REISSCHRIJVER

Bijna twintig jaar heb ik geen woonplaats meer. Tot ’89 werkte ik als journalist voor De Morgen, maar dat werd voor mij een mentale leegloop. Ik nam ontslag en deed alles weg. Bed verkocht, boeken weggegeven. Dat was een aha-erlebnis, alsof mijn leven op dat moment begon.

De hongersnood in Ethiopië en het bevrijdingsleger van Eritrea, in 1984-’85, daarover had ik voor de krant reportages gemaakt. Voor tv-ploegen moesten de mensen hun T-shirt optillen. Als hun ribbenkast niet mager genoeg was, mochten ze niet in beeld. Wel graatmager : shirt uit en poseren.

Die eerste reis was een gigantische schok. Datzelfde jaar ook nog twee maanden naar India. Dan heb je je vuurdoop wel gehad. Dingen zijn nooit meer zo choquant geweest.

Reizen en schrijven, de twee zijn belangrijk. Onderweg ontmoet ik veel reizigers die vervallen in lethargie en apathie. Om te schrijven moet ik nadenken en formuleren, en dat houdt me bijeen.

Natuurlijk krijg ik soms vijandige reacties. In India ben ik met stenen bekogeld in een tempel. Ik had mijn schoenen wel uitgetrokken, maar ik had ze in mijn tas gestopt omdat ik vreesde dat ze anders gestolen zouden worden. In Tibet werd ik het slachtoffer van een gauwdief.

En uiteraard in Johannesburg. Ik vermoed dat de politie mijn overvallers getipt had. Ik had ze net de weg gevraagd en nog geen twee minuten later, de agenten stonden erop te kijken, had ik prijs. Negen uur ’s morgens, klaarlichte dag, bij het postkantoor. Drie, vier mannen scheurden mijn hemd aan flarden, rukten het horloge van mijn pols, trokken mijn broek af. Paspoort en kredietkaarten weg, maar het geld dat in mijn ondergoed verborgen zat, hebben ze niet gevonden.

Heel gênant. In mijn onderbroek terug naar mijn kamer, maar daar keken ze er niet vreemd van op. Na die overval heb ik een maand met een ei in mijn broek gelopen. Wat mij vooral uit het lood sloeg, was dat het op een zogenaamd veilige plek was. Maar als je die angst niet kunt overwinnen, moet je thuisblijven.

Hoe het met de wereld is gesteld ? Een jaar of twee geleden dacht ik dat het de goede kant op ging. In India bijvoorbeeld zijn de allerarmsten nu wat minder arm dan dertien jaar voordien. Maar nu ben ik zestien maanden in de Stille Zuidzee geweest , een welvarend gebied. Paradijselijk, feeëriek. Favoriet was Tokelau. Verspreid over drie atollen wonen 1300 mensen die ooit via polyfone gezangen communiceerden en die nu nog altijd wondermooi zingen. Kokoskrabben komen naar je toe gewandeld, de vis springt uit de lagune op het land, fruit valt uit de bomen.

Eilanden van overvloed zijn het, maar ook van verveling. Tijdens de volkstelling bleek dat er in vijf jaar tijd twintig procent van de bevolking was verdwenen. Mensen willen televisie, een auto, geld, opwinding.

Aan sommige plaatsen heb ik echt een hekel. China is me heel slecht bevallen. Ik was er nog niet binnen of ik werd meteen gearresteerd. Huisarrest. Of liever : tentarrest, want er was geen huis. Ik moest een zelfbeschuldiging schrijven en spijt betuigen omdat ik was uitgestapt op een plaats waarvoor ik geen vergunning had. De volgende ochtend om zes uur op straat gezet en pas om twee uur ’s middags werd ik door een beestenwagen opgepikt. Uitgehongerd en uitgedroogd, tussen de geiten. Zo begon die reis en het is tussen mij en China nooit meer goed gekomen.

Bindingen ? Mis ik niet. Eenzaam ? Nooit. Heimwee ? Integendeel. Ik moet mezelf altijd geweld aandoen om terug te keren naar België, maar eens ik er ben, is het oké. Een eenzaat zou ik mezelf niet noemen. Ik heb vrijages, maar niet in de zin van settelen, trouwen en kinderen. Ik denk dat dat met geloof te maken heeft. Van het moment dat je ongelovig bent, stel je alle grote projecten in vraag. Dus zeker ook het huwelijk.

Er is vastigheid in mijn leven : mijn moeder, een broer, een schoonzus en vrienden. We houden contact : e-mail, skype, gsm. Tien jaar geleden bestond dat niet en was reizen veel radicaler. Nu is de kans om écht weg te zijn erg verkleind. Ik ben graag onbereikbaar.

Ik reis zo licht mogelijk. Geen al te grote rugzak, een laptop, een plastic draagtas van Delhaize. Geen medicijnen, alleen pleisters om wondjes te bedekken om infecties te voorkomen. En als ik ziek word : ter plaatse rust en wachten tot het voorbij is. Malaria zit al in mijn bloed, maar ik krijg geen aanvallen meer. Ik heb moeraskoorts gehad, en in een luxehotel in India liep ik legionairsziekte op. Hoe goedkoper je reist, hoe gezonder. Zeker in India. Het straatvoedsel is beter en verser dan in hotels.

Ik blijf dit doen tot ik het niet meer kan. Als ik geen geld meer heb, als mijn gezondheid het niet meer toelaat, als mijn geduld op is want om te reizen moet je bereid zijn heel veel tijd te verliezen.

Rudi Rotthier (51) studeerde musicologie en filosofie. Van hem verschenen o.a. ‘Het land dat zichzelf bemint’ en ‘De koranroute’, waarvoor hij in 2003 de Bob den Uyl-prijs ontving. Nu ligt ‘De andere kant van de wereld : een reis langs 31 Zuidzee-eilanden’ in de boekhandel. Uitg. Atlas. 398 blz., 19,90 euro. ISBN 9045004808.

Door Griet Schrauwen / Foto Ann Vallé

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content