Orson Welles filmde er ‘Othello’, Jimi Hendrix rookte er joints. Ja toch ? In het Marokkaanse Essaouira vallen feit en fictie moeilijk te ontrafelen. “De arganiabossen in de heuvels ? Puur Toscane !”

Op de vergeelde foto’s in het restaurant van Riad al Madina geselt Jimi Hendrix zijn gitaar. Naar verluidt zou de rocklegende uit de sixties hier geslapen hebben, korte tijd voor hij in een Londense hotelkamer in zijn eigen braaksel stikte. “Essaouira was een vergeten stad, ver van de wereld. Precies omdat de tijd hier leek stil te staan, koos Orson Welles de medina als locatie voor zijn verfilming van Othello“, vertelt Michel, een Belgische kunstliefhebber die hier jaren geleden aanspoelde. We volgen de okerkleurige stadsmuur, bewaakt door trotse torens en hier en daar een poort.

Op een plein tussen bloemperken en palmbomen prijkt een trotse buste van Orson Welles, maar in de naar de cineast genaamde hotelbar van Hotel des Iles ruikt het muf. Achter de bar staan acht lege flessen op een glazen rek. De lampenkappen zijn versierd met filmfoto’s, tegen de muren prijkt een filmaffiche. De erbij geroepen barman krijgt de tot op de draad versleten luidsprekers niet aan de praat. De wilde jaren zestig lijken eindeloos ver weg. “Toen rookte iedereen om het even waar hasj, op het strand of op restaurant”, mijmert Michel. “Al Madina, gehuurd door enkele Engelsen, stond bekend als het plaatselijke hippiehol, the place to be.”

Flashback, eind jaren zestig. Het strand van Essaouira ligt er nog niet bij als een Belgische snelweg, verlicht door gigantische lichtmasten die langs de corniche wit licht op de Atlantische Oceaan werpen. Studenten barricaderen Parijse boulevards, het Amerikaanse leger zinkt steeds dieper weg in het Vietnamese moeras, de revolutie lijkt nabij. Jimi Hendrix laat zijn eigenzinnige versie van het Amerikaanse volkslied exploderen boven de modder van Woodstock, de soundtrack van de tegencultuur. Op zoek naar exotisme, een goedkope vakantie of gemakkelijke hasj strijken langharige westerlingen als trekvogels neer op de Marokkaanse kust. The Rolling Stones experimenteren met gnawamuzikanten, Afrikaanse slavenblues uit de woestijn, waarvan smeltkroes Essaouira de geboorteplek is. Crosby, Stills & Nash (nog zonder Neil Young) bezingen de Marrakesh Express, de rammelende bus naar het oriƫntalisme. De jetset van de sixties passeert, van Leonard Cohen tot Frank Zappa. Tegen 1975 dooft de lamp. Alleen de oceaan beukt nog in op het stille Essaouira.

Miloud, volgens sommigen een hoeksteen van de lokale hippiebeweging, verkoopt dertig jaren later nog altijd tapijten en souvenirs in zijn kleine winkel in de schaduw van de Frans-koloniale klokkentoren. Met schurende stem relativeert hij zijn aandeel in de geschiedenis. “De eerste hippies in Essaouira waren intellectuelen, zoals The Living Theatre, die hier maandenlang repeteerden voor hun Europese theatertournee. Ik verkocht Julien Beck in de zomer van 1969 rekwisieten voor zijn voorstellingen”, vertelt de oude zakenman. Na zijn keeloperatie valt praten hem moeilijk, maar dat hij zĆ©lf ooit een hippie was, verwijst hij naar het rijk der stadslegenden. “Natuurlijk zag ik de hippies hier rondhangen, maar ik hoorde er niet bij.”

ZANDKASTELEN EN HALAL GELD

Sommigen zwakken hun aandeel af, anderen overdrijven. Als een rockster uit de sixties kies ik voor een lunch in Chalet de la Plage, een culinair instituut uit 1893, net buiten de stadsmuur op de dijk. Het strand slingert hier in een weidse bocht kilometersver naar Diabat, het laatste toevluchtsoord voor de hippiebeweging. In de verte schemert de ruĆÆne van een kasteel in de branding, de vermoedelijke inspiratie voor Castles made of Sand, een late Jimi Hendrixklassieker. De sole meuniĆØre smaakt bijzonder, net als de verhalen. “Persoonlijk heb ik die tijd niet meegemaakt”, vertelt restauranteigenaar Khaled. “Maar mijn broer, God hebbe zijn ziel, trok veel op met de muzikanten. Jimi, Janis Joplin, Van Morrison, John Lennon, de Stones, ze hadden hier hun favoriete tafel. Kunt u zich dat voorstellen ?” vraagt de enthousiaste namedropper, “in het begin van de jaren zeventig vroegen Amerikaanse toeristen een vliegtuigticket Los Angeles – Diabat.” Hij schatert, want de enige weg naar het stranddorp Diabat voert via Marrakech naar Essaouira. “In die tijd reed de Marrakech Express, een gammele bus op ellendige wegen, zeven uur over de 180 kilometer (tegenwoordig kan het in enkele uren). We liggen aan het eind van de wereld. Alleen wie echt naar hier wil, komt hier terecht.”

Voor de ene beperkte het Marokkaanse avontuur zich tot een eenmalige vakantie, anderen bleven hangen, betoverd door het mooie licht of keerden telkens weer terug. De vervallen havenstad ontwikkelde zich tot een kunstenaarskolonie, rijk aan schildersateliers. Ook de oude ambachten, zoals de bewerking van het plaatselijke aromatische thujahout, genoten van de revival. In galerie Mogador (de oude naam van Essaouira) ontmoet ik Latif. De hippieglorietijd maakte hij niet mee, maar in 1981 bediende hij in het alcoholvrije restaurant Salaam de pas bekeerde Cat Stevens. “Ik dacht dat hij uit het Midden-Oosten kwam”, vertelt Latif, die enkele jaren in de Londense koranschool van het voormalige popidool werkte. “Cat Stevens, herdoopt tot Yusuf Islam, stichtte de eerste koranschool in Londen. Bij de imam van Egypte ging hij te rade om te weten of zijn met popmuziek verdiende geld wel halal ( koosjer) was.” Het antwoord van de religieuze autoriteit klonk weinig verrassend : geld stinkt niet, dat weet ook elke jezuĆÆet.

PURPERSLAKKEN

Al sinds de Romeinse tijd, toen textielhandelaars op enkele eilandjes voor Essaouira zeldzame purperslakken verzamelden waarmee de toga’s van senatoren gekleurd werden, stroomt handelaarsbloed door de aderen van de kustbewoners. Onder de Portugezen, die de middeleeuwse haven Mogador noemden, bloeide de stad. Maar haar hoogdagen beleefde ze in de achttiende eeuw. De plaatselijke sultan Sidi Mohammed trok handelaars uit heel Europa aan. Meer dan de helft van de bevolking was joods. De stad ontwikkelde zich tot de belangrijkste haven op de Marokkaanse kust, een smeltkroes van moslims, christenen en joden. “In Mogador klopte het economische hart van Marokko, als ontmoetingsplaats voor de karavanen uit de woestijn en schepen uit het noorden. Maar onder handelaars bleef het leven hier ontspannen”, vertelt Jacques Cohen mij op de patio van hotel Palais Heure Bleue. “Want vrijdag was de heilige dag voor de moslims, zaterdag voor de joden en zondag voor de christenen.” Die bezadigdheid betekende, door een speling van het lot, het einde van de bloeiperiode. “Toen de Franse koloniale bevelhebber maarschalk Liautey – toevallig op een zaterdag – voet aan wal zette, verbaasde hij zich erover dat niemand hem met de nodige egards verwelkomde. De meerderheid van de bevolking, 10.000 joden van de 17.000 inwoners, vierde de sabbat in de synagoge. De stad lag er doods bij”, vervolgt Jacques. “Mogador viel uit de gratie van de Franse kolonisator, die het scheepsverkeer naar Casablanca afleidde en de haven van Agadir ontwikkelde.”

BOURGEOIS-BOHEMIENS

Met gastheer Jacques geniet ik van de riante binnentuin van het boetiek-hotel, als een compacte kloostertuin, drie verdiepingen hoog. “Laatst vroeg een voorbijganger, een oudere man, of hij een kijkje mocht nemen in zijn vroegere school. Hij had hier nog gebasket. Zijn mond viel open van verbazing.” Het vroegere paleis van kaĆÆd Mbark SaĆÆdi, een vertegenwoordiger van de koning, is drastisch gerestaureerd. “Voor de kaĆÆd het als zijn residentie liet verbouwen was het een fondouq, een hotel voor de karavaandrijvers en hun kamelen”, vervolgt Jacques. Het pand, strategisch vlak bij de Bab Marrakech en langs Ć©Ć©n zijde tegen de stadsmuur aangebouwd, straalt grandeur uit. Maar gedurende dertig jaar verviel het paleis tot een ruĆÆne, ten prooi aan de sterke winden. “Tot midden de jaren tachtig bleef Essaouira een vergeten stad. Nu Marrakech ten prooi dreigt te vallen aan zijn eigen succes, ruilen almaar meer buitenlanders de drukke woestijnstad voor een kasba op het platteland of een riad in Essaouira.”

Projectontwikkelaars lonken naar de mella, de vervallen jodenbuurt in de medina, met zicht op zee, maar zwaar aangevreten door de beukende oceaan. Of kijken uit naar een huis in de heuvels. “Het is heerlijk wandelen in het zacht golvende platteland, met zijn argania’s en thujabossen. Puur Toscane.” Mijn gastheer spreekt bevlogen over zijn streek.

“We willen een familiaal huis creĆ«ren in Essaouira. Niet zoals in de kleine gastenhuizen, maar luxueus genoeg om internationaal met de top mee te draaien. Veel gasten komen van La Mamounia in Marrakech naar ons”, verduidelijkt Jacques. Terwijl vroegere bezoekers enkel als dagtripper kwamen, kiezen nu meer gasten voor een meerdaags verblijf. Palais Heure Bleue vult het gat in de markt voor de op luxe gestelde reiziger die in een riad in de medina wil verblijven. “De hippies werden bourgeois-bohemiens. De constante in het verdraagzame Essaouira is dat niemand je lastig valt op straat. Er valt voldoende te beleven, en in de zomer is het hier wel 20 graden minder heet dan in Marrakech. Het kwik loopt daar soms op tot meer dan 45 graden.”

Aan de vooravond van de Dag van het Schaap, de belangrijkste islamitische feestdag, ligt de haven van Essaouira er zo verstild bij als op de aquarellen van plaatselijke artiesten. De scheepswerf zwijgt, langs de kade weerspiegelen tientallen vissersboten in het rimpelloze water. Niemand eet morgen vis. Aan het eind van de pier, in visrestaurant Chez Sam, prijkt een foto van Jimi Hendrix, gesigneerd “Pour mon ami Sam.” Nooit geweten dat de grootste rockgitarist aller tijden foutloos Frans schreef.

Kamal Ottmani, de minzame eigenaar van kunstgalerij Othello, herleidt de legende tot zijn werkelijke proporties. “Jimi Hendrix kwam als dagtripper met een limousine uit Marrakech.” Toen zat mijn gesprekspartner achter een glas thee in het CafĆ© de Paris, op de place Moulay Hassan, de levensader door de oude stad die de vissershaven met de soek verbindt. Nu delen we een superverse vis in zijn restaurant, El Minzah, ontmoetingsplaats voor burgers en toeristen langs de MĆ©chouar. We kijken naar de lange schaduwen die mannen in djellaba op de stadswal tekenen. Of de rocklegende in Essaouira overnacht heeft, lijkt onzeker. “Hij kwam rechtstreeks uit het chique hotel Mamounia in Marrakech. Wel meer fijnproevers rijden naar deze kust, voor de beste vis.” Tegenspreken kan ik niet, de keuken is voortreffelijk. “In elk geval verbleef hij hier hoogstens enkele dagen”, besluit Khaled, “want hij reisde amper zeven dagen door Marokko.” Lang genoeg voor de legende.

Gnawa

Tekst en foto’s Jo Fransen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content