Ze zijn man en vrouw en hun leven staat volledig in het teken van de muziek. Samen vormen ze artistiek en zakelijk de spil van een groep. Drie minifamiliebedrijven met een missie.

Het leek eerst onnozel: het lief van de zanger dat komt meedoen.

Betty Goes Green, een kwartet uit het Brusselse, viert in januari 2000 zijn 10-jarig jubileum. Hun hoogdagen beleefden ze in de periode ’92-’94, toen ze in New York gingen opnemen, hun videoclips op MTV werden getoond en ze de steun kregen van niemand minder dan Lou Reed. De hoge verwachtingen konden echter niet worden ingelost en, erger nog, gitarist Pieter De Cort bezweek aan een slepende ziekte. The Well, de vorig jaar uitgebrachte cd, luidde het eerherstel in.

De groep bestaat naast Luc Crabbe (zang/gitaar) en Nathalie Duyver (toetsen/zang) uit Joel Bacart (drums) en Tony Gezels (bas).

Luc: Ik beken, toen ik Nathalie twaalf jaar geleden op het RITCS leerde kennen, heb ik haar in de muziek meegesleurd. Ze was eerder een filmfanaat. Ze wilde eigenlijk scenario’s schrijven.

Nathalie: Ik had tot dan toe een passieve belangstelling voor muziek. En toch, vraag me niet waarom, had ik altijd al een zekere hunker naar het podium. Hoe dat verlangen moest ingevuld worden, bleef vaag, tot ik Luc ontmoette. Plots wist ik wat ik precies wilde. Ik heb echt het gevoel dat het zo heeft moeten zijn. Een anekdote: op mijn zestiende ging ik regelmatig op bezoek bij een schoolvriendin die een repetitielokaal in haar kelder had. Terwijl we zaten te eten in de keuken, hoorden we de groep van haar broer repeteren. Al had ik daar soms zin in, ik ben nooit in die kelder een kijkje gaan nemen. Later bleek dat Luc in die groep speelde.

Luc: Nathalie had gewoon nooit echt contact gehad met het muzikantenmilieu. Daarom is ze er pas laat achtergekomen dat dit haar wel lag. Ze ging spontaan mee naar repetities van de groep die ik had vóór Betty Goes Green. Haar interesse was snel gewekt. Ik vond dat ik haar erbij moest betrekken. Het leek natuurlijk onnozel: het lief van de zanger dat komt meedoen.

Nathalie: Hoewel ik geen lid was van de groep, begon ik tijdens de repetities aan de knopjes van het mengpaneel te draaien. Nu vraag ik me af waar ik het lef vandaan haalde.

Luc: Mij leek dat heel evident. Had ze dat niet gedaan, dan zou ze niet door het beestje gebeten zijn. De problemen beginnen pas als een lief van een groepslid zich gaat mengen terwijl ze er niks van kent. Akkoord, Nathalie is geen pianovirtuoze. Ze heeft ook niet de stem van Maria Callas. Maar dat hoeft ook niet. Een basistalent is nodig, maar als je het met hart en ziel doet, dan maak je het verschil. Nathalie gaat ervoor en heeft doorzettingsvermogen. Dat is wat telt. Zoals Jacques Brel zei: ambitie is belangrijker dan talent. Toen Betty Goes Green startte, wilde ik Nathalie er van meet af aan bij. Niet als mijn madame, maar als een volwaardig lid. Al merkte ik de eerste jaren dat de andere leden haar wat spaarden in hun kritiek.

Nathalie: Als ze me apart zagen, durfden ze wel degelijk iets zeggen.

Luc: Nu neemt niemand nog een blad voor de mond. We zijn intussen ook allemaal tien jaar ouder, hé. We hebben ons nooit iets aangetrokken van wat de buitenwereld van ons dacht. We hebben ook bewust heel lang verzwegen dat we een paar zijn.

Nathalie: We waren een beetje bang voor eventuele negatieve reacties. Toen we onze twee kinderen meezeulden, was er natuurlijk geen ontkennen meer aan.

Luc: Als muziek je leven is, moet je vrouw daar voeling mee hebben, anders lukt die relatie nooit. Het eerste jaar deed Nathalie nog geen optredens mee, maar stelselmatig begon ze meer gewicht in de schaal te werpen. Ik vind het tof dat je dit als koppel kan delen. We hebben die gemeenschappelijke passie. Privé en werk zijn moeilijk te scheiden. Ik hoor sommige muzikanten zeggen: “Als ik thuis de deur achter me dichtsla, wordt er niet meer over muziek gesproken.” Ik vind dat eerlijk gezegd dikke zever. Bij ons is dat zeker niet het geval. Ik vind het maar normaal dat driekwart van onze conversaties over de groep gaan. Dat gebeurt automatisch. Of onze kinderen daarvan gediend zijn? Ze zijn dat onderhand gewend. Je moet je gezinsleven niet afschermen van je professionele bezigheden. Mijn ouders hadden een kruidenierszaak. Zij praatten ook veel over hun werk. Normaal, toch?

Nathalie: Al zijn er momenten dat we zeggen: laat ons het even over iets anders hebben.

Luc: Ja, maar toch, je kan moeilijk stellen: van dat uur tot dat uur is het verboden over muziek te praten. We zijn er bezeten van. Ik vind onze situatie heel praktisch. Mensen vragen ons: hoe kunnen jullie 24 uur op 24 samenzijn? Wel, ik heb gewoon niet liever. Mijn studio runnen, dat is het enige wat ik alleen doe. Als we bij de groep zijn, gedragen we ons ook niet als koppel. Ik heb nooit de indruk gehad dat de andere groepsleden zich te veel voelden. Integendeel, op tournee zijn we één grote familie. Nathalie en ik slapen in hetzelfde bed, da’s alles. We zijn trouwens nooit het soort stel geweest dat aan elkaars lijf hangt.

Nathalie: Ik ben me ook over het management van de groep gaan ontfermen, op vraag van álle leden.

Luc: Ik heb haar daar helemaal niet in gepusht. Maar het is logisch dat iemand van ons dat zou doen. Niemand kan het beter. Wij hebben al genoeg debacles meegemaakt. Gezien hoe het niet moet. Nathalie vertegenwoordigt mij overigens niet méér dan de anderen. We zijn allemaal gelijk voor de wet. Zelfs voor het soloproject dat ik nu voorbereid, zal zij de zaken behartigen.

Nathalie: Toegegeven, het heeft een tijdje geduurd voor ik als vrouw au sérieux werd genomen bij de onderhandelingen met platenfirma’s.

Luc: Die teamvorming en rolverdeling zijn natuurlijk gegroeid. We hebben elkaar daar goed in gevonden. Samen sterk: daar geloof ik in. Tom Barman suggereerde in een interview een tijdje geleden dat het als muzikant onmogelijk is om een duurzame relatie te onderhouden en een gezin te stichten. Dat klinkt misschien cool, maar het is oubollig. Barman heeft duidelijk de ware nog niet gevonden, zo simpel is dat. Moeilijk kan ook. Een groep én twee kinderen: het vraagt alleen een goeie organisatie. Moet je, omdat je een gezin hebt, ineens serieus en kleinburgerlijk worden? Je kan je kinderen best in een rock-‘n-rollwereldje grootbrengen.

Nathalie: We hebben het geluk dat we op onze familie kunnen rekenen. Zussen en broers letten graag op onze kinderen wanneer we op tournee gaan. Maar in periodes met weinig optredens zijn we er veel meer voor de kinderen dan andere ouders.

Luc: We proberen het onszelf uiteraard een beetje gemakkelijk te maken. We repeteren bijvoorbeeld thuis.

Nathalie: De lastigste jaren liggen achter ons. Lenny hebben we moeten meenemen naar New York toen we daar opnamen. Hij was nog geen drie. Al was die trip op zich voor dat kind een enorme ervaring.

Luc: Hij is nu acht. Af en toe gaat hij mee naar optredens. De roadies helpen in- en uitladen en iedereen z’n backstagepas tonen: dat vindt hij geweldig.

Nathalie: Het is weleens gebeurd dat onze dochter van vier het podium kwam opgelopen: “Mama, ik moet plassen.” Intussen weten ze dat dat écht niet kan. (lacht)

Luc: Toen Lenny drie was, dacht hij dat alle papa’s gitaar speelden. Volgens mij beschouwde hij die gitaar zelfs als een vijand. Want de tijd die ik in de muziek stak, kon ik niet in hem steken.

Nathalie: Toch is hij ook fier als vriendjes op school hem komen vertellen dat ze ons op tv hebben gezien.

Luc: Toen ik veertien was, had een gitaar iets mythisch. Iets onbereikbaars. Voor hem is dat instrument de normaalste zaak van de wereld. De romantiek is eraf. Onze kinderen zien immers ook de minder fraaie kanten van het muzikantenbestaan.

We maken in het repetitielokaal vaak meer ruzie dan thuis.

De eerste full-cd Hello In The Sun, aangezwengeld door de radiohit Swing, voegde vorig jaar het Gentse Thou definitief toe aan het stilaan indrukwekkende lijstje veelbelovende en avontuurlijke rockgroepen van eigen bodem. Hun songs zijn minithrillers die soms verwantschap tonen met het werk van Portishead. Toeval of niet: de Thou-leden kregen de kans om als eerste buitenstaanders in de studio van die groep in Bristol hun nieuwe album op te nemen. Onder de deskundige leiding van John Parish, gitarist bij PJ Harvey en maker van de soundtrack van de Belgische film Rosie.

Thou bestaat naast Bart Vincent (gitaar/zang) en Does De Wolf (toetsen/zang) uit Kurt De Vylder (drums) en Bart Depoortere (bas).

Bart: We kenden elkaar al vier jaar toen we samen nummers begonnen te maken. Ik schoot goed op met Does haar broer Pim, die gitaar speelde. Het idee om muzikant te worden, leek plots minder veraf. Ik wilde dat ook weleens proberen. Aanvankelijk experimenteerden Does en ik maar wat. Het was eigenlijk niet de bedoeling om daar mee naar buiten te komen. In het begin stond ik er zelfs argwanend tegenover. Ik was beducht voor het Miek & Roel-effect. We wilden in feite helemaal niet samen op een podium staan.

Does: Maar mensen moedigden ons aan: neem eens iets op. Met de hulp van Pim maakten we toen onze eerste demo’s.

Bart: Oké, Does en ik zitten samen in een groep, maar dat is een totaal andere situatie dan hier thuis. We zijn minstens even hard voor elkaar dan voor de andere leden. Ik denk dat Kurt en Bart er onbewust wel rekening mee houden dat wij een relatie hebben. Ze zijn van nature terughoudend. Er gaat altijd een tijd over voor ze hun kritiek uitspreken.

Does: Ik heb niet het gevoel dat ik gespaard word. Boy, onze technieker, zei gisteren nog: “Does, je speelt eigenlijk nogal stroef.”

Bart: We verbleven recent in Bristol om er onze nieuwe cd op te nemen. De naderen moeten hun lief dan natuurlijk een maand missen. Ze redeneren dan waarschijnlijk: Bart en Does zien elkaar tenminste. Maar zien is in die omstandigheden een relatief begrip. Je bent niet zo intens samen. Je werkt keihard en ’s avonds ben je afgepeigerd. Op zo’n moment kan je moeilijk van een normale relatie spreken.

Does: We hebben het echt nodig om af en toe een streep onder de groep te trekken en ons een week af te zonderen. Fred, de man achter onze opgedoekte platenfirma Brinkman, doet met z’n vrouw tegenwoordig ons management. Vroeger wilden we alles zelf in de hand houden. We dachten dat we ons voortaan minder zouden moeten aantrekken, maar we zijn toch nog constant van alles aan het regelen voor de groep.

Bart: Het dirigeren en plannen komt onverminderd op onze nek terecht. De reis naar Bristol, het contacteren van producer John Parish en de gastmuzikanten, de zoektocht naar een budget: dat deden we allemaal zelf.

Does: Je moet soms echt drastisch zeggen: nu gaan we iets totaal anders doen. We moeten erop toezien dat we zo nu en dan echt tijd maken voor elkaar. De grens tussen privé en werk is niet altijd even duidelijk.

Bart: De laatste twee maanden hebben Does en ik echt op elkaars lip gezeten. We zijn naar mijn gevoel iets te veel samen geweest om goed te zijn. We willen in de toekomst proberen om ook wat meer dingen apart te doen. Does heeft nog haar fotografie en ik mix weleens een bevriende groep.

Does: We maken in het repetitielokaal vaak meer ruzie dan thuis. We kunnen tijdens het werk heel cru zijn tegen elkaar. Ik denk dat de andere groepsleden daar soms van schrikken. Wat we zeker vermijden, is onze persoonlijke problemen mee te nemen. Want dan verziek je de sfeer. Doen alsof er niets scheelt, gaat ook niet. Dus durf ik weleens de repetitie uitstellen. Ik kan niet verder voor alles is uitgepraat. Ik heb dat trouwens ook met de anderen.

Bart: Maar we zijn geen negativisten. We kunnen elkaar ook best complimentjes geven.

Does: Omdat we zo kordaat en eerlijk zijn, weten we ook wat we aan elkaar hebben. In die zin sterken we elkaar. We hebben nood aan bevestiging. Want we zijn geboren twijfelaars. Gelukkig voelen Bart en ik, omdat we al zo lang samen zijn én samenspelen, elkaar muzikaal heel goed aan. Hij heeft weinig woorden nodig om te begrijpen waar ik naartoe wil.

Bart: We decoderen elkaars handelingen zeer snel.

Onze situatie lijkt idealer dan wanneer je partner in een ander wereldje leeft.

De Bossen uit Antwerpen spelen eenvoudige, meerstemmige punkrock. Klassiek verhaal: nadat ze met hun demo de grote platenfirma’s hadden geconsulteerd en overal afgewezen waren, zochten ze onderdak bij het onafhankelijke Kinky Star. O ironie, toen Speed Queen (afkomstig van het minialbum Big Bang Machine) in ’97 grijs werd gedraaid en zelfs de interesse van de legendarische BBC-deejay John Peel werd gewekt, kwamen de majors plots wél met voorstellen af. De groep vervolgt echter zijn eigen, koppige weg.

De Bossen bestaat naast Wim DB (zang/gitaar) en Inneke 23 (zang/bas) nog uit Lara Wolfsmelk (drums).

Wim: Voor we een relatie begonnen, gingen we al samen naar concerten in de Lintfabriek in Kontich. Omdat Inneke een muziekfan was, kwam ze ook naar de repetities en de optredens van mijn eerste groep kijken. Toen die splitte, vond ik het logisch dat ik iets met Inneke samen zou doen. Zij ging bas spelen en mijn zusje drums.

Inneke: Ik had eerder al een gitaar gekocht. Ik liep lang met het idee rond om als straatmuzikant de wereld rond te trekken. Met veel moeite kon ik met m’n vingers een paar akkoorden zetten. Wim heeft me echt leren spelen.

Wim: Dat ging vlug vooruit, want ze moest van mij ook geen ingewikkelde basloopjes doen.

Inneke: Zijn zus kon trouwens ook niet drummen. Hij moest met ons beiden wat geduld hebben.

Wim: Een groep beginnen met twee mensen met wie ik heel close ben, leek mij praktisch. Ik ben nogal lui, zie je. Het is handig om afspraken voor repetities te maken. Met mijn eerste groep, waarin enkel mannen zaten, had ik niet zo’n goeie ervaringen.

Inneke: Als koppel in een groep zitten, heeft meer voor- dan nadelen. Het grootste probleem is dat de groep onze gesprekken domineert. Zelfs als we zitten te eten, lijkt het alsof we aan het vergaderen zijn.

Wim: Dat is normaal. We zijn passioneel met muziek bezig, de godganse dag. Dat komt natuurlijk ook omdat we veel controle willen over wat we doen. Ook de boekhouding doen we zelf. Alles moet tot in de puntjes in orde zijn. We maken weinig ruzie, maar als er spanningen zijn, dan kan je er vergif op innemen dat De Bossen de oorzaak zijn. We twisten enkel over zaken, al kan dat soms afglijden naar het persoonlijke.

Inneke:Au fond zijn we het vaak eens, maar we kunnen elkaar wel vreselijk op de zenuwen werken. Stel: er is iets misgelopen, maar we hebben dat uitgepraat. Zand erover. Een beetje later zit ik over de paperassen gebogen en komt dat terug boven. Dan begin ik daar terug over te zaniken. En dan roept Wim: “Hou erover op!” Als we vinden dat de ander te veel over iets emmert, dan zit het er bovenarms op. We trachten Lara, die intussen Wims zus heeft vervangen, bij alles te betrekken. Maar doordat Wim en ik samenwonen, bespreken wij al veel. Soms moeten we onszelf afremmen. Zo van: wacht even, hier moeten we eerst Lara’s mening over vragen.

Wim: Daarom hebben we vrij strikte regels ingevoerd. We maken verslagen van alle besprekingen, zodat alle beslissingen duidelijk zijn. Anders zou Lara zich, terecht, buitengesloten voelen. Ik vind dat we het goed aanpakken. Lara heeft weleens opgebiecht dat ze niet graag op tournee gaat. Inneke en ik zijn altijd samen, voor ons is dat niet erg. Maar zij is alleen. Ze heeft ook geen vriend die mee zou kunnen. Op andere ogenblikken voelt ze zich nooit geïsoleerd. We zijn een hecht trio. Het gebeurt zelfs dat Lara en ik samenspannen.

Inneke: Ik heb niet het gevoel dat Lara dikwijls alleen staat. Trouwens, tegenwoordig gaat haar broer vaak mee naar optredens. Wat niet wegneemt dat die twee soms ook felle ruzies kunnen uitvechten. De relatie broer-zus is meestal nog complexer dan man-vrouw.

Wim: Inneke en ik kunnen veel tegen elkaar zeggen. Maar ik weet niet of in andere richtingen binnen de groep alles kan uitgesproken worden. We zijn alledrie te diplomatisch van inborst. We zullen eerder iets opkroppen dan vlakaf zeggen. Behalve op de vergaderingen, daar voelt iedereen zich even vrij om z’n hart te luchten.

Inneke: Lara valt hard op met haar drumstijl en Wim is een veel betere muzikant dan ik. Daarom denk ik af en toe: ik heb geluk dat ik erbij mág zijn.

Wim: Dat is een minderwaardigheidscomplex. De nummers waar de meeste mensen wild van zijn, komen van haar hand. Zij heeft toch ook Speed Queen gezongen, onze radiohit. Onze samenzang heeft ook iets speciaals. Inneke heeft een veel betere stem dan ik. Wij kennen nog groepen waar koppels inzitten en waar we fan van zijn: The Walkabouts, Sonic Youth, Steve Wynn. Ik heb nooit het gevoel gehad dat die vrouwen aanhangsels zijn. Als mensen dat denken, vind ik dat seksistisch. De vriendin van Steve Wynn, de drumster, is een geweldige muzikante. Carla van The Walkabouts is toch dé stem van de groep. Kim Gordon is bij Sonic Youth ook het middelpunt.

Inneke: In een bespreking van een optreden van Johnny Cash en June Carter in een Amerikaans blad schreef de recensent dat Johnny Cash tegen June moest durven zeggen dat ze in het vervolg beter thuis bleef. Ik vond dat grof. Ik was daar niet goed van. Je ziet die vooroordelen vaak de kop opsteken als de man eerst beroemd wordt. Kijk maar naar Paul McCartney, John Lennon en Kurt Cobain. Omdat hun vrouw zich na hen begon te manifesteren, kregen de fans de indruk dat die zich kwam opdringen. Dan denk ik: een geluk dat wij samen met De Bossen zijn gestart.

Wim: Het probleem is ook dat Lennon, McCartney en Cobain publiek bezit waren. Fans eisen hun idool echt voor zich op. Als daar dan een vrouw tussenkomt…

Inneke: Als je de verhalen mag geloven, gaan veel groepen kapot aan lieven die zich even gaan moeien.

Wim: Inneke schrijft mee de nummers. Zij heeft dus het recht zich te moeien.

Inneke: Ik heb voorlopig nog een dagtaak, uit financiële noodzaak. Ik wou dat het anders kon. Schrik dat Wim en ik elkaar dan te veel in de weg zouden lopen, hebben we totaal niet.

Wim: Je kan, naast de groep, ook solo dingen doen. Hobbyprojecten. Ik ga met mijn broer bijvoorbeeld wat experimenteren met samplers en computers. Dat lijkt mij gezond. Ik wou dat we allebei van De Bossen konden leven. Dat is iets gemeenschappelijks dat we koesteren, iets waarvoor we willen vechten. Ik denk dat het zelfs een beetje te vergelijken is met kinderen opvoeden. Je investeert er samen in, je wil samen iets bereiken. Onze situatie lijkt me idealer dan wanneer je partner in een ander wereldje leeft. Carolijn Lilipaly, de vrouw van Koen Wauters, vertelde een tijdje geleden in een interview dat ze nooit een cd van Clouseau zou kopen. Dat klinkt raar in mijn oren. Ik kan me niet meer inbeelden dat ik een levensgezellin zou hebben met een ander beroep en andere interesses. Een koppel is vaak de motor in een groep. Dat hebben we ook vastgesteld bij Dead Moon, met wie we getoerd hebben. Dat paar is al 32 jaar getrouwd. Zij beredderen de zaken. De drummer hoeft zich nergens druk om te maken.

Inneke: Omdat wij persoonlijke songs schrijven, leggen wij onze interne keuken soms bloot. Neem nu Butt. De essentie van dat nummer samengevat, is: er gaat van alles mis met ons, maar we staan toch samen op het podium, we kunnen de moeilijkheden wel aan. Backstage, vóór een optreden, kunnen er nog spanningen zijn, maar vanaf de eerste noot zetten die zich om in positieve energie.

Wim: De ontlading is zo sterk. Pas als we dan terug thuiskomen, ontploft het. We zullen niet makkelijk elkaar de huid volschelden als er andere mensen bij zijn.

Inneke: Een nummer dat ook in ons privé-leven is geworteld en dat we met een akoestisch nevenproject brengen, heet Mote. Een song van Wim. “I was kissing another girl”, zingt hij daarin. Gebaseerd op een waar gebeurd voorval. Wim kuste een ander meisje. Op zich iets dat ik wel dragen kan. Maar het pijnlijkste was de reactie van de mensen rondom ons. Wim had het gevoel dat iedereen naar hem keek met een blik van: wat een smeerlap ben jij! En ik had de indruk dat iedereen medelijden met mij had. Mensen die normaal nooit met me babbelden, kwamen ineens op me af.

Wim: Maar ik vind het nooit raar of gênant om zo’n nummer te zingen. Eerder grappig, want we staan die song dan toch maar mooi sámen te spelen.

Peter Van Dyck / Foto’s Guy Kokken

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content