’t Is zoals met de meikever. Net als je denkt dat ze uitgestorven zijn, kom je er weer eens één tegen. Alleen zat deze engerling niet diep in de aarde, maar op een bank naast de vijver. Met zijn broek open, maar dat had ik eerst niet eens in de gaten. Weet ik veel wat er ritselt in het struikgewas als ik loop te joggen. Maar bij de tweede ronde kon ik er niet naast kijken. Zat die kerel ‘m van jetje te geven ! Straks gebeuren er accidenten en moet ik er Luc Beaucourt bijroepen, ging het door mijn hoofd.

Exhibitionisten, ik heb het altijd een raar fenomeen gevonden. Ik moet een jaar of tien geweest zijn toen ik in een huis op de weg naar school een meneer bloot tussen de sanseveria’s zag staan. Vaag voelde ik wel aan dat dat niet hoorde, maar verder vond ik het vooral grappig. Pas toen ik het thuis vertelde, kon ik uit mijn moeders ontzetting afleiden dat meneren zonder kleren tussen de kamerplanten tot het domein van het Onnoemelijke behoorden. Maar bang ben ik er nooit voor geweest. Hoogstens voelde ik me voor schut gezet. Zoals die keer dat een man mij op de Meir de weg vroeg en ik pas halverwege mijn omstandige uitleg doorhad dat hij zichzelf achter een grote, officieel uitziende enveloppe onzedelijk stond te betasten. Op de Meir ! Midden tussen de winkelende mensen ! Assertievere vrouwen zouden misschien luidkeels gillend met de vinger gewezen hebben of een snedige opmerking gemaakt hebben, genre “Ik heb er al mooiere gezien”. Zelf wendde ik alleen maar mijn blik af en vervolgde mijn weg, met rode konen omdat ik, naïeve trut, weer niets doorhad en nog zo hard geprobeerd had om de man op weg te helpen. Dat was in een periode dat ik wel vaker met potloodventers te maken had. Kwam dat doordat ik toen geen rijbewijs had en als fervent voetganger een gemakkelijke prooi was of was er iets in mij dat dat soort mannen aantrok ? Typisch vrouwelijk, denken dat het je eigen schuld is. Maar kijk, ouder worden heeft zo z’n voordelen. Blijkbaar heb ik voor exhibitionisten de versheiddatum overschreden, want ik kom er nooit meer tegen.

Behalve dus die ene op de bank bij de vijver, die naast een meer voor de hand liggend probleem wellicht ook iets aan z’n ogen had. Zoals altijd was ik onzeker over mijn aandeel in het scenario. Vreemd genoeg voelde ik een soort mededogen met de man : je zult je seksualiteit maar beleven in je eentje op een koude, natte bank naast een desolate visvijver. Toch voelde ik vooral irritatie : hij moest niet denken dat ik nog eens voorbij zou lopen, die lol gunde ik hem niet. Anderzijds had ik me voorgenomen om vier rondjes te joggen en was ik geenszins van plan om wegens die stomme flasher mijn parcours te wijzigen. De redding kwam in de vorm van een kloeke vrouw die ik hier al eerder had zien lopen. Zo’n ietwat verweerd mij-maak-je-niets-meer-wijstype dat je wel vaker achter de toog van een café aantreft. “Er zit daar een rare sjarel op een bank”, zei ik. “Zullen we samen lopen ?” stelde ze voor. Nooit een man zo snel z’n broek weten dichtritsen.

Linda Asselbergs

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content