Dood door de liefde.” Dat kun je zeggen van de kat die vanochtend in het washok hing. Haast zeker was hij op zoek naar Fleurtje, het poezelige ding dat bij de buren tot wasdom is gekomen en hier geregeld aanwaait voor een aai. Een parelgrijze schoonheid met een wit bavetje aan, die zich door het leven beweegt met de tred van een geboren Parisienne. Sinds enkele weken brengt ze katers uit de wijde omgeving het hoofd op hol.

Ook deze stoere jongen heeft zich waarschijnlijk door haar laten betoveren. Ik schrik mij te pletter als ik hem zie. Als een langharige dweil hangt hij op het kantelraam, de woeste kop al binnen maar de achterpoten hulpeloos buiten bengelend. Zo moet hij daar al uren klem zitten. Waarschijnlijk heeft zijn dikke vacht hem parten gespeeld terwijl hij naar binnen probeerde te klimmen. Ik moet hem een flinke duw geven, beducht voor een uithaal van zijn klauwen, voor hij naar binnen tuimelt en neersmakt op een stoffer en blik. De klap is te hard. Ik voel dat er iets fout is.

Wat ik binnen zie, is redelijk dramatisch : het achterlijf van de kat is helemaal verlamd. Met zijn voorpoten probeert hij zich weg te slepen, de klauwen in het ijle grijpend, nog net voldoende houvast vindend om langzaam vooruit te geraken. Moeizaam slaagt hij erin mijn auto te bereiken, waar hij zich blazend onder verstopt. Ik vang een glimp op van kwetsbaar, veel te rood verhemelte.

Het zijn van die momenten waarop een grote hulpeloosheid je treft. Wat moet ik nu ? Hem de kop inslaan kan ik niet, hedendaagse zwakkeling die ik ben. Mijn grootvader, ja, die gooide pasgeboren kittens zonder een krimp te geven tegen een muur. Ik durf alleen maar de dierenarts te bellen. In afwachting van zijn komst ga in de keuken nerveus zitten wachten. Lees vier keer dezelfde kop in de krant.

De dierenarts komt gelukkig snel. Hij is zo’n bonkig type dat iets van een knotwilg heeft, een die te lang aan de drassige kant van een wei heeft gestaan. Hij zou een rol kunnen spelen in Alle schepsels groot en klein, de televisiereeks over James Herriot waar ik als kind verzot op was.

Ik breng hem naar de plek waar de kater zit te hijgen van ellende. Zonder veel plichtplegingen, zoals dat heet, grijpt de dierenarts hem bij de staart om zijn ruggengraat te inspecteren. “Niets meer aan te doen”, luidt het voorspelbare verdict. Er wordt besloten het dier een spuitje te geven. Baasje, vier huizen verderop woonachtig, is gaan werken en we kunnen de kat moeilijk laten creperen.

“’t Is ne kwaaien, zulle”, zegt de dierenarts, terwijl hij de kop van de kater met een stok tegen de grond gedrukt houdt en het beest behendig iets injecteert. Hoe zou je zelf zijn, denk ik mat. Dat dier weet ook hoe laat het is. Een laatste wanhopige blaas. Nog een vertwijfelde uithaal van de voorpoot. Dan wordt de kat verrassend snel kalm. Zijn ogen worden glazig.

“Is hij al dood ?” vraag ik de dierenarts.

“Ja ja”, zegt die, op de toon die je aanslaat tegen een kind dat lastige vragen stelt.

“Waarom beweegt hij dan nog ?” wil ik weten.

“Dat zal een minuut of twintig blijven duren.”

Hij tilt de schokkende kat op bij zijn staart en vraagt of ik iets heb om het dier in te stoppen.

“Dat beest !” zeg ik meelijdend. “Hij zal zich zijn liefdesnacht wel anders hebben voorgesteld.”

“Ge moet daar zoveel spel niet van maken”, zegt de knotwilg. Zijn barsheid is welkom op dit moment.

Bijna gaat de kat een vuilniszak in, maar de dierenarts merkt nuchter op dat het er een is waarop retributie wordt geheven. Dat is zonde van het geld. Ik vind een zak van Emporio Armani en tel 25 euro voor de huurmoord neer. De dierenarts rijdt weg, de dode kat in de kofferbak van zijn Mercedes. Zo eenvoudig gaat dat.

Aan de hemel is een halve regenboog te zien. Roggbiv, moet ik denken. Het ezelsbruggetje om de kleuren te onthouden : Rood Oranje Geel Groen Blauw Indigo Violet.

De vogels fluiten. Nergens blaft een hond.

Later op de dag vertel ik Theo alles. Onverschillig gaat hij zitten schrokken uit zijn bakje. Hij deelt de mening van een grote massamoordenaar, dat medelijden een erfzonde is. Ik ga over tot de orde van de dag. Ik denk nog een paar keer aan de kat en verbaas mij erover wat voor harde man ik niettemin geworden ben.

Reacties : jp.mulders@skynet.be

Jean-Paul Mulders

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content