Ooit vormde Simple Minds, samen met U2 en The Cure, dé Heilige Drievuldigheid der Superbands van de jaren tachtig. Alles wat ze aanraakten, veranderde in platina. Miljoenen bekeerden zich tot de band en zagen in Jim Kerr de nieuwe Messias : hij, Robert Smith en Bono moesten eigenlijk alleen maar uitmaken wie de Vader, de Zoon en de Heilige Geest was. Een clevere jongen van de platenfirma rekende eens uit dat ze verhoudingsgewijs in België het allerpopulairstvan de hele wereld waren.

In 1979 had Simple Minds een eerste single uitgebracht en tegen februari 1982 hadden ze er al vijf elpees opzitten. Voor veel critici is en blijft dat hun meest kreatieve periode trouwens. Het brede publiek was mee toen eind dat jaar “New Gold Dream” verscheen en de eerste sporten van de ladder naar de hemel werden genomen. De rest van het decennium was de band met singles als “Someone somewhere in summertime”, “Waterfront”, “Don’t you forget about me”, “Alive and kicking”, “Sanctify yourself”, “Belfast child” of “Mandela Day” niet meer weg te denken uit tienerbladen en serieuze rockpublikaties. En via deelname aan Live Aid of benefietakties ten voordele van Nelson Mandela werden ze ook nog eens politieke woordvoerders van hun generatie.

En toen was het, vrij plots eigenlijk, over. Met een live-elpee verloren ze veel krediet bij het journaille, enkele groepsleden stapten op, het publiek werd iets ouder en dus minder gelovig, hiphop, acid jazz en grunge overspoelden de wereld en toen “Real life” in 1991 verscheen en zeker de verzamelaar “Glittering Prize” een jaar later leek het of het testament van Glasgows trots was geschreven. Edoch : na maanden uit- en afstel is “Good News from the Next World” hun twaalfde plaat een feit. En Simple Minds is een duo geworden : Jim Kerr en Charlie Burchill. De duisternis valt over Amsterdam en vanuit het American Hotel zien we hoe de mieren in de moddersneeuw het Leidse Plein overkruipen. Is er nog iemand die naar Simple Minds wil luisteren ?

Ik had niet meer gedacht ooit nog met jullie te spreken.

Jim Kerr : Ik weet dat de meeste mensen het zo aanvoelen, maar jij hebt tenminste de eerlijkheid om het in ons gezicht te zeggen.

Het meest in het oog springende sinds jullie laatste werkstuk is Nirvana geweest en de zelfmoord van Cobain. Op de een of andere manier voel ik het aan alsof Simple Minds een band is van voor de grunge.

Kerr : Daar zit natuurlijk veel waarheid in : wij zijn van een andere era. Nog afgezien van het lawaai dat Nirvana maakte en dat we eigenlijk best leuk vonden, hebben wij grunge gezien als de punk van Amerika. De eerste keer hebben Amerikanen punk eigenlijk alleen maar meegemaakt van horen zeggen. Zij hadden new wave, wij in Europa hadden punk. Maar wij dachten dat de punk het einde zou betekenen van Eric Clapton en Elton John en de Rolling Stones. Hoe naïef waren we. Ze houden het allemaal veel langer uit dan pakweg Siouxsie and the Banshees. Een man met jouw ervaring (glimlacht) had moeten kunnen inschatten dat een bandje zoals Simple Minds niet verdwijnt omdat het van een ander decennium is. Aan de andere kant zou je nog gelijk kunnen krijgen : misschien is er geen kat die onze plaat nog wil kopen of horen.

Heb je zelf nooit gedacht : dit is het einde ?

Kerr : Dat moesten wij niet doen : genoeg andere mensen deden het in onze plaats. Vanaf het eerste moment tot op vandaag hebben we het overleefd door één gevoel : zelfvertrouwen. Anders doe je het zolang niet. Zelfvertrouwen en liefde voor je vak. Hetzelfde geldt voor iedereen, in welke branche je ook werkt. Als musici niet meer van muziek houden, dan sterven ze een beetje. Maar het kan nooit kwaad om je tijdelijk terug te trekken : in de drie, vier jaar dat wij weggegaan zijn, hebben we weer leren van muziek houden, hebben we geleerd hoe je songs en muziek moet schrijven. We hebben zelfs platen gekocht in platenwinkels.

Platen én platenwinkels ? Je Schots aksent is zo dik.

Kerr : Platen in platenwinkels, eikel (lacht), en mijn Schots aksent is zo dik omdat ik zolang thuis ben geweest en ik het er altijd dik opleg als ik samen met Charlie interviews geef. We hebben massa’s grungeplaten gekocht en geen enkel moment gedacht : zijn die beter of slechter dan Simple Minds-platen ? We dachten gewoon niét aan onszelf, maar we apprecieerden de muziek voor wat ze was. We hadden ook geen enkele behoefte om een plaat te maken. We hadden kunnen zeggen : oké, we hebben negen songs klaar, laten we die opnemen. Néé, we hebben geschreven tot we genoeg materiaal hadden voor drie elpees.

Terugkijkend kun je alleen nog meer verbaasd zijn over de mate van sukses dat jullie tijdens de hoogdagen hebben gekend.

Kerr : Wij zijn een van de weinige bands van onze generatie die langs de grote deur is mogen binnenkomen in de hoogste afdeling, ja.

Burchill : Ik voel dat het onlosmakelijk verbonden is met dat decennium : alles leek in beweging tijdens de eighties, we namen iedere keer een hogere sport op de ladder, piek na piek. Ik heb het verschil met de jaren negentig bijna fysiek ervaren. Niet in negatieve zin : soms denk ik dat het sukses in de jaren tachtig ons niet zozeer gekorrumpeerd heeft, maar afgedreven van de richting waarin we wilden gaan. Een jaar of twee geleden begon het heel duidelijk te worden voor mij : zonder muziek heb je geen muziekbusiness. Vandaar dat ik het nu zelfs prettig vind om weer van nul af aan te beginnen, om onszelf weer een vorm van discipline te moeten opleggen. We hebben pas twaalf koncerten gespeeld in Amerika en da’s zo vreemd om de affiche te delen met bands als Hole of de Black Crowes of de Cranberries, die in onze gloriedagen niet eens bestonden. We speelden, heel nederig, in de kleine klubs waar we tien jaar geleden ook stonden en we konden genieten van onze muziek zonder ons elk moment af te vragen of de nieuwe cd nog evenveel eksemplaren zou verkopen als de vorige.

Zou je die hele ‘star-trip’ nog eens willen overdoen ?

Kerr : Nog twee keer. Minstens.

Burchill : Al weet je dat niet alles rozegeur en maneschijn is. Kreatief zijn is één ding, maar toeren is iets anders. Na twee weken van koncerteren zit alles op z’n plaats en speel je de rest van het anderhalf jaar toernee op automatische piloot. Vroeger kostte schrijven ons bloed, zweet en tranen en was optreden onze beloning. Nu is het zo’n beetje omgekeerd geworden.

Kerr : Ik weet dat mensen naar ons opkeken als naar goden. Maar we hebben dat toen niet aanvaard en dat zullen we nu ook niet doen. We hebben altijd geweten dat het showbusiness was. Je moest maar omhoog kijken naar alle lichtjes boven het podium en alle versterkers en luidsprekers om je heen en je wist het : het kon niet anders dan allemaal veel heroïscher overkomen dan het eigenlijk bedoeld was. Ik kan me vergissen, maar ik heb me in interviews nooit als een god gedragen. We hadden grote idealen en we droegen ons hart op onze tong en veel jongeren herkenden die dromen. We hebben nooit de wereld willen veranderen, we zijn nooit vertrokken vanuit de idee : we zijn een politieke band. Maar we hebben gemerkt dat veel acts vroeg of laat in die positie worden gedrumd : The Doors, Jimi Hendrix, Bob Dylan, U2, Pete Townshend, de lijst is eindeloos. Het is de aard van het beestje : als je als musicus iets zegt, word je duizend keer luider gehoord dan als politicus. Dat is een element dat je nooit in de hand hebt : als mensen een god in je willen zien, dan zullen ze dat zien. Wijzelf waren gewone ambitieuze jongens, we wilden een groepje dat perfekt was in kleine klubs en op grote festivals, op een kleine transistor en in je auto. Ik weet dat we vergissingen en plein public gemaakt hebben, maar da’s nog altijd een van de dingen waar ik het meest trots op ben : we zijn nooit ‘cool’ geweest, we hebben altijd eerlijk gezegd wat we wilden.

Je moet maar een lijstje van song- en elpee-titels nemen om daar het bewijs van in handen te hebben. Ook de nieuwe barst mijns inziens weer van de symboliek : “Good news from the next world”.

Kerr : Een van de eerste buitenstaanders aan wie we de cd hebben laten horen, zei : “It sounds like a do or die album. ” En hoewel je als musicus nooit begint met de idee van een plaat te maken die klinkt alsof je leven ervan afhangt, moet ik zeggen : nagel op de kop. Alleen de tijd zal deze cd in zijn juiste kontekst kunnen plaatsen, maar als je een paar jaar bent weg geweest, moet je niet terugkomen met een werkstuk vol slappe was.

Zeer merkwaardig is de keuze van de producer : Keith Forsey. Hij heeft namelijk met jullie gewerkt op “Don’t you forget about me” en da’s altijd jullie minst favoriete single geweest.

Burchill : Keith Forsey stond niet eens op ons lijstje van potentiële producers. We hadden een jaar of acht niets meer van hem gehoord toen hij belde en vroeg of we nog eens een song wilden opnemen voor een soundtrack waar hij mee bezig was. Ons eerste idee was : laten we de zwaarste stoel in de kamer naar zijn kop gooien. Zo van : wij schrijven zélf kontinu songs, wat is daar fout mee, waarom wil hij steeds dat we iets van iemand anders opnemen ? Maar goed, het was vermoedelijk een zaak van het juiste telefoontje op het juiste moment : we hadden al maanden in die studio in Schotland gezeten, in het midden van nergens, het regende oude wijven, tja.

Kerr : Uiteindelijk hebben we gezegd : we gaan een week naar Los Angeles, we proberen het, maar wij en wij alleen hebben een vetorecht. We hadden dus niets te verliezen. Toen we Keith opnieuw ontmoetten, herinnerden we ons dat we hem eigenlijk best mochten : een extreem energiek cartoon-figuurtje. We hadden al zolang op onze kont gezeten, dat we zo’n man met een uurwerk in zijn handen eigenlijk nodig hadden. Bon, we deden een song, dan nog een en nog een. Als je me drie jaar geleden had gezegd dat Keith Forsey onze volgende plaat zou producen, dan had ik m’n hele hebben en houden tegen je ingezet.

Jaren geleden, de dato “Sparkle in the rain”, zeiden jullie me dat producer Steve Lillywhite, Charlie een uitstekend gitarist vond, maar dat hij hem nooit kon horen op jullie platen. Was het een oude droom van jullie om de keyboards kwasi helemaal te droppen, zoals op de nieuwe, ten voordele van de gitaar ?

Burchill : Niet echt, omdat we nooit op voorhand hebben gezegd dat we de keyboards zouden laten vallen. Er was gewoon geen keyboardspeler beschikbaar in Los Angeles. En toen we eenmaal de sound hadden die we zochten, vroeg Jim of het nog wel nodig was om er een bij te halen. Geen van ons voelde die behoefte. Overigens ben ik nooit gefrustreerd geweest over te weinig gitaren op onze platen : ik ben nooit de meest konventionele gitarist ter wereld geweest, ik vind de meeste gitaristen trouwens strontvervelend.

Simple Minds is nu de facto een duo geworden, maar is het dat eigenlijk niet altijd geweest : jullie twee met toegevoegde musici ?

Kerr : Het zou handig zijn om dat nu te zeggen, zo van : ach, het heeft toch maar altijd om ons twee gedraaid. Het is zo begonnen en we hebben ons platenkontrakt gekregen op basis van de songs die Charlie en ik hadden geschreven, maar Derek en vooral Mick hebben achteraf toch wel een zeer belangrijke funktie gehad in de band. De tweede helft van de jaren ’80 waren Charlie en Mick zelfs even belangrijk. Toen Mick wegging, dacht ik dat hij meteen zou terugkomen : mijn trauma is pas later ontstaan, toen hij dat niet deed. Trouwens, ik ben er nog altijd van overtuigd dat àls we hem vandaag zouden vragen om terug te keren, dat hij het nog zou doen ook. Mick was moe en dan zeg je altijd dingen waar je achteraf spijt van hebt. Wij zeiden : “Neem een jaar vakantie. ” Maar hij was voortdurend bezig over hoe doodziek hij werd van onze muziek en op een bepaald moment hadden wij zelfs een grapje dat hij tien jaar in het leger had gezeten in plaats van tien jaar in dit rock’n’roll-bestaan. Mick was overigens maar één symptoom van de droom die aan diggelen viel : het feit dat onze manager van tien jaar ver ook opstapte, heeft ons misschien nog meer pijn gedaan. Hoe dan ook was het effekt op “Real Life” zichtbaar : da’s een plaat die volstaat met goeie ideeën, die niet uitgewerkt zijn omdat je hoort dat er een band aan het werk is die zich niet kan koncentreren op de muziek omdat hij te veel andere sores heeft. De ballingschap die we ons de voorbije drie jaar hebben opgelegd, was in die optiek misschien egoïstisch, maar levensnoodzakelijk.

Zie je de jongens nog wel eens ?

Burchill : Derek Forbes brengt nog wel eens een weekendje bij ons door, laatst nog toen we in Ierland opnamen. Met Mick zit het nog altijd scheef, sinds de we hele toestand zowel muzikaal als financieel hebben proberen te ontrafelen.

Toen Mick opstapte, zeiden jullie : nu kunnen we alleen nog naar mekaar kijken om te zien wie het licht zal uitdoen.

Kerr : Als mensen ons vragen hoe het voelt om met z’n tweeën over te blijven, zeg ik altijd : eigenlijk bestaat de band maar uit één man, Charlie Burchill. Ik ben er alleen bij om hem de voetbaluitslagen te bezorgen.

Burchill : Dat gaat nooit kapot, Jim en ik. We hebben mekaar ontmoet toen we acht jaar waren. We kwamen allebei uit gezinnen met drie zoons, we hadden dezelfde smaak in muziek, we supporterden voor dezelfde voetbalklub, we woonden in dezelfde straat. Hij was de oudste zoon, ik de jongste en hij heeft me altijd behandeld als een oudere broer. Ik was vijftien, ik kon nauwelijks de voorkant van een gitaar onderscheiden van de achterkant en Jim, écht overtuigd, zei tegen iedereen dat ik de beste gitarist van de buurt was. Zo’n band is voor eeuwig.

Vroeger stond Simple Minds bekend als de groep met het grenzeloze optimisme. Ik heb de idee dat “Good News from the Next World” ook donkerder tema’s aanraakt.

Kerr : Het is uiteindelijk iets vreemds, optimisme. Je kan het zien als een overtuigd geloof in het goeie van de mensheid, maar je hebt ook de vrolijkheid van de idioot. Je zou kunnen zeggen : jij hebt makkelijk praten, je bent een ster, de platenindustrie legt je in de watten, je verdient bakken geld. Maar ook toen we nog kinderen waren in Glasgow, hadden wij het gevoel van : we hebben niets te vrezen. Wij komen uit de arbeidersklasse, maar we hebben nooit iets tekort gehad. De laatste jaren worden wij wel eens met onze neus op de wereld daarbuiten gedrukt met al zijn ellende en onrecht en dan vraagt men ons : hoe kun je in het licht daarvan optimistisch zijn ? We sukkelen de volgende duizend jaar in en er is volgens de media geen licht aan het eind van de tunnel. Eigenlijk zijn wij nihilisten. Zijn dit goeie of slechte tijden ? Het zijn prachtige tijden, want het zijn de énige tijden die we hebben. We geloven niet in reïncarnatie, we geloven niet in een hiernamaals, hier en nu is het enige wat telt. Eens je dat beseft, krijg je een levenslust die niet makkelijk te onderdrukken is. Twee jaar geleden heb ik iemand die me zeer dierbaar was zien wegeten door een verschrikkelijke ziekte. Het was de eerste keer dat ik van zo dichtbij met die pijn te maken had en ik heb er een kanjer van een depressie aan overgehouden. En toch kom je maar over de dood als je aan het léven denkt. Wij beseffen dat we in de tweede helft van ons leven zitten : er zijn nog zoveel boeken te lezen, zoveel muziek te horen, zoveel kinderen te maken (lacht), zoveel songs te schrijven.

Straks zeg je me dat je de last van de jaren begint te voelen.

Kerr : Ik kan me eigenlijk niet herinneren wanneer de jongen een man geworden is. Ik ben relatief vroeg vader geworden, maar ook daar heb ik niet het gevoel aan overgehouden : ik ben volwassen. Maar ik merk het aan andere dingen : je eerste grijze haar is niet zomaar een grijs haar, maar de onafwendbare aankondiging van je nakende dood (glimlacht). Ik probeer er de zwarte humor van in te zien, maar toch : de dood op zich beangstigt me niet echt, maar de vaststelling dat ik minder goed zie en hoor, dat het steeds erger zal worden, dat ik me straks niet meer op eigen kracht zal kunnen bewegen, dàt is hard om slikken. Ik zal nooit meer alle boeken kunnen lezen, die ik eigenlijk zou moeten gelezen hebben. Da’s enerzijds deprimerend, maar ook daar probeer ik het verheugende van in te zien : ik zal nooit tijd hebben om me te vervelen.

“Good News from the Next World” van Simple Minds verschijnt op 26 januari bij Virgin. De groep koncerteert op 1 april (no joke) in Vorst Nationaal. Info en reservaties : (09) 221.00.35.

JACKY HUYS

Jim Kerr (links) en Charlie Burchill : “Het is prettig om van nul af aan te beginnen. “

Charlie Burchill : “Ik vind de meeste gitaristen strontvervelend. “

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content