Rocky Mountains feeëriek in het wit

Zicht op bergen en meren vanuit Banff, de ideale uitvalsbasis voor een verkenningstocht. © FOTO'S JO FRANSEN

Een winterse road trip langs de Icefields Parkway, een van de mooiste autoroutes van Noord-Amerika, verkent de skigebieden tussen Banff en Jasper. Op de piste, op sneeuwschoenen of in een huskyslee fascineert de desolate pracht van het Canadese gebergte, gekoesterd als Unesco-werelderfgoed.

Het is kwart na negen in de ochtend, 23 graden onder nul. Bij een brug over de Bow River werpt de laaghangende zon een oranje gloed op de mistbanken die dansen over de bevroren rivier, een winderig tafereel dat het verdiend vereeuwigd te worden. Al enkele dagen verken ik op mijn snowboard de Canadese pistes, rustig, comfortabel en geva- rieerd, met fantastische vergezichten over de pioniersstadjes in de Rocky Mountains, die uitgroeiden tot toeristische trekpleisters en werelderfgoed. Maar het zijn momenten als deze – een bevroren scène aan een ondergesneeuwde brug, een kariboe met een snuit vol sneeuw – die op mijn netvlies gebrand staan, zelfs al vriest mijn lens vast en lijkt het of iemand ijspriemen in mijn voeten steekt. Enkele jaren geleden stal de zomer hier mijn hart, nu ontroeren de feeërieke winterse taferelen.

OLYMPISCHE WINTERSPELEN

Calgary, het economische epicentrum van Alberta, boomt. ?Alleen in China zie je meer bouwkranen actief in een stadscentrum”, pocht het meisje van de toeristische dienst. The Bow, getekend door de befaamde Britse architect sir Norman Foster in opdracht van de grootste Canadese olie- en gasmaatschappij, geldt als icoon van Calgary’s zelfvertrouwen. De gloednieuwe wolkenkrabber pronkt in het hart van downtown, tussen het Glenbow Museum met zijn collectie indianenverhalen en pioniersmemorabilia, en het Fairmont Hotel, het historische landmark, onlosmakelijk verbonden met de ontsluiting van het wilde Westen.

Pioniers uit Oost-Canada die zich zo ver in het binnenland waagden, hadden behoefte aan behoorlijke logies. Her en der langs de treinroute liet de spoorwegmaatschappij monumentale hotels bouwen, steeds verder naar het westen. Moderne reizigers komen al lang niet meer per spoor, maar Calgary blijft de toegangspoort tot de Rockies.

In 1988 ontving de stad de vijftiende Olympische Winterspelen, waarvan The Olympic Oval (’s werelds snelste schaatsbaan) en Canada’s Sports Hall of Fame de stille getuigen zijn. Nauwelijks een uurtje rijden naar het westen ligt het Canmore Nordic Centre, waar op de pistes om de olympische medailles gestreden werd. Ik gesp hier geen skischoenen vast, wel mijn veiligheidsgordel voor een scenic helicopter flight van de prairie naar het gebergte. Luttele seconden later scheer ik over de okergele vlakte, over eindeloze dennenbossen en ijzige rivieren die als zwarte slangen door het landschap kronkelen. Besneeuwde bergkammen domineren de horizon in alle richtingen. Naast een bevroren meer parkeert de piloot voor een wandeling in the middle of nowhere, waar verse sneeuw onder mijn schoenen kraakt. En verder niets ; geen zucht, geen gezoem, geen geluid.

WARMWATERBRONNEN EN VERSE ZALM

Drukker is het in de hoofdstraat in Banff, een uit de kluiten gewassen dorp, de uitvalsbasis voor het Banff National Park. Toen in 1883 twee goudzoekende spoorwegarbeiders op een warme, zwavelhoudende bron botsten, zagen ze onmiddellijk het toeristische potentieel. Enkele jaren later werd Banff het eerste nationale park van Canada, intussen opgewaardeerd tot een Unesco-werelderfgoedsite. In The Cave and Bassin National Historic Site, het oude badhuis, leer je alles over die woelige ontstaansgeschiedenis.

Andere musea tonen hoe de pioniers Banff als vakantieoord op de kaart plaatsten, en dat de eerste negentiende-eeuwse toeristen liever een opgezette beer zagen dan een levende. Toch lokt niet de museumcollectie, wel de mooie natuur zomer- én wintertoeristen naar Banff. Het amfitheater van besneeuwde bergtoppen weerspiegelt in de bevroren Bow en een handvol meren, waar het in de zomer aangenaam kanovaren is op zoek naar vis- arenden en wilde eenden.

Vijfentwintig kilometer verder bewonder ik Lake Minnewanka, het grootste van het National Park. De First Nations-indianen schreven het meer magische krachten toe. ?Niks magie,” verklaart mediamanager Mary Morrison, ?zelfs in de zomer is het water zo koud dat een drenkeling binnen de kortste keren door onderkoeling verdrinkt.” De schaatsers op de verste oever zijn niet meer dan rode stippen, snel bewegende lieveheersbeestjes in een witte wildernis. Op de terugweg, via de Minnewanka Loop, spotten we onze eerste berggeiten en een indrukwekkende kariboe. In de jacuzzi van het Fox Hotel, een reconstructie van de originele warmwaterbron, warm ik op. Languit lig ik in het dampende minerale water, terwijl mijn adem bevriest en de sterrenhemel mij de adem beneemt.

De Trans-Canada loopt verder de Rockies in, maar ik volg een sluipweg, de haast verlaten Bow Valley Parkweg uit 1920. Alleen toeristen volgen deze route, maar wat een genot om door dit majestueuze landschap te cruisen, de blik op oneindig en speurend naar beweging, een wolf, een vos of een edelhert ? De afstand tussen Banff en Lake Louise bedraagt amper vijftig kilometer, maar met de obligate fotostops voor bergen als kastelen, gigantische gletsjervelden en de occasionele kariboe doe ik er een halve dag over. Aan een historische blokhut, een oud trappersnest bedolven onder een halve meter sneeuw, volg ik het wandelpad naar Johnston Canyon. Aan het eind van de pittoreske kloof wacht een bevroren waterval, een gigantisch ijsgordijn, verstild langs de loodrechte wanden. Blauwgroen kleurt de wand, een wintertafereel als in een droom. Alleen de bijtende koude lijkt écht, want midden in de winter raakt er geen streepje zonlicht in de nauwe kloof. Ook als we tegen de middag Lake Louise bereiken zijn, vriest mijn fototoestel vast. Hoe hartverwarmend is dan het haardvuur van de Baker Creek Chalets, een blokhut langs buiten, een suite vanbinnen. Cowboys mét stijl, zo bewijst ook het menu van eendenborst met risotto van boschampignons, stoofpot van konijn of gegrilde wilde Sockeye-zalm.

WANDELEN OP DIK IJS

Lake Louise, een van de fotogeniekste meren van de Rockies, is het perfecte decor voor een ijssculpturenfestival. Santa Claus en een rendierslee, arenden met gespreide vleugels, kunst, kitsch en – vanzelfsprekend – uit ijs gehouwen beren versieren de oever van The Fairmont Chateau Lake Louise. Al aan het eind van de negentiende eeuw bouwde de Canadian Pacific Railway op de mooiste plekken van de Rockies luxehotels in de typische chateaustijl, ondertussen uitgegroeid tot mastodonten van 1001 kamers.

Zo druk als het hier in de zomer kan zijn, zo verlaten ligt Lake Louise bedolven onder een sneeuwtapijt erbij.

Maak zeker de omweg naar Moraine Lake, waar de negenhonderd meter hoge, ruwe rotswanden van de Wenkchemna Peaks loodrecht uit het meer torenen, het panorama dat de oude Canadese twintigdollarbiljetten sierde. Vlak bij Lake Louise, op de parking van The Great Divide, wachten ongeduldige husky’s, blaffend en springend, klaar om alles te geven. Het Great Dividepad markeert de waterscheiding van het continent. Aan de ene kant stroomt alle water naar het oosten, richting Atlantische Oceaan. Aan de andere kant vloeit alle water naar de Stille Oceaan. Kan het de honden wat schelen ? Rennen willen ze. Zodra ik de rem los, schiet de slede in stilte vooruit. Geen kik geven de dieren nu, rennend op instinct, ploegend door diepe sneeuw en dichte dennenbossen. Vooruit, als een wagenmenner in de witte wildernis. Zo moeten de pioniers hier destijds onontgonnen gebied verkend hebben, bedenk ik ook de volgende dag terwijl ik op sneeuwschoenen het bos in trek. Weg van het pad zakken we tot onze knieën in de sneeuw, in de sporen van de gids vordert het vlot. Wat een ruimte ! En hoe gelukkig mag men zich prijzen dat dit gebied amper enkele jaren na de komst van de eerste pioniers al als natuurgebied beschermd werd.

?Waarom alleen overdag wandelen ?” vragen de Canadezen van Sundog Tours zich af. ’s Nachts lijkt het immers nauwelijks kouder dan overdag. Ingeduffeld in een thermische overall en moonboots in een maat te groot waag ik mij diep in de nacht nabij Jasper in de Maligne Canyon, een toeristische trekpleister, ongeacht het seizoen. Terwijl ik tijdens een eerder zomers bezoek het gemarkeerde pad hoog en droog langs het ravijn volgde, daal ik nu dertig meter diep af naar de rivier. Wat in de zomer niet kan of mag, wordt in de winter een troef. Op de bevroren rivier, tussen loodrechte kliffen en witte wanden openbaart zich een magische wereld van majestueuze zuilen van blauwgroen ijs, grotten, gangen en glijbanen, een bevroren waterpretpark. Niet helemaal : ?Uitkijken voor wakken.” In het zog van de gids schuifel ik over het dikke ijs waaronder ijskoud water raast en bewonder ‘The Cathedral’ of de ‘Angel Ice Fall’, schitterende ijsformaties even tijdelijk als de winter zelf.

TEKST EN FOTO’S JO FRANSEN

Verse sneeuw kraakt onder mijn schoenen. En verder niets ; geen zucht, geen gezoem, geen geluidVan Banff naar Lake Louise is het amper 50 km, maar zo oogstrelend, ik doe er een halve dag over

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content