Hoogzomer is het, en ik zit met een meisje op een terras. Het is zo warm dat de mensen iets hijgerigs hebben. Ze lopen met hun mond een beetje open. Over alles ligt een waas van zonnecrème.

“Zelfs Antoine klaagde gisteren over de warmte”, zegt het meisje. “Hij zei dat het niet meer te doen was. Dat hij er koppijn van kreeg.”

Dat is opmerkelijk, want Antoine komt uit Ivoorkust. “Het is grappig een zwarte te horen klagen over ons Belgische weer”, zegt het meisje. “Je verwacht dat niet van ze. ‘Komaan Antoine,’ zei ik, ‘als iemand hiertegen bestand is, dan toch zeker wel jij ?'”

Maar Antoine vond de warmte hier anders. “‘In Afrika hebben wij ruimte,’ zei hij, ‘en bomen en wind. Mais vous en Europe, vous avez perdu l’oxygène’.”

Het meisje en ik moeten erom lachen. We kunnen het goed met elkaar vinden, zonder dat er sprake is van iets anders. Het meisje behoort trouwens al toe aan een ander. Ik vind dat een geluk. Waar zouden we staan, zonder die anderen aan wie meisjes kunnen toebehoren ? De wereld is zo al vermoeiend genoeg.

Hoewel het al wekenlang zomert, is dit nog maar de tweede keer dat ik op een terrasje zit. Ik ben er niet zo happig meer op als vroeger. De explosie van licht en ledematen doet pijn aan mijn ogen. Bovendien heeft de warmte een ontluisterend effect. Je ziet meer dan je zou willen. Vuil in de hoekjes van nagelranden, bijvoorbeeld, of de tattoo op de rug van de vrouw die voor mij zit. Het is zoiets tribals. Twee korte en sierlijk gekrulde vleugeltjes, die zich machteloos uitstrekken boven de beide helften van haar fraai gewelfde kont. Ik zou het nog mooi kunnen vinden, mocht ik een dergelijke tattoo niet al zo’n twaalfhonderd keer eerder gezien hebben, zij het altijd vanuit de verte. Hoe courant zo’n inktpriksel ook geworden is, nog nooit heb ik een meisje bemind met een tattoo boven haar kont. Is dat goed is dat fout is dat saai is dat oud ? Keine Ahnung.

Soms droom ik er wel van om met een vrouw met een mislukte tattoo de liefde te bedrijven, zoals ik er ook wel eens van droom om een vrouw te beminnen die een afschuwelijk accent heeft, of uitspraken doet als ” Rally is not a crime“. Het moet iets ontzaglijk bevrijdends hebben, een vrouw die zoiets zonder een krimp te geven zegt. De gedachte heeft voor mij hetzelfde soort aantrekkingskracht als The Texas Chainsaw Massacre. Ook naar zo’n griezelfilm kan ik verlustigd zitten kijken, hoewel ik die vent met zijn kettingzaag niet graag in mijn washok tegen het lijf zou lopen.

Het meisje, met wie ik dus een zuiver soort vriendschap heb, is van het tattooloze type. Wel heeft ze een soort interne adel. Ze zit nu naar de liedjes op mijn mp3-speler te luisteren. Ik kies een nummer en zij moet de uitvoerder raden, tot zij genoeg heeft van dat dwaze spelletje. Voor ons lopen intussen hooggehakte, bruingebrande, kortgerokte wonderwezens voorbij. We zien blote buiken en gepiercete navels. Zonnebrillen die schijnbaar achteloos in haren zijn geprikt. Het meisje kijkt er kritisch naar, terwijl ze – hoe mager is soms onze taal – de oortjes uit haar oren haalt.

“Soms droom ik ervan,” zegt ze langzaam, “dat vrouwen niet meer zo hun best zouden doen om mannen te behagen. Geen lippenstift meer, geen hoge hakken. Al eens wat haar op onze benen.” Ze zucht. “Als we dat nu eens onderling zouden overeenkomen. Wat zou dat een mooie wereld zijn.”

“Dat is zoiets als afspreken dat er geen oorlog meer wordt gevoerd,” ruk ik haar wreed uit haar fantasie, “of dat het geld afgeschaft wordt : het lijkt zo simpel, maar gewerkt heeft het nooit.”

Gelukkig maar, denk ik erbij. Hoewel ik haar wensdroom theoretisch gesproken begrijp, ben ik in de praktijk niet zo gek op vrouwen met stoppels. Welopgevoed als ik ben, luisteren mijn vitale lichaamsdelen angstaanjagend gehoorzaam naar de lokroep van het cliché. Roodgelakte nagels, bijvoorbeeld. Al vaak heb ik mij afgevraagd wat ik daar in godsnaam sexy aan blijf vinden. Het kan toch alleen maar de indruk wekken dat zo’n vrouw zopas nog heeft zitten graaien in de rokende ingewanden van een prooi ?

Dat ik dat opwindend vind : soms schaam ik mij daarvoor. Maar het is nu eenmaal niet anders. Vele zomers geleden, toen er nog geen SUV’s waren in de wereld, hebben wezens van duistere oorsprong mij zo slordig geprogrammeerd.

reacties : jp.mulders@skynet.be

jean-paul mulders

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content