Alweer ben ik te laat opgestaan, na een veel te warme en korte nacht. Snel-snel zet ik cornflakes en müsli op tafel, maan mijn kinderen aan tot spoed, vlug, allemaal de auto in, ik gris nog enkele flessen water mee en zoek mijn weg naar het onooglijke dorp waar mijn dochter net een circusvakantie achter de rug heeft. Bezweet en oververhit stappen we een kwartier te laat de rood-met-goud-gekleurde tent binnen. En dan gebeurt het, hoogst ongewenst en onverwacht.

Is het het hete middaguur, de tol van de slapeloosheid, de schelle muziek die uit de boxen schalt, die geur van tentzeil en houten banken, of dat onverwacht intieme podiumsfeertje op een klaarheldere dag? Is het de aanblik van mijn dochter, dat rustige kind bij wie ik deze zomer de eerste okselhaartjes heb ontdekt, op de eerste rij tussen een stel vriendinnen? Of is het kleffe, flauwe sentimentaliteit? Ik weet het niet, maar het gebeurt. Zomaar, onverhoeds voel ik de tranen in mijn ogen prikken. Nog even probeer ik mezelf kordaat tot de orde te roepen en de krop weg te slikken, maar tevergeefs.

Neen, beste lezer, het gaat hier niet om enkele tranen die ik nog net kan wegpinken, maar om een heuse waterval van ziltigheid die, tot mijn eigen ontzetting, zonder ophouden over mijn wangen stroomt. Alles, alles probeer ik te doen om dit geweld te stoppen, of toch tenminste te verbergen. De zonnebril die ik bij het betreden van deze donkere tent hoog op mijn hoofd geschoven heb, duw ik snel terug op mijn neus. Met de papieren zakdoekjes die ik uit mijn handtas diep, doe ik alsof ik het zweet van mijn gezicht wis. Mijn zoon van vier, die met zijn struise lichaamsbouw uitermate geschikt is als schild en dekmantel, neem ik liefdevol op mijn schoot. Maar mijn verdediging faalt, ik voel het, iemand kijkt mij aan, en ja, één bank verderop zit een ex-collega mij enthousiast toe te wuiven. Ik knik haar toe, kort en snel, en duik weer achter het hoofd van mijn zoon. Heel even lijk ik mezelf eindelijk onder controle te krijgen, als – o help! – mijn dochter plots rechtstaat om, met heldere, hoge stem, de volgende act aan te kondigen. En, o neen, opnieuw word ik overmand door sentimenteel geweld. Voor nuchtere, beheerste types kan dit onwaarschijnlijk klinken, maar deze keer moet ik me zelfs bedwingen om niet met diepe, lange uithalen te schreien. In elkaar gedoken prijs ik mezelf gelukkig dat de voorstelling zo ongekunsteld-grappig is dat iedereen – ach kom, toch zeker een publiek van ouders, broers en zussen – wel kijken moét.

Hard stoot mijn puberzoon van dertien mij aan. “Wat scheelt er?” fluistert hij, duidelijk geschokt.

“Niets,” breng ik met moeite uit, “misschien een beetje ontroerd.” “Zit met zo’n moeder opgescheept”, zie ik hem denken voor ook hij verlegen in elkaar duikt. Wie van ons beiden geneert zich hier het meest?

Ik kan er niets aan doen, echt waar, ik huil bij huwelijken en begrafenissen, ook bij koninklijke versies op tv. Ik huil als ziekte en dood in mijn buurt komen, of in de omgeving van wie mij dierbaar is. Ik huil als iemand in mijn bijzijn huilt. Ik huil als mijn kinderen hun nieuwjaarsbrieven voorlezen of in carnavalskleren naar school stappen. Ik huil als ik de Sound of Music en The Lion King zie. Ik huil als ik iemand de Tour of een medaille zie winnen, ook al zegt sport mij weinig of niets. Soms denk ik dat het aan mijn traanklieren ligt, want ik huil ook als ik lach.

“Ben ik een sentimenteel wijf?” vraag ik bezorgd aan een goede vriendin. Ook zij huilt op schoolfeestjes, als de Brabançonne in een olympisch stadium weerklinkt of als zij mijn tranen ziet blinken.

“Ach neen”, zegt ze geruststellend. “De kleine emoties zetten gewoon de deur open voor de grotere. Zo zoeken je diepste pijn en verdriet een uitlaatklep.” “Ik weet het niet”, zucht ik. “Anderen hebben meer pijn en verdriet gekend dan ik, maar huilen zelden of nooit.” “Tranen bevrijden, luchten op, zuiveren je zinnen, spoelen het stof van je ziel, verfrissen je blik”, gaat ze onverstoorbaar verder. Zij kan het weten, want het leven heeft haar niet gespaard. Emmers tranen heeft zij, naar eigen zeggen, vergoten toen zij haar baby verloor, en vanmiddag heeft zij nog gehuild toen zij het eerste behaatje van haar puberdochter in de wasmand vond.

“Mensen zouden vaker moeten huilen”, besluiten we eensgezind, en strijdlustig heffen we het glas. Op ons, sentimentele wijven!

Annemie Struyf

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content