Precies op het moment dat kranten en nieuwsanalisten de huidige oorlogsdreiging vergelijken met de periode tijdens de Koude Oorlog, verscheen in de Verenigde Staten het boek ‘Survival City : Adventures among the Ruins of Atomic America’. Een overzicht over hoe architecten, ingenieurs en planologen in geheime grotten en bunkers een vlucht zochten voor een aangekondigde Apocalyps.

Tom Vanderbilt, ‘Survival City : Adventures among the Ruins of Atomic America’, uitgegeven door Princeton Architectural Press, ISBN 1-56898-305-0

Op 3 december 1947 berichtte The New Yorker over een onderzoek, gezamenlijk gevoerd door de Landmacht en Marine, naar bruikbare ondergrondse sites in de staat West Virginia, niet ver van het politieke hart van de natie in het District of Columbia. Officieel zouden de grotten of mijnen dienen voor industrieel gebruik, of als opslagruimte. Een kolonel vertelde het weekblad dat de grootindustrie haar fabrieken om veiligheidsredenen voortaan beter onder de grond stopte. Het was bovendien hoog tijd dat de mensen opgeleid werden, of met andere woorden, dat ze maar eens moesten beseffen wat hen boven het hoofd hing. Na Hiroshima, waar het vernietigingspotentieel van de atoombom was bewezen, lanceerden de Amerikaanse overheden vage plannen voor een onderaardse staat : een parallelle wereld, die bij een conflict als machtscentrum kon worden gebruikt. Wie na een wereldverlammende atoomslag het eerst weer overeind kon krabbelen, ging de theorie, had immers de oorlog gewonnen (de sovjets hadden op dat moment overigens nog geen nucleaire wapens, de eerste Russische atoombom werd pas in 1949 tot ontploffing gebracht).

Het idee was niet echt nieuw. Tijdens de Tweede Wereldoorlog had Duitsland al ondergrondse fabrieken. Zoals Messerschmidt, dat vier verdiepingen diep lag onder een vijf meter dik betonblok. Onder Londen waren vanaf de jaren dertig gigantische schuilkelders gegraven, onder meer onder acht metrostations. Een ervan, in Finsbury, bood plaats voor twaalfduizend mensen en is thans een parkeergarage. De indrukwekkendste bunker, in de buurt van Tottenham Court Road, zou maar liefst 32 verdiepingen onder de grond zitten. Ook Zweden had een omvangrijk, geheim netwerk van ondergrondse installaties, in het graniet onder Stockholm en ver erbuiten (het bestaan ervan werd onthuld door een sovjetspion).

De Koude Oorlog was niet alleen de duurste oorlog die nooit werd gevochten, maar ook de duurste militaire operatie uit de geschiedenis : het ontwikkelingsprogramma voor nucleaire wapens kostte de Verenigde Staten biljoenen dollar. Het was grotendeels een imaginaire, onzichtbare oorlog. Maar het militaire apparaat bevond zich wel non-stop in Defense Condition, alias Defcon. Wat betekende dat tien procent van het nucleaire arsenaal dag in dag uit lanceerklaar was.

Bij de onzichtbare oorlog hoort onzichtbare architectuur : onderaardse militaire bases en burgerlijke schuilkelders, als beschaafde architectuur vermomde militaire bolwerken en een eindeloze reeks geheime zones achter prikkeldraad, in de woestijnen van staten als Nevada, waar gebouwen soms wapens waren en wapens gebouwen. Het boek Survival City geeft een immense opsomming. Bij het erfgoed van de Koude Oorlog hoort ook het Interstate Highway System (het wegennet dat de VS van oost naar west en van noord naar zuid doorkruiste) ; vernuftige communicatienetwerken, waaronder de DEW-lijn (een elektronisch alarm over de hele breedte van Canada), het Emergency Broadcast Network (waarmee de president toegang had tot achtduizend televisie- en radiostations) en een aantal voorlopers van het internet.

Minder spectaculair, maar niet onbelangrijk, zijn de privé-schuilkelders, onder de villa’s en tuinen van bemiddelde gezinnen, een begeerd accessoire tot aan de staart van het Reagan-tijdperk. De burgers van Amerika werden voortdurend geconfronteerd met het gevaar. Van de televisie leerden ze het commando duck and cover ! Als de bom eenmaal gedropt werd, moesten ze zich zo snel mogelijk tegen de vloer vlijen en dekking zoeken onder schoolbank of keukentafel. Van de overheid leerden de burgers, in folders met titels als Four Wheels to Survival, dat hun gezinsauto niet alleen bescherming bood tegen de verstikkende atoomstof, maar dat de Ford, Chevrolette of Lincoln ook nog eens kon worden gebruikt als een kleine, beweegbare woning.

Op de Wereldtentoonstelling van New York in 1964, overigens een financiële ramp, pronkten de VS met hun atoomcultuur. Bij de topstukken : een door kernenergie aangedreven, automatische wegenbouwer van General Motors, die zich op eigen houtje een weg kon banen door het Braziliaanse Amazonewoud (de technologie was verwant aan de gigantische boormachines die werden gebruikt om onderaardse schuilkelders te graven) ; een tijdcapsule van Westinghouse, waarin de schatten van menselijke beschaving werden bewaard, gevrijwaard van atoomdestructie ; en het officiële World’s Fair House. Dat was vanzelfsprekend ondergronds, was voorzien van een afstandsbediening waarmee lucht en licht konden worden geregeld, een nepvenster met de illusie van een grasperkje met bomen, en proviand om een gezin twaalf maanden lang in leven te houden.

Zo’n jaartje onder de grond was wellicht minder dramatisch dan men dacht, vonden de positivo’s : de bedienden in de wolkenkrabbers van Manhattan hadden toch ook geen last van airco en kunstlicht ? Het World’s Fair House kreeg navolging, zij het mondjesmaat. Een onderaardse woning in Las Vegas (waar anders ?) was omringd door een tuintje met plastic gazon en bomen en een authentieke barbecue. De rook werd geëvacueerd langs een imitatie-boomstam. John F. Kennedy was tijdens zijn presidentschap overigens een groot pleitbezorger van schuilkelders. In Survival City : Adventures among the Ruins of Atomic America, de historisch verantwoorde reisgids langs de overblijfselen van de Koude Oorlog, beschrijft Tom Vanderbilt hoe Kennedy op het hoogtepunt van de Cuba-crisis een vriend belt met de vraag of die toch wel zeker een schuilkelder had aangelegd. Nee, zei de vriend, ik heb met dat geld een zwembad gebouwd. Kennedy kon er blijkbaar niet om lachen.

Men kon niet voorzichtig genoeg zijn. Het stadsbestuur van Artesia, in de staat New Mexico, stopte de scholieren onder de grond. Abo Elementary School and Fall-out Shelter, voltooid in 1962, was bedoeld voor 460 leerlingen. De architect, Frank Standhardt, had enkele jaren eerder al twee vensterloze scholen gebouwd in dezelfde stad, die in de schaduw ligt van de White Sands Missile Range en de Walker Air Force Base van Roswell (bekend, haha, om zijn genetische experimenten met buitenaardse wezens). Het ontbrak Artesia aan een schuilkelder : de nieuwe school kreeg dan maar een dubbele functie, wat perfect werd uitgedrukt op het uithangbord aan een deur in de refter : Normal Conditions : Food Storage. Fall-out Conditions : Morgue. De muren waren dertig centimeter dik, op de plafonds lag een indrukwekkend blok beton. Het verluchtingssysteem was voorzien van een filter die atoomstofjes moest weren en aan de noodingangen waren douches geïnstalleerd – voor al bestraalde laatkomers, neemt men dan aan. Wat de leerlingen ervan vonden ? “Ze zijn gelukkig, voelen zich goed in hun vel, en behalen doorsnee resultaten en beter”, verzekerde een brochure van de school. Een andere brochure durfde te beweren dat er nu geen ramen meer zouden worden gebroken en dat er ook minder moest worden geïnvesteerd in schoonmaak. Bovendien kon de extra muuroppervlakte worden gebruikt als educatief display. Tegen alle verwachtingen in werden er daarna geen andere scholen onder de grond gestopt. Architect Standhardt ontwierp wel nog een ondergronds amalgaam van shopping mall en schuilkelder, het Del Norte Sheltered Shopping Center. Burgers die als het erop aankwam, toegang wensten te krijgen tot de kelder, zou om een financiële bijdrage van 250 dollar worden gevraagd. Het project werd nooit uitgevoerd. De school van Standhardt werd jaren geleden gesloten.

De particuliere projecten lijken, achteraf beschouwd, bijna vertederend naïef. De gezinsschuilkelders passen in het tot cliché gereduceerde, beetje onnozele Amerika uit televisieseries als Happy Days of That 70s Show. Sommige overheidsprojecten zijn net zo kitscherig, maar passen beter in het universum van James Bond. Onder het legendarische Greenbrier Hotel, in West Virginia, ligt de zogeheten Congressional Relocation Facility, die moest dienen om de 535 leden van het congres in onder te brengen : ze zouden vanuit hun schuilplaats het land blijven regeren. De onderaardse stad werd permanent onderhouden door een team dat zich voordeed als televisieherstellers, Forsythe Associates. Twintig procent van hun werktijd werd effectief besteed aan herstellingen, de rest van hun tijd brachten de specialagents onder de grond door.

De bunker werd tegelijk aangelegd met een nieuwe vleugel van het hotel, in 1957. In een brochure uit 1962 staan foto’s van de Governor’s Hall, met plaats voor 475 personen. Dat was genoeg voor de Kamer van Volksvertegenwoordigers, bovendien had de zaal de vorm van een amfitheater. Achter de ingang van de CRF ligt een 120 meter lange tunnel. Destijds stonden er permanent dozen met voedsel gestapeld : de kelderbevolking kon zestig dagen gevoed worden. De bunker telt twee verdiepingen, van elk ongeveer een voetbalveld groot. De inrichting was sober ; het decorum had meer weg van een fabriekshal dan van een luxehotel. Elke volksvertegenwoordiger had een bed, waaraan zijn naam zat bevestigd. Afval werd verwerkt door een verbrandingsoven, die ook als crematorium kon worden gebruikt.

Elders langs de Oostkust liggen meer militaire installaties, vaak uit de jaren vijftig. Sommige zijn nog altijd geheim. In die periode werden ook holle bergen gerecupereerd door bedrijven. In 1951 lanceerde een entrepreneur uit New York de Iron Mountain Atomic Storage Company. Ene Herman Knaust had de berg in de jaren dertig gekocht om er paddestoelen te kweken. De Koude Oorlog bracht hem op andere gedachten : hij besloot de grotten te verhuren aan bedrijven die hun archieven van een nucleaire oorlog wilden redden. IBM en Metropolitan Life hapten toe. De berg werd later uitgerust met kantoorruimte, douches, slaapzalen en een lounge.

Terwijl het leger, de volksvertegenwoordigers en IBM hun kop onder het graniet staken, werd op tekentafels in Amerika, Europa en Azië de zogeheten atoomstijl ontwikkeld. Die was vanuit een defensief standpunt geheel onverantwoord. Het invloedrijkste gebouw van de jaren vijftig was de wolkenkrabber Lever House in New York, de eerste van een reeks glazen dozen. De protagonisten van de Koude Oorlog hielden hun hart vast voor al die glazen gevels. Glas breekt niet alleen, het is ook dodelijk scherp. En toch was glas het uitverkoren materiaal van de Internationale Stijl. Skidmore, Owings and Merrill (SOM), de architecten van Lever House, werkten overigens eveneens in opdracht van de militaire overheid.

Het bureau maakte zijn reputatie met een plan voor een ondergrondse stad, Oak Ridge in Tennessee, en was later ook verantwoordelijk voor de US Air Force Academy van Colorado Springs, waarvan de gebouwen gespitst zijn als de vleugels van een supersonische straaljager. De huidige incarnatie van SOM bouwt aan een nieuw hoofdkwartier voor de Nato in Evere, op zo’n 500 meter van de redactie van Weekend Knack, dat volgens geruchten is beschermd met een raketwerend omhulsel.

Ondanks de dreiging van een nucleaire winter bedachten architecten en stedenbouwkundigen een hoopvolle toekomst, gestoeld op ideeën van vooruitgang. De Koude Oorlog heeft zo’n veertig jaar geduurd, zegt een architect in Survival City. “In zekere zin was de oorlog niet meer dan een soort geluid op de achtergrond. Maar tegelijk was de oorlog het prisma waardoor alles werd gezien.” De transparante atoomstijl werd in enkele gevallen overgenomen door de strijdkrachten. De burgerlijke architectuur diende dan wellicht als camouflage. Puzzle Palace, een enorm kantoorgebouw in Maryland, was het hoofdkwartier van het National Security Agency, waarvan een eenheid onder meer belast was met het afluisteren van telefoongesprekken. Het gebouw had, alweer, een eigen afvalverbrandingsoven, maar ook ’s werelds langste gang, 330 meter. Het National Reconnaissance Office, in Chantilly, Virginia, was zo geheim dat het bestaan ervan jarenlang werd ontkend. De dienst, belast met het volgen van satellieten in het luchtruim, was gevestigd in een kantoorgebouw, onzichtbaar in een bos van glazen torens.

Zijn de geheime bases, zichtbaar of niet, ooit efficiënt geweest ? Wellicht niet. De Amerikanen gingen er altijd van uit dat de sovjets de precieze locatie van hun centra kenden, en dat ze hun langeafstandswapens erop hadden gericht. Sinds de jaren zestig werden die wapens ook almaar krachtiger. De Koude Oorlog is voorbij, de bekommernissen van regering en leger liggen elders. Tegenwoordig kan iedereen met wat doorzettingsvermogen en een internetaansluiting satellietfoto’s vinden van wat ooit geheime locaties waren. En in noodsituaties kruipt de president niet langer in een magische berg. George Bush werd op 11 september 2001 overgebracht naar het National Airborne Operations Center op Offut Air Force Base in Nebraska. Een vloot Boeings en twee mobiele, op vrachtwagens geïnstalleerde commandocentra dienen er als de hedendaagse versie van een alternatief overheidsapparaat. Het lijkt nochtans te verkiezen, dat de bom nooit valt.

Jesse

Een onderaardse woning in Las Vegas had een tuintje met plastic gazon en bomen en een authentieke barbecue. De rook werd geëvacueerd langs een imitatie-boomstam.

De bunker telt twee verdiepingen, van elk een voetbalveld groot. De inrichting was sober, elk congreslid had er zijn bed. Afval werd verwerkt in een oven, tevens het crematorium.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content