Architect Patrick Lefebure ontwerpt ruimten waarin je een serene leegte ervaart, maar waar je je toch nooit alleen voelt. “Een van de schoonste zichten zijn toch wolkenluchten.”

Met architectuur is het net zoals met mensen : het zijn de beperkingen die ons interessant maken. “Oneindige mogelijkheden boeien me totaal niet,” vertelt Lefebure, “ons werk groeit vanuit beperkingen. De beperking van de omgeving, van het budget, van de bewoners.” Lefebure en zijn architectenteam Archipl staan bekend om een manier van bouwen die ankerpunten biedt in een zoektocht naar kalmte. De steen der wijzen voor rustgevende architectuur bestaat niet, maar om toch een gevoel van veiligheid en geborgenheid te garanderen, grijpt Lefebure geregeld terug naar patio’s.”Intieme binnenruimten kunnen rust bieden, bovendien kan de natuur sterk aanwezig zijn in patio’s door het licht en de lucht. En een van de schoonste zichten die je kunt wensen zijn toch wolkenluchten.”

ISOLEMENT MET UITZICHT

“Een patio zie ik als een veilige eigen wereld die volledig omsloten wordt door een woning en naar binnen gericht is. Je bent buiten, maar je zit toch ook beschut. In Zelzate hebben we een psychiatrische opnamedienst gebouwd met crisisunits, waar mensen soms gedwongen opgenomen worden. Het is gebouwd rond een veelvoud aan patio’s. Zelfs de isoleercel heeft er één. In isolement of niet, mensen hebben ruimte nodig. Hier kunnen ze naar buiten kijken, ze zien de zon of de wolken, zonder daarbij overstuur te raken. Ze zien iets, maar er beweegt niets. Het zijn totaal prikkelarme ruimten, maar ze zijn wel al beter dan een volledig afgesloten isoleercel.” Eén probleem met de patio : je bouwt een open ruimte, een leegte en wanneer er gesnoeid wordt in het budget, sneuvelt die het eerst. “Ik heb er al ontzettend hard voor moeten strijden. ‘Maar het is een ruimte waar je niets mee doet’, is dan de kritiek. Terwijl die leegte juist waardevol is, die geeft net rust en licht aan een gebouw.”

DE KAPEL VAN HET NIETS

Als een patio rust brengt, dan is rust nergens zo tastbaar als in De Kapel van het Niets in het parkje aan het psychiatrisch centrum Sint-Norbertus in Duffel. Kunstenaar Thierry De Cordier kreeg jaren geleden de opdracht om een kunstwerk te ontwerpen als eerbetoon aan de zusters van Sint-Norbertus. Het kunstwerk werd een bouwwerk en zo begon ook Lefebure mee te denken over het ontwerp van de kapel. “Thierry had een maquette gemaakt van het eerste ontwerp en daarin zaten allerlei functies vervat : een inkom, een vestiaire, toiletten, een spreekkamer, enzovoort. En het moest er ook nog kunnen binnen regenen ! Door uren te praten en te tekenen, hebben we samen met Thierry het ontwerp uitgezuiverd tot wat het nu is.” Een zwarte, ingepekte doos met bovenaan een gat : een ruimte die tegelijk binnen en buiten is. “Noem het de oervorm van een patio. Hier is de patio de kapel zelf geworden en de kapel de patio.”

Loop je door het parkje, dan merk je dat de kapel lelijk in de weg staat. Letterlijk : ze staat dwars over het wandelpad en dat zegt al iets over haar confronterende karakter. Zo donker als haar buitenkant is, zo helder is de kapel binnenin. Door het gat in het dak kun je de seizoenen aflezen op de betonnen vloer. Bladeren, sneeuw, regen, zonlicht of mist, het valt hier allemaal binnen. De muren slaan groen uit, maar dat deert niet. “Eén muur wordt onderhouden en dat is de hoge, witte muur die het licht vangt. Het is die muur die voor spectaculaire schaduwwerkingen zorgt in de kapel, dus wordt hij elk jaar netjes geschilderd.”

Als er iets is wat de kapel uitstraalt, is het eenvoud, maar bouwkundig is niets wat het lijkt. “Je kunt de kapel niet zo simpel maken als ze eruitziet of ze zou meteen kapotgaan. Als het binnen regent, moet het water weg kunnen vloeien, dus hebben sommige muren binnengootjes gekregen. Ook voor de afwerking zijn we afgeweken van het normale binnenpleisterwerk, want dat zou hier meteen naar beneden komen.”

Tegenover de hoge, uitstekende muur staat een betonnen bank in het beschutte deel van de kapel. Van daar kijk je uit op een paal, een zuil, een maatstaf of hoe je het ook wil noemen. “Zo ben je nooit alleen in de kapel, zelfs als je er alleen naartoe komt. Je bent er met een paal, met een zwarte, ingepekte figuur. De kapel is bewoond.”

Net wanneer je denkt dat dit de meest areligieuze kapel moet zijn, loop je naar buiten en kijkt een levensgroot Mariabeeld je van op haar sokkel strak aan. Oké, dat laatste nemen we terug, Maria.

Voor de zusters kan deze kapel niet anders dan een controversieel geschenk geweest zijn. Hoe ze reageerden op hun cadeau ? “Ze vonden het de meest sacrale ruimte die ze ooit gekregen hadden.”

RUST IN THEORIE

Niet alleen binnen in de instellingen, maar ook erbuiten zorgen patio’s voor de geborgenheid van de bewoners. In 1990 kreeg Lefebure als jonge architect van de toenmalige minister van Volksgezondheid Philippe Busquin (PS) en de broeders van Liefde de opdracht om na te denken over een woonvorm voor chronische psychiatrische patiënten. “Van veel mensen die in een instelling zaten, wist men dat ze daar niet meer uit zouden komen. Ze woonden daar, punt. Mijn doel was om die chronisch zieken zoveel mogelijk uit de instelling te halen en via een optimale woonvorm in de stad zelf te integreren.”

Die optimale woonvorm werd het patiomodel. Heel concreet kun je het je voorstellen als een reeks individuele huisjes naast elkaar, waarachter ook een binnenwereld gecreëerd werd. “In dat model krijgt elke patiënt die het mentaal en fysiek aankan zijn eigen woning en zijn eigen voordeur, maar de achterdeur biedt toegang tot een gemeenschappelijke patio en de permanentiedienst van het psychiatrisch centrum. Daar kunnen ze dag en nacht terecht. Zo reikt de achterdeur toch altijd veiligheid aan. Dat model hebben we toegepast in de Lorkenstraat, in een beluik net buiten het psychiatrisch centrum Dr Guislain. Daar merk je dat het opnieuw zelfstandig kunnen wonen een gevoel van nuttigheid geeft. Hij of zij woont, werkt, komt op straat, koopt iets in de winkel – kortom, hij of zij ervaart een sociaal bestaan, en leeft.”

EENVOUD SIERT

Als hij er dan toch iets op moet plakken dat voor een definitie kan doorgaan, schuilt rust voor Patrick Lefebure in ‘goed leesbare gebouwen’. Gebouwen met een eenvoudig grondplan, een eenvoudige structuur blijken op het einde van de rit meestal mooi te zijn, gelooft hij. “Frank Gehry vond ik vroeger een fantastische architect. Hij had een zeer vrije manier van denken en toch waren zijn realisaties eenvoudig en mooi. Maar dat was vroeger, want vandaag gaat hij naar mijn mening te ver. Neem nu zijn Fondation Louis Vuitton, dat is gewoon waanzin. De eenvoud is weg.”

Een ander oeuvre dat de jonge Lefebure sterk heeft geïnspireerd, is dat van de Nederlandse architect-monnik Dom Hans van der Laan. “Want voor alle duidelijkheid, ik heb het warm water niet uitgevonden,” benadrukt Lefebure, “van der Laan was al die tijd al intens bezig met de patio, met binnen en buiten, met rust. Toen ik studeerde, heb ik een medewerker van hem ontmoet die me zijn theorie over de cel, de hof en het domein uit de doeken heeft gedaan. Heel fascinerend. Door die elementen samen te brengen creëerde hij haast dorpen. Precies dat principe hebben we ook toegepast in onze architectuur voor psychiatrische verzorgingstehuizen.” Veel heeft van der Laan niet ontworpen, maar wat er van zijn hand staat, is een zeldzaam voorbeeld van eenvoud in architectuur, al zeker binnen de religieuze architectuur. “De abdij Roosenberg in Waasmunster is een inspiratie voor iedereen. Dat is bouwen in essentie.”

Wat wil Lefebure zelf ooit nog bouwen, weliswaar beperkt door beperkingen ? “Dan graag een gevangenis. Een wereld creëren die én menswaardig én beveiligd moet zijn, het is haast onmogelijk.” De ideale uitdaging dus.

www.archipl.be

Door Mien De Vriendt

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content