Ooit begonnen als werkschoeisel voor boeren, krijgt de rubberlaars steeds meer allure. De Franse fabrikant Aigle komt met een expo naar onze natte contreien.

De weergoden bleken tijdens de herfst en winter niet onze beste vrienden. Natte voeten waren bijna onvermijdelijk, ideaal rubberlaarzenweer dus. Het perfecte moment voor Aigle om met een marketingoffensief op de proppen te komen. Het Franse merk, dat op rubberlaarzen zijn reputatie bouwde, trekt rond met een museum van caoutchouc. Bij de tentoonstelling hoort ook een mooi verzorgd boek, Savoir Faire : een veredelde reclamefolder, zoals zoveel koffietafelboeken, maar wel goed gedaan.

De expo houdt vanaf 14 maart halt in Brussel. Ons land is immers, om voor de hand liggende redenen (het regent vaak), een belangrijke rubberlaarzenmarkt.

Aigle bestaat sinds 1853. Het bedrijf werd opgericht door de naar Frankrijk uitgeweken Amerikaan Hiram Hutchinson, een kennis van Charles Goodyear, uitvinder van het vulkanisatieproces voor rubber (Hutchinson kocht het patent). De merknaam A l’Aigle verwijst naar de adelaar, die symbool staat voor Amerika. Hutchinson begint zijn onderneming met voor boeren bestemd rubberen schoeisel. Op dat moment zwoegt 95 procent van de Franse landarbeiders nog op klompen. In 1857 produceert Aigle veertienduizend schoenen per dag, honderd jaar later dubbel zoveel. Het bedrijf draait midden twintigste eeuw op volle toeren, met een gediversifieerd aanbod : turngympen en tennissloffen in canvas, omgekeerde regenjassen.

750 TON PER JAAR

De oude advertenties focussen op sport en comfort ( “plage, tennis, basket, campagne”, suggereert een affiche uit 1951), maar ook op functionaliteit : Aigle, dat is “toute la gamme des bottes de travail – industrie – culture – chasse – pĆŖche”. De spannendste campagne, vermoedelijk uit de vroege jaren tachtig, sublimeert het model Tonia : close-up op een paar vrouwenbenen in zwarte minirok en dito laarzen, triomfantelijk geplant op een gevloerde man in harnas.

Aigle is al lang niet meer louter een schoenenfabriek. Het merk, dat sinds 2003 in handen is van het Zwitserse conglomeraat Maus FrĆØres (ook de eigenaars van Lacoste en Gant), verkoopt intussen meer kleren dan laarzen, en die kleren worden hoofdzakelijk geproduceerd in lagelonenlanden. Maar de rubberlaarzen worden nog wel in ChĆ¢tellerault gemaakt, met de hand. Goed voor vierduizend paar per dag, 750 ton rubber per jaar.

Per laars zijn zestig verrichtingen nodig, zegt de woordvoerster van Aigle, en het duurt zo’n twee jaar voor een arbeider goed en wel is opgeleid. Ook een rubberlaars kan met andere woorden een luxeproduct zijn.

De Aigle-expo loopt van 14 tot 28 maart bij Francis Ferent, Louizalaan 60, Brussel.

Info : www.aigle.com

DOOR JESSE BROUNS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content