Ouders die uit elkaar gaan ? Nieuw samengestelde gezinnen ? Kinderen zelf hebben er niet noodzakelijk last van. Als alles netjes verloopt, tenminste.

Een scheiding is geen probleem voor kinderen. Het is een wetenschappelijke conclusie die ruim vijftien jaar oud is. Toch blijft deze stelling controversieel, zegt professor-doctor Ann Buysse. Zij is hoofd van de onderzoeksgroep Relatie- en Gezinsstudies aan de Universiteit Gent : “Je moet nuanceren : kinderen hebben geen probleem met de fysieke separatie van de ouders maar wel met de mate van conflict tussen hen. En het is zo dat ouders in echtscheiding veel risico op conflicten hebben. Maar ook in gezinnen waar de partners samenblijven, kunnen er zware conflicten zijn.”

Buysse is promotor van een kersverse doctoraalscriptie van Olivier Peene. Hij onderzocht de link tussen ouderconflict en problemen bij kinderen. “Psychologen gaan ervan uit dat een kind ontredderd geraakt als zijn emotionele veiligheid en stabiliteit aangetast worden. Van daaruit komt de visie dat een echtscheiding sowieso voor problemen zorgt”, legt Buysse uit. “Maar weinig mensen hebben gezegd : ‘We gaan de kinderen zélf eens vragen wat ze van hun ouders verwachten.’ Ons onderzoek gaat uit van een ander principe. Kinderen zijn immers geen lege dozen, mechanismen die zomaar reageren op een context, maar actieve denkers en betekenisverleners. Ze hebben zelf een idee over hoe het gezin en hun ouders zijn. Pas als met dat idee iets gebeurt wat ze helemaal niet verwachten, geraken ze in de problemen.”

De verwachting ‘mijn ouders wonen samen’ is lang niet bij alle kinderen aanwezig. Wel verwachten kinderen ‘mijn mama of papa zorgt voor mij, geeft mij eten, geeft mij een bed, is lief voor mij…’. “Dus als de ouders apart gaan wonen, maar ze blijven wel alle twee de zorg opnemen en ze blijven datgene wat ze altijd voor het kind betekend hebben, dan is dat niet per definitie problematisch”, verduidelijkt Olivier Peene.

“Het moeilijke is dat ouders die in een echtscheiding zitten over veel dingen een overeenkomst moeten vinden : over roerende en onroerende goederen én over de kinderen”, zegt professor Buysse. “Het is veeleer uitzonderlijk dat mensen dat onder elkaar zomaar zonder problemen kunnen regelen. Er gaat vaak enige strijd mee gepaard. En hoe meer er daar-over conflict is, hoe meer kinderen er wellicht problemen mee hebben. Daarom focussen wij niet op de vraag of het kind nog met zijn twee ouders leeft, maar vragen we ons veeleer af hoe we ervoor kunnen zorgen dat die ouders er bij zware conflicten op een redelijke manier uitgeraken, zodanig dat de kinderen daar zo weinig mogelijk last van hebben. En daarom pleiten wij onder andere ook voor bemiddeling.”

Hulp van buitenaf

Het magische woord is eruit : bemiddeling. Concreet komt het erop neer dat een derde persoon de onderhandelingen begeleidt tussen de mensen die willen scheiden. In haar boek Echtscheiding door onderlinge toestemming in eigen handen omschrijft Mia Renders het zo : “Een bemiddelaar heeft twee rollen : informant en onderhandelingsmanager. Hij geeft informatie over mogelijke scheidingswegen en -regelingen en helpt koppels efficiënt en gelijkwaardig onderhandelen over goederen, huis en ouderschap.”

“Bemiddeling is maar één optie, maar dan wel een heel goede want als het lukt, komt het tot een akkoord waar beide ouders achter staan. Er zijn natuurlijk ook situaties waarbij dat niet mogelijk is. Dan kan het niet anders dan dat een rechter een beslissing neemt. Maar ook dat is een oplossing. Het belangrijkste is dat er op een of andere manier een situatie gecreëerd wordt waarbij de kinderen gespaard blijven van het destructieve soort ouderconflict”, vindt professor Buysse.

“Opvallend is dat mensen die geen of zeer kleine inhoudelijke meningsverschillen hebben soms moeilijk tot een akkoord komen, terwijl het anderen met grote inhoudelijke meningsverschillen wel lukt. Het probleem is dus dikwijls niet de inhoud, maar wel de onderhandelingsstijl”, benadrukt Mia Renders.

In Noorwegen volgen scheidende ouders verplicht één bemiddelingssessie. “Je kunt moeilijk tegen de filosofie daarachter zijn. In een ideale situatie wordt inderdaad alles via een soort bemiddeling geregeld. Maar per definitie is zo’n verplichting paradoxaal : je kunt immers niemand ertoe forceren. Het is heel gemakkelijk om het te boycotten”, legt Buysse uit. In België kunnen koppels op eigen initiatief naar een bemiddelaar stappen of ze kunnen erheen gestuurd worden door een rechter. Precieze cijfers zijn er niet, maar Mia Renders schat dat er vorig jaar zo’n 500 Vlaamse koppels een beroep deden op een bemiddelaar. Dat is weinig vergeleken met de 30.000 echtscheidingen die België jaarlijks telt. De reden ? Onbekend maakt onbemind.

Greet Hermans is advocate en specialiseerde zich in echtscheidingen. Toch noemt ze zichzelf geen scheidingsbemiddelaar. “Het officiële Bemiddelaar in familiezaken is beter, omdat die benaming minder insinueert dat een scheiding het uiteindelijke doel is. Ik ben de laatste die mensen naar een echtscheiding wil drijven. Soms zijn er andere of tussenoplossingen mogelijk. En daar ga ik eerst naar op zoek. Ik moet de twee op eenzelfde communicatieniveau krijgen. Daarvoor moeten ze hun eigen kwaliteiten en zwakke punten erkennen, en is er empathie nodig. Ze moeten immers hetzelfde kunnen doen met hun partner : die ander en zijn karakter aanvaarden en met een zekere mildheid bekijken. Anders kun je elkaar nooit begrijpen.”

“Ik heb veel respect voor de mensen die de moed hebben om tot bij mij te komen. Mensen zijn vermijdingsgericht op dat moment en dan zetten ze maar iets in de echtscheidingsakte, terwijl ze er eigenlijk niet goed over nagedacht hebben. Als mensen zeggen ‘dat is ons akkoord’, dan kijk ik dat na en dan ga ik moeilijk doen. Dan zeg ik : ‘Ik ga met jullie één voor één alle punten overlopen en aangeven wat alle mogelijke gevolgen zijn, ook de negatieve. Zo staan jullie achteraf niet voor verrassingen.’ Dan verdenken de koppels mij ervan dat ik aan het stoken ben, maar dat is niet zo. Het is iets waar ze door moeten, en dat is niet prettig. Maar als ze het dan niet doen, ontploft het toch op een ander moment.”

Tussen twee vuren

“Mijn ouders zijn gescheiden. Ik volg een danscursus waarvoor ik elke week moet oefenen. Wanneer ik op bezoek ga bij mijn vader, dan kan ik niet naar de training. Maar als ik te vaak de lessen mis, dan kan ik niet meedoen met de voorstelling binnen twee maanden. Dat vind ik niet fair. Mijn vader zegt tegen mij dat het mijn moeder haar schuld is, ze moet me dan maar een dag extra laten komen. Mijn moeder vindt dat hij zich maar soepel moet opstellen. Beiden proberen ze mij te overtuigen dat zij het goed met mij voor hebben en dat de andere het verkeerd aanpakt. Maar ik kan ondertussen mijn danslessen vergeten.”

Het is maar een van de vele klachten die het Kinderrechtencommissariaat krijgt. “Bij een ouderschapsovereenkomst moet de nodige flexibiliteit ingebouwd worden”, vindt kinderrechtencommissaris Ankie Vandekerckhove. “Niet dat elke week de regeling aangepast moet worden, maar wat goed is voor een kind van vier jaar is misschien niet meer zo interessant als dat kind veertien is. Het is geen momentopname, maar een proces.”

Er zijn evenveel ouderschapsovereenkomsten als er scheidingen zijn. En dat moet zo blijven, vindt Vandekerck-hove. “We zijn absoluut geen voorstander van een wettelijk vastomlijnd model waarbij elke scheiding met kinderen dezelfde regeling krijgt. Dat geeft de indruk dat er een beste oplossing bestaat, maar die bestaat gewoon niet.” En dus verhuizen sommige kinderen elke week tussen moeder en vader, wonen andere kinderen bij de moeder of vader en gaan om de twee weken een weekend en de helft van de vakanties naar de andere, of blijven nog andere kinderen in hun huis wonen terwijl de ouders over en weer verhuizen.

Ook Greet Hermans bevestigt het belang van een oplossing waar beide ouders achter staan. “Aan elke regeling zijn voor- en nadelen. Het week-weeksysteem – officieel heet dat bilocatie – is eigenlijk niet zo slecht. Al was het maar omdat beide ouders geconfronteerd worden met de dagelijkse realiteit van de kinderzorg. Je zult veel minder verwennerij hebben. Het is ook goed omdat je de kinderen de kans geeft loyaal te zijn ten opzichte van beide ouders. Het nadeel is dat als ouders blijven ruziemaken bilocatie slechter is. Voor de kinderen, maar ook voor hen.”

Hermans blijft niet op de platgetreden paden. Samen met de koppels gaat ze op zoek naar creatieve oplossingen. “Ik probeer soms toch een van de twee ouders in het huis te houden, zodat ze niet allebei opnieuw moeten investeren in een woning. Dan regelen we een recht van bewoning voor één van de twee. Die mag dan in het huis blijven tot bijvoorbeeld het jongste kind de studies afgerond heeft. Dat is een veel menselijkere oplossing. Of ik bouw overgangsperiodes in, rekening houdend met de leeftijd van de kinderen en even-tuele tekorten aan inkomsten. We moet betrachten dat, zodra de kinderen wat groter zijn, beide ouders fulltime werken zodat ze financieel onafhankelijk zijn. Het wordt dikwijls onderschat, maar een scheiding betekent plots dubbel zoveel basisnoden die betaald moeten worden : woning, verwarming, auto en dergelijke.”

Nieuw evenwicht

Scheiding is en blijft een ingrijpende ervaring voor kinderen én ouders. “Kinderen associëren ouderschap met partnerschap. En ook veel volwassenen doen dat”, verduidelijkt professor Buysse. “De moeilijkheid in een echtscheiding is precies om die twee los te koppelen en je af te vragen : ‘Hoe kun je ouder zijn met persoon X en tegelijkertijd partner met persoon Y ?’ En dan kom je tot heel concrete vragen als : ‘Kan de nieuwe partner van papa het haar knippen van de kinderen ?’ Dat gaat dan over een partner die ook een ouderrol op zich neemt. Het is moeilijk om aan kinderen uit te leggen dat je nog wel samen ouders bent, maar geen partners meer. Of partner met iemand anders. Maar het idee dat nieuw samengestelde gezinnen het moeilijker zouden hebben dan kerngezinnen, geloof ik niet. Ze hebben andere kwetsbaarheden, maar er komen niet per definitie meer problemen voor.”

“Er zijn twee mythes rond nieuw samengestelde gezinnen. Magda Heirman beschreef de assepoestermythe, die ervan uitgaat dat een stiefouder per definitie niet goed is voor een kind. En er is de Von Trapp-mythe, het idee van de instantintimiteit : er komt een nieuwe partner binnen en ‘hup, we zijn een gezinnetje’. Er is nood aan realistische beeldvorming rond nieuw samengestelde gezinnen. Kinderen, althans tot twaalf jaar, willen dat alles zo normaal mogelijk is, maar de realiteit is niet meer het gezinnetje van papa, mama, zoontje en dochtertje. Vier op de tien kinderen leeft op een bepaald moment in zijn leven niet bij zijn biologische moeder en vader. Daarom is het belangrijk dat het clichégezinsbeeld opengetrokken wordt.”

Kinderen hoeven nochtans niet ver te zoeken naar alternatieve rolmodelgezinnen. “Ik zat op school in een klas met 25 leerlingen van wie geen enkel kind gescheiden ouders had. Gelukkig maar, want dat was een goot taboe in die tijd, dat ook afstraalde op de kinderen”, herinnert Ankie Vandekerckhove zich. “Maar in de klas van mijn kinderen zitten wel kinderen van gescheiden ouders. Voor hen is dat gewoon een realiteit zoals een andere.” Ook op de televisie duiken steeds meer nieuw samengestelde gezinnen op. In de docufictie Kaat&Co verandert de gezinssamenstelling om de paar weken en binnenkort start op de jeugdzender Ketnet de gloednieuwe sitcom En daarmee BASTA !, waarin het gezin van Joost, Ruben en hun vader ineens aangevuld wordt met papa’s nieuwe lief Patsy en haar dochter Isa. “Met dit soort programma’s kun je tonen dat een scheiding niet zo problematisch hoeft te zijn. En dat kan voor sommige kinderen een hart onder de riem betekenen”, hoopt Vandekerckhove.

Tekst Leen Creve I Illustratie Eva Cardon

Ann Buysse : “Je moet nuanceren : kinderen hebben geen probleem met de fysieke separatie van de ouders maar wel met de mate van conflict tussen hen. En ook in gezinnen waar de partners samenblijven, kunnen er zware conflicten zijn.”

Ann Buysse : “Of het nu komt door bemiddeling of door een rechterlijke beslissing, het belangrijkste is dat er op een of andere manier een situatie gecreëerd wordt waarbij de kinderen gespaard blijven van het destructieve soort ouderconflict.”

“Bij een ouderschapsovereenkomst moet de nodige flexibiliteit ingebouwd worden”, vindt kinderrechtencommissaris Ankie Vandekerckhove. “Wat goed is voor een kind van vier jaar is misschien niet meer zo interessant als dat kind veertien is.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content