Als New Yorkse die van haar siësta houdt, ken ik intussen behoorlijk wat hoekjes waar ik ongestoord kan soezen. Je zou me op dit ogenblik moeten zien. Ik lig in een beige geschilderd houten prieel in de schaduw van een blauwe druivelaar. Het is luilekker warm. Mijn ogen zijn dicht. Ik ruik het parfum van rozen, lavendel en rozemarijn. Een plotse bries doet mijn groene schuilplaats luid ritselen. Heel even hoor ik niets anders. Dan houdt de wind opnieuw zijn adem in. Een duif koert luid vlakbij. In de verte joelen spelende kinderen. Het onsteedse moment duurt niet langer dan de tijd dat een verkeerslicht op rood staat. Dan begint op de wat lager gelegen Amsterdam Avenue het verkeer weer op gang te komen, het rumoer gedempt door een bufferzone van groen en honderd jaar oude dikke stenen muren.

Dali deed zijn middagdutje met een lepel in de hand. Als hij diep genoeg was ingedommeld, na twintig tot dertig minuten, loste hij zijn greep en kletterde de lepel op de grond. Het teken voor de schilder dat zijn siësta voorbij was. Zelf heb ik ook niet meer tijd nodig om mijn batterijen weer op te laden. Het is halftwee. Ik ben daar zeker van al draag ik geen horloge. Ik ga rechtop zitten en strek mijn nek. In het prieel aan de overkant zitten een jongen en een meisje zacht te praten. Ik wandel voorbij een vrouw die op een bank een slaatje eet. Op een andere bank slaapt een man in een bewakersuniform. Ik kijk op zijn polshorloge. Ik heb inderdaad niet langer dan een half uur vertoefd in wat ik voorlopig het mooiste van al mijn New Yorkse siëstaplekjes vind. Het heet – lach niet – de Biblical Garden. De bijbelse tuin maakt deel uit van het omheinde domein van The Cathedral of St. John the Divine. “In deze tuin staan enkel planten die in het Heilig Land groeien en die in de bijbel staan vermeld”, staat er op een plaat aan de ingang. Ik ben zo goedgemutst dat ik bereid ben om het te geloven.

Verbaasd hap ik naar adem: uit het struikgewas stappen twee pauwen. Een mankt lichtjes. Een zwarte poes wandelt, staart in de lucht, voorbij. Ik slenter een beetje als een toerist zonder doel rond het kerkdomein. Op een lage muur voor de Cathedral School liggen natte kinderbadpakken en handdoeken. Aan een draad wapperen kleurige schilderwerkjes, vastgemaakt met wasspelden, als boeddhistische gebedsvlaggetjes in de zon. Onder een hoge esdoorn spelen twee mannen een klarinetduet. Rond de monumentale Vredesfontein zitten tientallen mensen te eten. De bijna huiselijke sfeer die hier hangt, doet me denken aan de stadstuinen van boeddhistische kloosters waar ik deze winter in Thailand en Laos door heb gedwaald. Groen toevluchtsoord. Speelplein. Dierenasiel. En ja, ook bidplaats. Op het drie stadsblokken lange domein staan er zelfs twee: een kerkje ter hoogte van de 110de straat en de kathedraal ter hoogte van de 112de straat.

De laatste is zonder twijfel de raarste kwast onder de duizenden religieuze bouwsels die New York rijk is. De kathedraal is de zetel van de episcopaalse bisschop van New York. Al in 1828 smeedden de toenmalige bisschop en de burgemeester plannen voor een kathedraal maar er kwam niets van in huis. Pas in 1892 werd de eerste steen gelegd. Twee jonge Turken van architecten hadden een Romaans-Byzantijnse taart in gedachten. Groot probleem alras. De ondergrond was niet zo solide als verwacht. Tegen de tijd dat er een oplossing was gevonden, was ook de architecturale smaak veranderd. De kerkraad wou nu iets gotisch en veranderde van architect. De kathedraal werd ingewijd in 1941. Het bouwsel mankeerde nog zijn hoofdtoren, twee zijtorens en zijbeuken maar het leek eindelijk op een kathedraal. Het werd stante pede de grond ingeboord door de architectuurcritici. De tijd was niet mals voor de kathedraal. De buurt waarin hij ligt, Morningside Heights, voelde het effect van het verval in de omliggende getto’s van Harlem. In 1978 kwam een eerwaarde op het idee om kansarme jongeren op te leiden tot steenhouwers die dan de kathedraal zouden afwerken. In 1982 werd de eerste steen van de zuidelijke zijtoren gelegd. Na tien jaar werden de werken stilgelegd. De halve toren staat nog steeds in stellingen. De bisschop kondigde onlangs aan dat ze volgend jaar afgebroken zullen worden. “De afwerking zal minstens nog een generatie duren”, zei hij.

De kathedraal, hoog genoeg om het Vrijheidsbeeld in onder te brengen volgens de informatiebrochure, heeft iets triestigs en subliems. Het donkere interieur is een poespas van onder meer zeventiende-eeuwse wandtapijten, herdenkingsmonumenten voor de slachtoffers van de Balkan-oorlog en van aids, een fototentoonstelling over 11 september en een enorme brok kwarts. De kathedraal heeft de reputatie van de progressiefste kerk van New York te zijn. Op de hoogte waar ze gebouwd is, staan nog andere bekende instellingen zoals Columbia University en Barnard College, vol imposante tempelachtige gebouwen en pleinen waar duizenden studenten doorwandelen. “Onze Acropolis“, zeiden New Yorkers een eeuw geleden trots over de buurt.

Jacqueline Goossens, vanuit New York

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content