Rusteloze zoekers zijn ze allebei, zoon Winok en moeder Myriam Seresia. Stilaan blijken ze toch hun plekje gevonden te hebben : hij als drummer en met de Kapitein Winokio-kinder-cd’s op zijn platenlabel Haiku Harbour, zij als rechterhand van juweelontwerper Salomon Rosenberg.

WINOK SERESIA

“Krachtig. Dat woord vat mijn moeder perfect samen. Ze heeft mij grotendeels alleen opgevoed. Daar heb je toch moed voor nodig. Die kracht heeft ze zeker aan mij doorgegeven. Ook de werk-ethiek kreeg ik mee. Dat zit in onze genen. ‘Als je iets doet, doe het dan goed’, luidt het principe van mijn grootvader. Hij is zopas 85 geworden. Hij heeft een zwaar jaar achter de rug : heup gebroken, een zeldzame botvliesontsteking achter zijn oor. Wij begonnen ons al zorgen te maken, maar hij blijft energiek.”

“Mensen samenbrengen, zoals ik doe met mijn fanfares en mijn platenlabel, dat is typisch Seresia. Mijn grootvader was ploegleider en ook mijn moeder heeft vroeger nog twintig medewerkers onder zich gehad in een computerbedrijf. Ze heeft honderdenéén jobs gehad. Net als ik trouwens. Van afwasser tot drummer in het Hilton hotel. Die honger naar ervaringen zit in ons karakter. Op die manier ontdek je waar je sterk in bent. Zo bouw je ook contacten op. Toen ik barman was in café De Pallieter heb ik zeker zestig procent van de BV’s leren kennen op wie ik nu voor projecten al eens een beroep doe.”

“Als tienjarige observeerde ik de mensen in de tearoom die mijn moeder uitbaatte in de Vlaaikensgang in Antwerpen. Een hip en authentiek etablissement was dat, ingericht met meubels van de eigenaar, antiquair Axel Vervoordt. Mijn ouders scheidden op dat moment. In die moeilijke periode trok mijn moeder zich op aan de opera La Traviata. Ik zag dat de muziek haar vleugels gaf. Ik redeneerde : als dat mijn moeder kan troosten, dan wil ik daar mijn beroep van maken. Mijn besluit stond vast : ik zou als muzikant mensen gaan helpen.”

“Ik ging vrijwillig naar het internaat. Net omwille van de zorgen thuis vond ik rust in het hebben van een eigen kamertje en in de discipline op dat college. Er was veel sport, een zwembad, een filmzaal waar we Rumble Fish en De blikken trommel voorgeschoteld kregen : echt, ik had daar een mooi leven. Hoewel het een dure school was, liet moeder de keuze aan mij. Ze heeft mij altijd gevolgd in de grote beslissingen.”

“Ze stimuleerde mijn artistieke ambities. Misschien realiseer ik op die manier wel haar eigen droom. Ik zie haar in een volgend leven nog operazangeres worden. Ze denkt mee na over mijn projecten. Daarstraks keek ze mijn nieuwe kinderboek in. ‘Ik weet niet of bruin zo’n goede kleur is voor dat publiek’, geeft ze dan als kritische respons.”

“We hebben een heel open relatie nu, zoals vrienden. Het kan gebeuren dat we elkaar drie weken niet zien. Ik hoorde van mijn oma onlangs nog dat mijn moeder al begon te rennen toen ze amper op haar benen kon staan. We zijn allebei heel zelfstandig. Maar als er een hold-up is geweest in de zaak of bompa in het ziekenhuis ligt, dan ben ik binnen de vijf minuten bij haar en worden de banden weer heel nauw aangehaald. Ik heb ook geen geheimen voor haar. En toch, als het niet meezit, willen we het liefst alleen zijn. We gaan niet aan de klaagmuur staan. Dat zat in de opvoeding : trek je plan. Zelfs bij zo’n overval blijft ze nuchter. Soms denk ik : nu gaat ze crashen. Maar nee, haar kracht blijkt onverwoestbaar.”

“Het moeilijkste als ouder lijkt mij : je kinderen flaters zien begaan. Ze moeten fouten kunnen maken, terwijl je hen daar natuurlijk net voor wilt behoeden. Ik had slechte rapporten, toen ik roadie was van Ashbury Faith liet ik mijn haar millimeteren en oranje-purper verven, ik heb bijna-doodervaringen gehad, ooit zat ik totaal blut vast in Barcelona… Soms botste het, ja. Maar uiteindelijk zijn we daar beiden sterker uit gekomen.”

MYRIAM SERESIA

“Winok is eigenlijk een betere uitgave van mezelf. Godzijdank. Je hoopt toch dat je kind een makkelijker leven heeft, niet ? Winok zit op jongere leeftijd in balans. Wat we gemeen hebben, is dat we ons allebei snel aan een andere omgeving kunnen aanpassen. We pikken vlot dingen op. Dat hoor je in zijn muziek. Het grote verschil is dat hij iets minder sociaal is dan ik. Hij is niet zo dol op feestjes. Ik moet evenmin zestig vrienden hebben, maar heb toch meer oog voor sociale verplichtingen. Wie hem na aan het hart ligt, die soigneert hij wel. Hij heeft een groot hart, en dat zeg ik niet omdat hij mijn zoon is.”

“Wiskunde en exacte wetenschappen waren niet aan hem besteed, maar communicatie en taal lagen hem. Hoe slecht zijn schoolresultaten ook waren, ik geloofde dat hij wel op zijn pootjes terecht zou komen. Ik geloofde zelfs meer in Winok dan in mezelf. Gepanikeerd heb ik nooit. Wel heb ik hem van meet af aan ingepeperd : doe iets met je leven. Het was al snel duidelijk dat hij een artistieke toekomst had. Als vijfjarige zat hij continu te trommelen. Zelfs op restaurant, met de messen. Dat hij het karakter had van mijn vader gaf me vertrouwen. Mijn vader zegt altijd : ‘Alles is mogelijk. Er zijn geen limieten, maar je moet er wel voor willen gaan.’ Het is soms raar om te zien hoe hard hij, zelfs fysiek, op mijn vader lijkt. Ze zijn heel gedreven en toch vrij down-to-earth.”

“Discipline is zijn zwakke plek. Op z’n negentiende was dat echt heel erg : niet komen opdagen voor een vakantiejob die ik hem bezorgd had bijvoorbeeld. Toen heb ik ’s nachts wakker gelegen. Heel vervelend, als je geen man en dus geen klankbord hebt. Als alleenstaande moeder vraag je je bij de opvoeding constant af : ben ik wel goed bezig ? Ik probeerde zoveel mogelijk kennis in dat kopje van hem te steken. Des te meer bagage heeft hij later, dacht ik. Ik heb hem op weg geholpen, maar het is uiteraard zijn verdienste dat hij verder is blijven bouwen. Alleen vestimentair is er iets fundamenteel misgelopen. Als ik zijn kledij zie, heb ik mijn bedenkingen.”

“Ik leef intens en sta open voor alles. Ik kijk tv en lees tegelijkertijd de krant. Alles wil ik weten. In mijn carrière heb ik altijd mijn gut feeling gevolgd : ik koos telkens voor een omgeving waar ik me goed in voelde en waar ik de indruk kreeg dat ik er een verschil kon maken. Dat ik nog steeds fijne contacten onderhoud met vele ex-collega’s, geeft aan dat ik me zelden vergist heb. Ik was nooit te beroerd om bij te studeren. Toen ik een jaar in India verbleef en daar met de diamant in aanraking kwam, heb ik het hele leerproces doorlopen : van slijpen tot het eindproduct. Diamanten zijn fascinerend. Dat je van die stenen die al een miljoen jaar in de grond zitten juwelen kunt maken, is een mooie gedachte. Of ik nu mijn plaats gevonden heb ? Misschien, al beschouw ik nooit iets als een eindpunt.”

“Zakelijk doet Winok het zeker niet slecht. Dat hij zijn administratie op orde heeft, is buiten elke verwachting. En wat ik vooral apprecieer, is dat hij de mensen met wie hij samenwerkt door dik en dun steunt. Toch vind ik dat hij de lat altijd hoger moet leggen. Dat hij op een gegeven moment zijn muziek een andere wending durfde te geven met die kinder-cd’s was bewonderenswaardig. Ook dat delen we : de adoratie voor kinderen. Als het zoontje van Salomon hier over de vloer komt, zit ik met die kleine op de grond te knikkeren. Kinderen kunnen zo rechtdoor zijn. Ik was nog geen negentien toen ik Winok kreeg. Eigenlijk groeiden we samen op. Daardoor zijn we bijna als broer en zus. De band die we hebben, gaat niet meer kapot. Wat hij ook doet.”

Net verschenen bij Lannoo : het voorleesboek Kapitein Winokio danst, 15,95 euro, ISBN 978 90 209 7720 2.

Door Peter Van Dyck I Foto’s Saskia Vanderstichele

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content