Donkere winters of overbelichte zomers, de poolnacht of de middernachtzon, saunahitte of een plonsbad in een bevroren meer ; boven de poolcirkel lijkt alles extreem. Reizen in Fins Lapland, met de sneeuwscooter, de huskyslede of het rendier.

Mijn adem dampt als een kachel in de vriesnacht van Kittilä, een provinciestadje hoog boven de poolcirkel, negenhonderd kilometer – een uur vliegen – van de Finse hoofdstad Helsinki. Lapland, de laatste wildernis van Europa, goochelt met extremen. In de zomer gaat de zon nooit onder, tijdens de poolnacht haalt ze de horizon niet. “Enkele weken geleden, helemaal aan het begin van de winter, vroor het al -25°”, steekt Ronny van wal. “Nu is het relatief warm, amper -5°.” Mijn gids, een landgenoot die al veel jaren tijdens de zomer in Zweden leeft en tijdens winterse sneeuwscootertochten grensoverschrijdend Lapland verkent, verwelkomt mij in het Harriniva Holiday Centre, een familiehotel gegroeid uit voorvaders camping. Eind november vriest het al dat het kraakt, maar de droge kou valt goed te verdragen. Bij het inchecken in het hotel hoort bovendien een pasritueel. Na het bessenlikeuraperitief worstel ik me in een thermopak, een met bont gevoerde expeditieoverall inclusief jas, moonboots, oversized bontmuts en wanten die mij in dit poolklimaat warm moeten houden. “Tot -50° werd ooit in Kittilä gemeten, een Europees record”, waarschuwt Ronny. Ik loop erbij als een worst in een thermisch ruimtevaarderspak, maar ben klaar voor extreme temperaturen : laat het nu maar sneeuwen en vriezen.

Naar Lapland reis je niet voor zijn drukke skiliften, maar voor de witte eenzaamheid. Amper driekwart mens leeft hier per vierkante kilometer. Ongerept betekent hier nog altijd : niemand tegenkomen, behalve enkele rendieren grazend in de sneeuwvlakte aan de rand van het bos. Een auto lijkt er tijdens de winter niet veel waard. De plaatselijke gasten van de hotelbar parkeren hun sneeuwscooter trots voor de deur. Een motorfiets op rupsbanden. Naast het hotel huist ons transport in de Harriniva sleehondenkennel, een van de grootste huskykennels van Europa.

Zodra Catherine de poort naar de kennel opent, breekt de hel los. “De baas arriveert,” denken haar honderden honden, “aandacht trekken.” 450 husky’s leven hier in kleine groepjes in kooien. Met opgewonden geblaf en enthousiaste sprongen tonen ze hun paraatheid, klaar voor een marathon of desnoods een sprint. “Een husky heeft één doel : rennen”, zegt Catherine. “Als je een husky loslaat, schiet hij weg als een pijl uit een boog. Pas een kilometer verder kijkt hij eens om.” Onvermoeibaar, energiek, gekweekt om te werken ; als huisdier in de stad lijken ze ongeschikt, als waakhond waardeloos. Maar mooi zijn ze ontegensprekelijk, aaibare ijskoningen met staalblauwe of mistige grijze ogen, diep verzonken in hun dikke vacht. Knuffelfactor 10. Toch verkoopt deze kennel geen hond. “We kweken alleen voor onze eigen behoeften. Alleen op die manier weten we zeker dat de dieren leven volgens hun instinct.” Want van alle honden staat de husky nog het dichtst bij de wolf. “Een husky is een roedeldier”, verduidelijkt de hondenmenner. “Dat betekent dat je er minstens drie of vier moet houden. Alleen kwijnen ze weg als kasplantjes. Je kunt ze heel moeilijk iets aanleren. Sledehonden moeten zich wel aan de regels houden en vooral, niet wild rondspringen als de slede stopt, want dan raakt mijn hele span in de knoop. Rustig blijven, dat leer ik de puppy’s met veel geduld. Een slede trekken, dat gaat vanzelf. Rennen is hun leven.”

Het belangrijkste – en ook het enige instrument van de slede is dan ook de rem, een metalen griffel die de staande bestuurder met zijn voeten in de sneeuw duwt. Als het van de husky’s afhing, waren we nu al lang weg, maar ik leg mijn gewicht in de schaal en sta pal op de hark die in de sneeuw bijt. De instructies van de hondentemmer klinken eenvoudig : achter de slede op de brede ski’s staan, remmen door met je voeten de remvork in de sneeuw te duwen, langzaam door de bochten en met je lichaam bijsturen, als een bakkenist op een zijspan tijdens een motorrace. “Voor de honden is het zelfs beter als je voortdurend zeer zacht remt, zodat ze bij het trekken een gelijkmatige druk op hun borstkas voelen, zonder harde schokken”, adviseert Catherine. “Meestal spannen we vier tot zes honden voor een slede. De honden vlak voor de slede zorgen voor de constante trekkracht. Op kop loopt de leider, met naast hem een veelbelovende jongere : een leider in training.” Catherine, leader of the pack, kent het karakter van elk dier.

Zo lang ik op de rem sta, laten de honden klagerig hun ongeduld blijken. Als ik mijn gewicht van de rem haal, spurten de dieren weg als renpaarden gestoken door een horzel. Aansporen moet ik ze niet, rennen is leven. Als een Romeinse strijdwagenmenner in een winterse fabel glijd ik geruisloos door dennenbossen, rijp van rijm, spierwit en maagdelijk. Dennenrijen op de mistige bergkammen aan de einder lijken verstilde spoken uit sprookjes. Tot ik in de eerste bocht van de slede tuimel. Omdat de karavaan nu stopt, treuren de honden. “Vooruit, laat ons lopen,” lees ik in zes paar hondenogen, “nee, bind de slede nu nog niet vast aan een boom”. Alle remmen los : Baby, we were born to run.

Valavond na de middag

De hondenslede toont het ecologische slow travel-gezicht van Lapland, de sneeuwscooter het sportieve alternatief : lawaaierig als we rijden, maar volkomen geluidloos als we halt houden. Bovendien lijkt de kans klein dat een scooter er alleen vandoor gaat. In enkele uren leggen we meer afstand af dan de honden in een dag. Toch zijn we, aan het begin van het seizoen, niet gehaast. Het sneeuwtapijt vertoont nog gaten, nog niet alle stenen en bulten liggen veilig ingepakt onder maagdelijke sneeuw. Op de bevroren meren geven we wel voluit gas. Kaarsrechte sporen trek ik in de ijzige wind, als een motorrijder in de schemerzone tussen wit land en de grijze lucht.

Bij valavond spotten we een kudde rendieren in de koplampen. Valavond ? De middag is pas halfweg, maar het schemert. Eind november schijnt het daglicht van tien uur in de ochtend tot even na drie in de namiddag. Vanaf december regeert een maand lang de poolnacht. Dan beginnen de dagen te lengen, tot tijdens de midzomernacht de zon 24 uren schijnt.

De maandenlange dag en nacht markeren het Lapse levensritme. Gids Köpi, hier geboren en getogen, houdt niet van het hectische Helsinki, van mobiele telefoons en kouwe drukte. “Kijk, ik heb niet eens een horloge. Time is money, in Lapland we have a lot of time.” “Mensen lijken zich hier weinig zorgen te maken over de dag van morgen”, bevestigt Ronny Waumans. Boven de poolcirkel gelden haast Afrikaanse wetten : erger u niet, langzaam aan, misschien morgen. Köpi houdt van het dennenwoud, van de eindeloze toendra en vooral van de stilte. “In deze wildernishut leefde jarenlang een kluizenaar, eenzaam en zelfbedruipend als een jager-verzamelaar uit de steentijd. In het bos vond hij alles wat hij nodig had, zijn alcohol stookte hij zelf.”

Tijd voor het aperitief, op zijn Fins. “Niets zo goed om de appetijt aan te scherpen als een sauna”, grijnst Köpi terwijl hij een geut bier op de gloeiende stenen giet. “Maar je moet meer drinken.” De geur van vers brood in een bakkersoven vult de hete ruimte. Als een dimsum in een stoomwok dampt nu mijn hele lijf. Hakte er al iemand een wak in het ijs ?

Tekst en foto’s Jo Fransen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content