaal standbeeld op elk monumentaal plein bij het nekvel grijpt. Een stad ook die voor je ogen verandert : plantsoenen zijn net heraangelegd, trottoirs vervangen, paleizen schoongeboend en opnieuw in de verf gezet. Er is de afgelopen jaren al ontzettend veel gebeurd en het gebeurt nog altijd : dag en nacht zijn ploegen werkmannen en -vrouwen in de weer om de keizersstad uit haar bolsjewistische as te doen verrijzen. Het zal mij benieuwen of eind mei, als het vuurwerk van festiviteiten pas goed losbarst, de laatste stelling van de laatste vers geschilderde gevel gepeld zal zijn. Maar in elk geval : er bruist en borrelt hier van alles en daar wil een beetje enthousiast mens natuurlijk bij zijn.

Het begint al bij de eerste blik uit het raam van het Astoria, het riante Jugendstilhotel van architect Fjodor Lidvalle. Vlakbij blinkt de reusachtige bronzen koepel van de Isaäkskathedraal, jarenlang een antireligiemuseum, nu aan de buitenkant in haar volle glorie hersteld. Vanuit mijn bed kan ik de toeristen als hyperkinetische insecten op de galerij zien ronddraven, hoog boven de zaterdagse opgewektheid van een stad waar de rode vlag vervangen werd door de oude driekleur, de hamer en sikkel door kruisbeelden en gouden engelen. Begin mei komt de lente er voorzichtig op toeren. Witkanten bruidjes laten zich met een toeristische Peter de Grote in vol ornaat fotograferen bij de Bronzen Ruiter, waarna ze hun boeket aan het bleekgrijze water van de Neva toevertrouwen. Dat brengt geluk, zo heet het. Geluk dat ze hier goed kunnen gebruiken, want zowel in de realiteit als in het werk van Gogol en Dostojevski was Pieter, zoals de autochtonen het voormalige Leningrad gemeenzaam noemen, al te vaak het toneel van gruwel en afzien.

Liefde voor Sint-Petersburg is altijd dubbelzinnig, beweert mijn Nederlandse gelegenheidsgids Hans Boland. Ontwikkelde al heel jong een passie voor Grote Russen als Dostojev- ski en Poesjkin, werd slavist om ze in de originele taal te kunnen lezen. Promoveerde vervolgens op het werk van de dichteres en dissidente Anna Achmatova en wroet op dit ogenblik op een vertaling van het volledige oeuvre van Poesjkin, een krachttoer waarvoor hij onlangs de Aleida Schotte-prijs kreeg. Boland kwam al in 1972 voor het eerst naar Leningrad, toen iedere westerling nog als een potentiële spion behandeld werd. Na de perestrojka werkte hij er vijf jaar als docent Nederlands, een periode waarin hij de voormalige Russische hoofdstad tot in alle hoeken en gaten exploreerde. Boland beweert dat hij er altijd al een haat-liefdeverhouding mee had.

Het klopt dat zijn onlangs gepubliceerde ‘stadsbiografie’ Sint-Petersburg onderhuids van een kritische instelling en de nodige zin voor ironie getuigt. Maar de liefde overheerst, zoals ook zonneklaar blijkt in de paar dagen dat we samen de stad doorkruisen. Een liefde die trouwens aanstekelijk blijkt. Een aansporing nodig om oostwaarts te trekken ? Dit is voor mij Petersburg op zijn best.

De bronzen ruiter

Tsaar Peter de Grote (1672-1725) is in vele gedaanten in de door hem gestichte stad aanwezig, maar nergens zo heroïsch als op zijn steigerend ros op het Senaatsplein aan de Neva. Onder de hoeven van het beest een forse slang, met de paardenstaart verklonken, goed voor het dramatisch effect en ook om te voorkomen dat het enorme gevaarte zou kantelen. Paard en ruiter en slang staan op een al even indrukwekkende rots, een monoliet waaraan duizend arbeiders anderhalf jaar gesleurd hebben om hem op zijn plaats te krijgen. Al bij al is dit het belangrijkste standbeeld van Rusland, niet het minst omdat Poesjkin er een schitterend verhalend gedicht aan wijdde waarin de arme ambtenaar Jevgeni bezwijkt na in een soort koortsdroom een hele nacht door de bronzen ruiter achternagezeten te zijn. Liefhebbers van de grote Russische literatuur komen nergens beter aan hun trekken dan in Sint-Petersburg, waar Gogol, Tolstoj, Dostojevski et les autres veel van hun meesterwerken situeerden, locaties die nu nog altijd tot de verbeelding spreken.

Een Russische en een Vlaamse reus

Net zoals de figuur van Peter de Grote zelf trouwens, bij leven een vleesgeworden paradox die even gewelddadig als idealistisch en leergierig was. Predikte verdraagzaamheid tegenover andersdenkenden, maar sloeg zijn eerste vrouw in de boeien en liet zijn zoon Alexej martelen en ter dood brengen omdat hij een enigszins afwijkende visie op Rusland had. Bedacht originele foltermethoden (het uittrekken van neusvleugels, je moet maar op het idee komen) en voerde ze bij gelegenheid zelf uit. Ook op andere gebieden was Pjotr Romanov een man van de praktijk. Hij leerde timmeren, metselen, metaal bewerken en schepen bouwen. Dat laatste vooral in Nederland, waar hij veel tijd doorbracht. Vandaar dat Pieter, zijn vernederlandste naam, het koosnaampje werd voor zijn stad.

Op 27 mei 1703 stak de tsaar de eerste paal in de moerassige grond van de nieuwe vesting, die de naam Sankt-Pieterburg zou krijgen. Het gedurfde project in ‘de hel van het noorden’ kaderde in zijn ambitie om van zijn rijk een zeemacht te maken en het een venster op de wereld te geven. De stad vertoont nogal wat bindingen met Nederland, maar ook Vlamingen met (zoals ondergetekende) een enigszins kinderlijke voorliefde voor rariteiten kunnen hun hart ophalen : in de Kunstkamer kan men het geraamte bewonderen van Peters geliefde Vlaamse lijfknecht Bourgeois, een reus van 2,26 meter, nog ruim twee decimeter langer dan zijn meester die in meer dan één opzicht groot was.

(Kunst)minnaars

Voor liefhebbers van meer cultureel verantwoorde rariteiten is er de Hermitage, het voormalige Winterpaleis van de Romanovs, het grootste museum ter wereld en op zich al meer dan reden genoeg voor een bezoek aan de jubileumstad. De aantrekkingskracht van dit enorme complex van meer dan duizend vertrekken is dubbel : een weelde van goud en malachiet, Carrarisch marmer, kristallen kroonluchters en schitterende ingelegde parketvloeren geeft een idee van de levensstijl van de opeenvolgende tsaren en tsarina’s. Een beetje dramatisch onderlegde gids vertelt er de saillante details bij, want naar het voorbeeld van Peter de Grote deden de Romanovs elkaar en de rest van de mensheid met grote hartstocht de duvel aan. Bepaald onderhoudend zijn ook de anekdotes over Catharina de Grote die minnaars onder haar eigen vertrekken en ex-minnaars in omringende paleizen placht onder te brengen, zodat ze voortdurend een oogje in het zeil kon houden. Daarnaast is er de verbijsterende kunstcollectie van de tsaren, van Scythengoud over Griekse en Romeinse sculpturen, Vlaamse wandtapijten, Rubensen en Rembrandts,Leonardo da Vinci’s, Titiaans, Raphaels en heerlijke impressionisten , Matisses, Picasso’s, juwelen, cameeën en de vermaarde collectie Fabergé-eieren toe. Recenter, na de Tweede Wereldoorlog, is een aparte collectie Renoirs, Degas, Cézannes en Gauguins “uit Duitse privé-verzamelingen getransfereerd”, zoals het enigszins eufemistisch heet. Kortom, iedereen vindt in de Hermitage wel iets naar zijn gading en de uitgestrektheid maakt dat je elkaar zelfs op topdagen niet voor de voeten loopt.

Bovendien zijn er tegenwoordig een paar cafetaria’s met perfect eetbare snacks, alsook een internetcafé in het museum. De huidige ingang van het Winterpaleis ligt aan de oever van de Neva. Hopelijk verandert dat binnenkort zodat je door de portiek met de imponerende granieten atlanten (een soort mannelijke kariatiden) binnenkomt. Imponerend is op zijn zachtst gezegd ook het zes hectare grote Paleisplein met de Alexanderzuil achter het Winterpaleis. “Een gedenkteken voor de knoet van de keizer en de nietigheid van zijn onderdanen”, noemt Hans Boland het in zijn boek, wat geen mens zal tegenspreken.

Klatergoud en juichende fonteinen

Stel je Versailles voor, maar dan met een zeebriesje. Voeg er nog een dertigtal paleizen en paleisjes aan toe, de grootste waterpartij ter wereld, met cascades en meer dan honderd vijftig fonteinen, een paar grotten en een massa vergulde kikkers, dolfijnen, vazen en schelpen. Dat alles verspreid in veertien parken en lusthoven, het geheel vormgegeven door de beste bouwmeesters, tuinarchitecten, kunstenaars en ambachtslieden die de tsaren konden strikken. “De Peterhof is als het ware geboren uit het schuim van de zee”, schreef kunstenaar Alex- andrBenois begin vorige eeuw. “De fonteinen zijn geen toegift, maar hoofdzaak. Ze symboliseren het waterkeizerrijk, als een wolk spetters van Peterhofs zee.”

Tijdens de sovjetperiode was de Peterhof genationaliseerd en werden er massale arbeidersexcursies georganiseerd. In de Tweede Wereldoorlog werd het complex zwaar beschadigd. De renovatie, een absoluut prestigeproject, is nog altijd bezig. De prettigste manier om bij de Peterhof aan te komen is per boot vanaf het Winterpaleis. In het zomerseizoen uiteraard, in de winter zijn de gouden standbeelden ingepakt en de fonteinen drooggelegd.

Zonnebaden bij de Neva

De zon schijnt, de hemel is strakblauw, maar warm is anders : ik kan mijn winterjas in elk geval goed gebruiken. Maar op het strandje bij de Petrus- en Paulusvesting zijn de eerste zonnekloppers al op post. Een paar kranige rijpere dames in bikini en heren in minuscuul zwembroekje staan stokstijf tegen de vestingmuur, de armen binnenstebuiten gekeerd, de nek in een hoogst ongebruikelijke hoek. Ja, een mens moet er wat voor over hebben om integraal bruin te worden, wat hier een ware obsessie blijkt te zijn. Typisch Sint-Petersburg ook, dat een voormalig oord van gruwel nu een populaire recreatieplek is. De onneembare burcht op het Hazeneiland was vroeger immers in de eerste plaats een politieke gevangenis, waar Peters zoon Alexej met een kussen gesmoord werd en Catharina de Grote persoonlijk de ondervraging van de kritische schrijver Radisjtsjev leidde, voor ze hem naar Siberië zond.

Zowel Gorki als Dostojevski zaten er gevangen en verder werden er hele horden ontevredenen gekerkerd en gefolterd. Maar kijk, nu lopen er toeristen en schoolklasjes over de vestingmuren en kun je in kraampjes matroesjka’s met de beeltenis van Michael Jackson en Homer Simpson kopen. Nergens heb je trouwens een mooier uitzicht op de schitterende koepels van Sint-Petersburg dan vanaf dit bastion. Binnen de vestingmuren vormt de barokke Petrus- en Pauluskathedraal met haar fijne gouden torenspits en de graftomben van de tsaren het onbetwiste hoogtepunt. Ook de resten van Nicolaas II en zijn familie, geëxecuteerd door de revolutionairen, zijn hier definitief bijgezet, nadat ze recentelijk opgegraven en genetisch onderzocht werden. Mogen Anastasia en haar zusters en broertje nu eindelijk rust vinden bij de klanken van de beiaard, helemaal uit Mechelen geïmporteerd.

De uien van Disneyski

Mensen met goede smaak trekken er hun neus voor op, maar ik vind ze stiekem wel leuk, de veelkleurige uien op de torens van de Christi Verrijzeniskathedraal, in de volksmond de Heiland op het Bloed of smalend Walt Disneyski. Ziet er in elk geval heel Russisch uit, al is het maar omdat de duurste kerk van het imperium een epigoon is van de beroemde Vasilikathedraal op het Rode Plein. Ook aan dit gebouw is weer een bijzonder verhaal verbonden. Alexander II schafte in 1861 de lijfeigenschap af, vierde de teugels van de dictatuur en was dus als tsaar lang niet de kwaadste. Toch werden er ettelijke aanslagen op zijn leven beraamd, waaraan hij telkens als bij mirakel ontsnapte. Maar de terreurbeweging De Volkswil gaf de moed niet op. Onder een straat waar de heerser elke dag voorbijkwam werd een mijn aangebracht. Helaas koos Alex- ander die dag een andere route. Maar De Volkswil had voor alle zekerheid nog vier kamikazes achter de hand. Hun eerste bom miste, maar de tweede was eindelijk raak.

Op de plek van zijn dramatische dood werd ter ere van de keizerlijke martelaar een kleurrijk mozaïekbouwsel met knolvormige torens opgericht, waaromheen zich nu een toeristenmarktje genesteld heeft. Daar worden nu naast de obligate matroesjka’s en beschilderde eieren als grappig hebbeding ook de stichtelijke marxistische affiches verkocht, genre ‘Zeg njet tegen de drank’ en ‘Weg met de keukenslavernij’. Voorwaar, niets is nog heilig.

Champs Elysées op zijn Russisch

“Er gaat niets boven de Nevski Prospekt”, schreef Gogol in zijn Peterburgse vertellingen. “Alles wat de stad te bieden heeft, vind je hier.” Het is de slagader van de stad, die naar de gedenkstenen te oordelen ontelbare beroemde bewoners kende : Toergenjev, Moessorgski en Tsjaikovski, om er maar een paar te noemen. De laatste stierf er aan cholera of pleegde zelfmoord, dat werd nooit helemaal duidelijk. Poesjkin ontmoette er in een café zijn toekomstige dueltegenstander.

Een ander bord herinnert aan het bijzonder bloedige beleg van Leningrad tijdens de Tweede Wereldoorlog : “Burgers ! Bij luchtaanvallen is deze kant van de straat de gevaarlijkste.” Er liggen bloemen onder. Tegenwoordig is de Nevski stevig in de greep van Esprit,Hugo Boss, Gucci en co, om niet te spreken van McDonald’s, de eindeloze bootleg cd-winkels en erotische nachtclubs met affiches van twijfelachtige smaak. Toch is een wandeling over de Nevski met zijn theaters, kathedralen, woonpalazzo’s en kanaalbruggen nog altijd de moeite waard. Hier en daar zijn er nu ook caféterrassen, waar je bij een kop koffie of een piva het zicht op een dwarsdoorsnede van de Russische maatschappij cadeau krijgt : nieuwe rijken in dure leren jassen, piepjonge cadetten onder overmaatse kepi’s, hoogbejaarde baboesjka’s in dikke winterlaarzen, groepjes jongeren die aan flesjes bier lurken. Gezichten van deze en gene kant van Oeral en Kaukasus, maar opvallend veel bloedmooie, zorgvuldig opgemaakte meisjes ; niet voor niets komen zoveel topmodellen uit het voormalige Oostblok.

Een lift in een Lada

De straat oversteken is hier niet zonder gevaar, zeker als het om een van de meer monumentale boulevards gaat. Zebrastrepen zijn zo goed als onbestaand en het concept zwakke weggebruiker wordt op een originele manier geïnterpreteerd : wie is niet snel is, wordt platgereden. Gelukkig is het prettig flaneren langs de vele grachten en gekanaliseerde rivieren die Sint-Petersburg rijk is. En bruggen natuurlijk, versierd met leeuwen, sfinxen of griffioenen. Hans Boland toont me een van de meest poëtische plekjes : waar de Krjoekovgracht de Fontanka met de Moika verbindt en daarbij de Catharinagracht kruist. Drie bruggen liggen dicht bij elkaar en je hebt een schitterend zicht op wel drie kerkkoepels : de gouden van de Nicolaaskathedraal, de groene van de Estische kerk en de blauwselblauwe van de Stasovs Izmailovo-kathedraal.

In de Nicolaaskathedraal is een orthodoxe dienst bezig. Kaarsen en wierook walmen tussen het vele goud, mannen en vrouwen kussen eerbiedig de iconen, slaan twee keer na elkaar een kruis, buigen diep. Samen met een offerande (een brood, een paar pruimen, een zelfgebakken cake) laten ze een lijstje met verzoeken achter. De stem van de pope is diep en sonoor, hij zou de titelpartij in Boris Godounov kunnen zingen. Indrukwekkend. Op de terugweg liften we. Dat is hier heel gewoon : je gaat aan de rand van de stoep staan en wijst met een vinger naar beneden. Particulieren op weg naar huis doen graag een ommetje om je op je bestemming te brengen en zo een paar roebel bij te verdienen. Vaak zit je dan in een roestige Lada of Volga met een lang ter ziele gegane vering, maar het is wel tien keer goedkoper dan een officiële taxi. Een rudimentaire kennis van het Russisch en het cyrillisch schrift strekt tot aanbeveling. Buiten de toeristische sector spreekt bijna niemand een vreemde taal en de straatnamen en metrostations zijn uitsluitend in het cyrillisch aangegeven.

Kaviaar, wodka et cetera

De mooiste plek om kaviaar (rode en zwarte) in te slaan is de delicatessenwinkel van Jeliseëv, Nevski Prospekt 56. De winkel dateert al van 1813 en het spectaculaire Jugendstilinterieur is zo goed als intact. Al het lekkere spul hier (waaronder minstens vijftig soorten salami) is het beste van het beste en niet duurder dan elders. Op lokale markten vind je producten uit alle hoeken van het voormalige sovjetrijk : honing uit Siberië, yoghurt, kaas, kruiden, specerijen, in zuur opgelegde groenten uit Georgië, Armenië en Kazakstan. Wodka proeven kan in zowat elke bar, maar wie dat graag in een folkloristisch kader doet, kan terecht in het Russian Vodka Museum (Konnogvardeysky boulevard 5, tel. 812 312 34 16). Eten voor een prikje kan in Georgische en Armeense eetcafés : bruine bonenpasta met noten en gemarineerde aubergine met veel dragon is misschien niet naar ieders smaak, maar het brood (een soort gesloten pizza met een vulling van geitenkaas) is heel lekker. Er zijn ook steeds meer uitstekende restaurants met een Russische en internationale keuken in Sint-Petersburg. Duur naar plaatselijke normen, maar nog altijd goedkoper dan vergelijkbare adressen bij ons. Lokale specialiteiten zijn boeuf Stroganoff, pelmeni (gevulde pastaballetjes) en galoubtsy (gehakt met koobladeren). Een typisch Russisch visrestaurant, gezellig, lekker en goedkoop is Demyanova Uhka (Kronverksky Av. 53, tel. 812 232 49 14). Stijlvol en internationaal, in de gewelven van de voormalige senaat : Senat (Galernaya str. 1, tel. 812 314 92 53). Een andere elegante aanrader : Grand Cafe Antwerpen, een Russisch-Belgische joint venture (Kronverksky Av. 13/2, tel. 812 233 97 46). Vermaard en duur : The Noble Nest, in het theepaviljoen van het voormalige Joesoepovpaleis (Ul. Dekabristov 21, tel. 812 312 32 05).

Witte nachten

Geen betere manier om afscheid te nemen van Sint-Petersburg dan met een tocht op de machtige Neva. In het drijvend restaurant New Island (tel. 812 963 67 65) is het eten goed en het uitzicht nog beter. Langzaam schuiven ze voorbij in de avondzon, de lindegroene Hermitage, de Zomertuin met zijn prachtige hek en de verschillende paleizen in snoepkleuren, als taarten met slagroomversiering. Daarboven de gouden koepels van de kathedralen. Op de andere oever de burcht, de klassieke tempel van de beurs, de twee rode rostrazuilen die als vuurtorens fungeren, het Finlandstation met het standbeeld van Lenin. Tijdens de Witte Nachten in juni wordt het hier nauwelijks donker en tekenen de openstaande bruggen zich af tegen een zilverblanke hemel. Geen wonder dat er hier zoveel dichterlijke zielen woonden en wonen. n

Linda Asselbergs / Foto’s Jean-Pierre Gabriel

Mensen met goede smaak trekken er hun neus voor op, maar ik vind ze stiekem wel leuk, de veelkleurige uien op de torens van de Christi Verrijzeniskathedraal.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content