Zo. Thanksgiving, de algemene repetitie voor het kerstkalkoengesmul, zit er weer op. Voor niet-Amerikanen zoals Tom en ik blijft die laatste donderdag van november een doordeweekse dag. Ik heb het opgegeven om dat uit te leggen, dus antwoord ik maar telkens “thank you and for you too” als me een “happy thanksgiving” wordt gewenst. En als men mij de dagen daarna vraagt: “How was your thanksgiving?” dan zeg ik: “Wonderful and yours?” Het land staat op zijn kop die dag. Zelfs onze supermarkt, die normaal 7 dagen per week 24 uren per dag open is, is dicht. De enige andere dag dat de kassa’s zwijgen is Kerstmis.

Thanksgiving kan je als immigrant negeren of je kan je in het feestgedruis storten. Dit jaar zijn we uitgenodigd bij Nederlandse vrienden. Traditioneler kan de maaltijd niet zijn: een dikke vogel, aardappelpuree, veenbessen, broodvulling en groene boontjes, met pompoen- en appeltaart na. Hoe Amerikaans de maaltijd ook is, er is geen Amerikaan te bespeuren. Tenzij ik de kinderen meereken die in New York zijn geboren.

Ton, een Hollandse cameraman, Anke, een in Curacao geboren logopediste die kinderen in Brooklyn fatsoenlijk Engels leert lezen en spreken, hun drie kinderen die geen Nederlands meer willen spreken, Hanny, een Hollandse tolk die New Yorkers Nederlands leert, haar twee kinderen die nog steeds hun moedertaal spreken, twee Belgen, en Henk, een Nederlandse schrijver die in het Chelsea-hotel aan zijn nieuw boek werkt: daar zitten we dus met zijn elven een traditie te eren die teruggaat tot dat fameuze oogstfeest in de 17de eeuw, toen indianen hun overvloed deelden met de Pilgrims, kolonisten die van honger dreigden om te komen. Later werden die indianen door de kolonisten uitgeroeid, maar dat wordt er meestal niet bij verteld. Het wordt een gezellig feest. We genieten van het eten, de conversatie en het uitzicht op de twinkelende lichten van Harlem. Het grote Harlem dat naar dat andere Haarlemetje in Nederland werd genoemd. “Kan je geloven dat er rond 1850 nog volop Nederlands werd gesproken in New York?” vraag ik. “Ja, maar dan wel vooral door de bourgeoisie”, antwoordt Hanny. Hanny helpt De Nieuwe Amsterdammer uitgeven, een blad voor “de Nederlandstalige gemeenschap” in Amerika. “We kregen net een persbericht van CBS”, vertelt ze. “Op 5 december gaan ze een film uitzenden over Sinterklaas. Je houdt het niet voor mogelijk wat ze ervan gemaakt hebben.”

Het verhaal van de Sint volgens CBS: Sinterklaas wordt op pelgrimstocht in Spanje vervolgd voor zijn geloof en in de gevangenis gegooid op beschuldiging van spionage. Hij ontmoet er een moorse jongen, Piet ofte Pete, die er als kok werkt. De twee worden bevriend, ontsnappen, en gaan samen op reis. Onderweg helpen ze vanzelfsprekend de armen. Later emigreren ze naar Amerika. In Nieuw Amsterdam, zoals New York toen heette, hebben ze het niet gemakkelijk. Het lot is hen echter gunstig gezind: ze vinden een stel werkloze rendieren, een grote slee en een knalrood pak. Sinterklaas verandert zijn naam in Santa en wijdt zich met Pete aan het verspreiden van “the message of Christmas to the children and families of this new frontier”. Over de roede uiteraard geen woord.

In het echte Nieuw Amsterdam werd de Sint niet gevierd. De Hollandse kolonisten waren protestanten die de katholieke heiligenverering verfoeiden. Pas veel later, in de 19de eeuw, werd hij in New York geïntroduceerd door de filantroop John Pintard. Om het feest te populariseren, liet hij vlugschriften verspreiden waarop de Sint stond afgebeeld met mijter en staf, naast een haardvuur omringd met lekkernijen. Er was nog plaats voor een lachend meisje met haar armen vol speelgoed en een wenend jongetje. Daaronder stond een gedicht: “Sancta Claus, goed heylig Man! treck uwe beste Tabaert aen…”, met daarnaast de Engelse vertaling. Voor Pintard was het feest een wapen tegen de verloedering van het kerstfeest dat een echt karnaval was geworden. Voor de armen was het een gelegenheid om alle remmen los te laten. Er werd gezopen tegen de sterren op en zoveel mogelijk lawaai gemaakt, liefst vlak voor de huizen van de rijkste New Yorkers. Ook plunderen en ruiten ingooien hoorde erbij. Met het sinterklaasfeest dat moest gevierd worden in de huiskring, “zoals de eenvoudige Hollandse kolonisten dat deden”, wou Pintard dat “wild geraas” doen staken. Het is hem niet gelukt.

Hoe de Sint in de loop van de 19de eeuw metamorfoseerde van bisschop tot een dikke vent in een rode pyjama op een door rendieren getrokken slee, dat is weer een ander verhaal. Vanaf morgen zullen we hem weer overal zien, want de dag na thanksgiving begint het kerstseizoen in de winkels. Elke winkel van formaat huurt dan zo’n Santa Claus om met zijn joviale “Ho,ho,ho!” de klanten in koopstemming te brengen.

Nu lees ik net in een Belgische krant dat Sinterklaas bij jullie verdrongen dreigt te geraken door de kerstman, alias Santa Claus alias Sinterklaas. Te gek, toch?

Jacqueline Goossens vanuit New York

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content