:: Reacties : jp.mulders@skynet.be

Op een stille avond loop ik in de dichtstbijzijnde stad door de wijk die hoofdzakelijk door inwijkelingen uit Emirdag wordt bevolkt. De geur van voetbal en specerijen drijft uit de deurgaten en lokt mij naar binnen. Ik krijg warempel zin in een mezze, dat heerlijke Turkse voorgerecht dat je tong een hele nacht stijf in je mond kan doen staan van de dorst.

In de schemerige diepte van het restaurant bespeur ik Mehmet, de Turkse uitbater die ik sinds jaar en dag ken. Als een woestijnkat op crêpe zolen sluipt hij naderbij en schudt mij voorzichtig de hand.

“Waar jij nu wonen ?” vraagt hij zacht. Hij peilt mij met zijn donkere ogen, alsof hij mij ervan verdenkt een duister en ontzaglijk geheim te torsen, bijvoorbeeld dat ik niet gelukkig ben en zelfs definitief de hoop heb opgegeven dat in dit leven nog te worden. Met tegenzin noem ik de naam van het door sluipverkeer vergiftigde tochtgat waar ik sinds enige tijd resideer.

“Ik juist twee nieuwe huizen gekocht”, antwoordt Mehmet, wiens interesse voor mijn huidige domicilie duidelijk maar een alibi was om over zíjn aankoop te kunnen beginnen. “Maar vijf minuutjes van hier”, dringt hij aan. “Laten zien ?”

Aan zoveel mediterrane spontaniteit kan ik moeilijk weerstaan. Even later vind ik mezelf tot mijn eigen verbazing in de auto van Mehmet terug. Een stoere Volkswagen Touareg, waarvan het interieur bezaaid is met de as van minstens twee sloffen sigaretten.

“Ik dacht dat jij met een Espace reed”, merk ik op.

“Ook”, grijnst Mehmet. “Goede auto om boodschappen te doen. Maar boekhouder zei dat ik dringend andere moest kopen.” Hij maakt het bekende maaigebaartje onder zijn kin. “Anders kop af van de belastingen.”

Ik kom al in Mehmets restaurant sinds de tijd dat Turks nog behoorlijk exotisch was. Dertien jaar moet het intussen geleden zijn dat ik er mijn eerste mezze heb verorberd. In die tijd is er veel gebeurd in mijn leven. In het zijne ook. Van eenvoudige textielarbeider werkte hij zich op tot baas van een bloeiende horecaonderneming. In de tijd dat ik er kom, zag ik er onder meer een minister, twee staatssecretarissen, een bekende zanger en een betweterige tv-presentator op de köfte aanvallen, al dan niet in het gezelschap van hun maîtresse. Mehmet ontpopte zich als een rasechte ondernemer. Het geld dat hij aan het restaurant verdient, investeert hij in lucratieve zaakjes van Turkije tot Polen. Noga- en kaarsenfabriekjes, en weet ik veel wat nog. Ik leerde hem goed genoeg kennen om te worden uitgenodigd op het trouwfeest van zijn broer. Veel kan ik mij daar niet van herinneren, behalve dat de bruidegom op een gegeven ogenblik door de feestvierders met naalden werd gestoken en dat men er in het licht van buislampen danste. Naarmate je naar het zuiden afzakt, schijnt koud licht aan prestige te winnen.

“Klampt iedereen aan voor geld”, zegt Mehmet hoofdschuddend als hij remt voor een morsig vrouwtje dat het zebrapad over sukkelt. Hij parkeert zijn Touareg met twee wielen op het trottoir. De huizen die hij gekocht heeft, zijn zwartgeblakerd en liggen aan een rafelige uitvalsweg. Hij maakt er nu appartementen en studio’s van die hij daarna gaat verhuren. Trots leidt hij mij rond, beurtelings op nieuwe douches en geïnstalleerde keukens wijzend. Op de benedenverdieping staat een ouderwetse naaimachine, waarmee gordijnen zullen worden vervaardigd.

“Beter hier huizen kopen dan in Turkije nu”, zegt Mehmet. Ik durf wedden dat hij gelijk heeft, al doe ik geen moeite om uit te vissen waarom. De taal blijft een belemmering tussen ons. Het geeft hem iets van een sfinx en zorgt ervoor dat ik gebrekkig Nederlands ga praten, in een stuntelige poging om hem tegemoet te komen.

“Veel te veel sleutels”, lacht Mehmet verontschuldigend terwijl hij de juiste zoekt in een bos waarvoor een cipier van de Nieuwe Wandeling zich niet zou hoeven te schamen. De man is hier echt wel een klein imperium aan het uitbouwen, besef ik. Ik zie het mij zo nog niet doen, in Izmir of Istanbul. Waar heb ik het afgelopen decennium uitgehangen, vraag ik me af, met die neiging tot vergelijken die mensen instinctief hebben. Terwijl Mehmet kocht en verkocht, freesde en kapte, heb ik onnozele praat verkocht en een hoop papier volgeschreven, dat nu vergeeld is en stinkt.

Ik benijd hem om zijn praktische instelling, deze selfmade man die in z’n eentje alles op een hoopje veegt wat je ooit over kansarme allochtonen hoorde. Even wenste ik dat ik zelf Mehmets nuchtere koopmansgeest had, en in oude panden geen troosteloosheid zag maar gewoon een zaakje. Zo’n leven lijkt mij veel gemakkelijker. Helaas zinkt de moed mij al in de schoenen bij de gedáchte aan registratierechten en bouwvergunningen.

“Ge hebt nochtans een ronde kop”, zegt mijn moeder soms hoofdschuddend. Vraag me niet waar ze het vandaan haalt, maar volgens haar is dat het enige en onversneden kenmerk van de ware commerçant.

Jean-Paul Mulders

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content