Amerika in de ban van de strijd tussen etiek en profijt in de media.

In zijn nieuwste film als regisseur, “Quiz Show”, rekonstrueert Robert Redford

met brio een berucht tv-kwisschandaal.

PATRICK DUYNSLAEGHER

Een half uurtje met Robert Redford in Parijs. De megaster is hier om over zijn nieuwste film te praten, “Quiz Show”, die eind februari bij ons in de bioskoop komt.

Tijdens het gesprek veert hij één keertje recht, wanneer de decemberzon te fel door de ramen priemt van zijn hotelsuite met uitzicht op de place de la Concorde. Eerst begint hij met de zitbank te sjouwen, maar tenslotte blijkt het eenvoudiger om gewoon de zware overgordijnen dicht te trekken. Terwijl hij in de weer is, verliest hij de draad van zijn betoog niet. Een geboren verteller, die zelfs van een kleine storing gebruik maakt om in zijn exposé wat extra spanning en dramatiek te leggen.

Redford, onopvallend sportief gekleed, met een zwaar doorgroefd gezicht maar nog jongensachtig kwiek voor zijn 57 jaar, lijkt niet echt op zijn plaats in dit bastion van opulente sjiek. Het imago dat hij projekteert, is een kruising van de eeuwige golden boy met de verweerde Marlboro man. De echte thuis van deze entoesiaste buitenmens is niet Hollywood maar Sundance, een afgelegen gebied in de bergen van Utah. Toen hij in de jaren vijftig nog een worstelend akteur was, kocht hij er een kleine hektare grond waarop hij een huis bouwde. In de jaren zestig en zeventig kocht hij er nog tweeduizend hektaren bij. Met het geld dat hij aan zijn grote kassuksessen verdiende (“Butch Cassidy and the Sundance Kid”, “Jeremiah Johnson”, “The Sting”, “All the President’s Men”), stopte hij de elektrische leidingen onder de grond, herlegde de baan van de rivier en herstelde het machtige landschap in zijn oorspronkelijke staat.

Na zijn regiedebuut “Ordinary People” (1980) stampte hij er het Sundance Institute uit de grond, dat uitgroeide tot de broeiplaats van onafhankelijk Amerikaans filmtalent. Het jaarlijkse filmfestival is daarvan het uitstalraam.

De laatste jaren is Redford, een okkasionele akteerklus niet te na gesproken, vooral aktief achter de camera. In zijn nieuwste film als regisseur, “Quiz Show”, rekonstrueert hij met brio een van de meest beruchte Amerikaanse televisieschandalen uit de jaren vijftig.

Charles Van Doren is de grote ster van het razend populaire NBC-kwisprogramma “Twenty-One” dat vijftig miljoen Amerikanen aan de beeldbuis gekluisterd houdt. Als zoon van goeden huize zijn vader is de gerespekteerde dichter Mark Van Doren (Paul Scofield) en assistent aan de Columbia-universiteit, is Charles het idool van tv-verslindend Amerika. De intellektueel die glamour uitstraalt, die het cerebrale aantrekkelijk maakt. Kortom, een voorbeeld voor de jeugd. Tot hij in 1959 ontmaskerd wordt als een bedrieger en moet bekennen dat hij in feite de antwoorden van deze algemene-kenniskwis netjes op voorhand toegespeeld kreeg. Dat al zijn aarzelen, zweten en voorhoofd fronsen in de geluiddichte kabine, deel uitmaakte van de show.

Quiz Show” is op de eerste plaats een variatie op het aloude drama en mysterie van een man die zijn ziel verkoopt, maar dan gesitueerd in het begintijdperk van de telekommunikatie. Wat dreef deze voorbeeldige intellektueel ertoe om voor zoiets triviaals als een tv-show zijn eer en zijn hele toekomst op het spel te zetten ?

Maar de film is ook veel meer : Redford gebruikt het kwis-schandaal als een prisma dat allerlei vaak verborgen of gecamoufleerde facetten van de Amerikaanse samenleving weerkaatst : de strijd tussen etiek en de realiteit van de kijkcijfers, de etnische en klasse-konflikten die in dit drama op een weinig fraaie manier boven water komen ; het begin van de volksverlakkerij van de media ; de langzame opmars van de allesoverheersende televisiekultuur.

Redford benadert zijn onderwerp vanuit drie invalshoeken. Vooreerst is er Van Doren, een man die verblind door de mediaroem zichzelf wijsmaakt dat voor een keer het doel de middelen heiligt : wat betekent een kleine etische misstap tegenover al het goeds dat de show doet op educatief vlak ? Van Doren wordt met het gepaste understatement gespeeld door Ralph Fiennes, de Britse akteur die onvergetelijk gestalte gaf aan de kampkommandant in “Schindler’s List”.

Voorts is er Richard N. Goodwin (Rob Morrow), de ambitieuze speurhond die voor een senaatskomitee het schandaal helpt onthullen, zelfs al moet hij daarvoor een man treffen die hij bewondert en heimelijk benijdt. Hij wil in de eerste plaats de hoofdverantwoordelijke aanwijzen, de networks zelf, maar de ware schuldigen blijven uiteindelijk buiten schot.

Derde figuur in het drama is Herb Stempel (John Turturro), de andere “Twenty-One”-deelnemer die, omdat hij niet voldoende telegeniek is, gedwongen wordt te verliezen en deels uit wrok zijn charismatische opvolger Van Doren ten val brengt.

Als hij hoort dat ik uit België komen, steekt Redford meteen van wal. Natuurlijk heeft hij het over de beslissende vraag waarmee Charles Van Doren uit de Quiz vliegt : Wie is de koning van België ? Van Doren weet dat het Boudewijn is, maar hij antwoordt : Leopold. We krijgen van de regisseur het hele verhaal rond die vraag.

Robert Redford : Die vraag over wie de koning van België was, is autentiek. Wie zou zoiets kunnen verzinnen (lacht). Het zal uw lezers misschien interesseren hoe we precies te werk zijn gegaan om die vraag in het drama te integreren, want dat heeft heel wat voeten in de aarde gehad. Het probleem was : hoe maken we het bioskooppubliek duidelijk dat Van Doren het antwoord kent op de vraag die hij fout beantwoordt ?

Ik herinnerde me nog vaag dat Herbie Stempel verloor, omdat hij kennelijk niet wist welke film in 1955 de oscar voor beste film had gewonnen. Ik was kompleet de vraag vergeten waarmee Van Doren uitgeschakeld werd. Tijdens onze research ontdekten we dat het om de koning van België ging.

In de eerste script-versie kwam geen enkele scène voor met de familie Van Doren ; er was nauwelijks een relatie tussen vader en zoon, terwijl juist dat mij erg interesseerde. Een van de scènes die we eraan toevoegden, is de grote familie-piknik in Connecticut. Het was een ideale gelegenheid om heel veel informatie door te spelen over de wereld waaruit Charles afkomstig is, de lifestyle die hij gewoon is, de omgang tussen vader en zoon. Het was ook de enige scène waarin ik kon aangeven dat Van Doren die vraag kende. Dus krijg je dat moment waarop de vader uitroept : “Jezus, iedereen schenkt al die aandacht aan mijn zoon omdat hij in die tv-show zit, ik voel me als koning Leopold die voorbijgestoken wordt door zijn zoon Boudewijn. “

“Quiz Show” gaat natuurlijk over meer dan zomaar een televisieschandaal. Wat symbolizeert het voor uw generatie ?

Redford : Het was een van de eerste keren dat de handelsmentaliteit die onze industrie beheerst, ontmaskerd werd. De eerste keer dat de strijd tussen profijt en etiek op de televisie werd uitgevochten. We zagen voor het eerst de impact van het nieuwe medium in 1954, toen de op tv uitgezonden hoorzittingen de demagogie van senator Joe McCarthy ontmaskerden. Het was de eerste keer dat er een kritische beweging op gang kwam dank zij een gebeurtenis die gelijktijdig door een groot aantal mensen werd gevolgd. Het latere bedrog van de kwisprogramma’s was het begin van de aantasting van het publiek vertrouwen. Het was de prelude tot de Kennedy-moorden, Watergate, het Iran-Contra-schaal, het Savings & Loans debâcle, de Clarence Thomas hearings.

U toont in “Quiz Show” dat Amerika niet zo’n klasseloze maatschappij is als graag wordt beweerd. Ook het antisemitisme is aan de orde ; het opmerkelijke is dat we dit zowel bij joden als bij niet-joden aantreffen.

Redford : Dat is iets wat ik in deze business al lang heb kunnen observeren. Van de klasseverschillen ben ik me al bewust sinds ik in het tweede jaar zat in een school in Santa Monica, bevolkt door rijkeluiskinderen en arbeiderskinderen.

Je zou de omgeving waar ik opgroeide geprivilegieerd kunnen noemen, alhoewel ik zelf niet tot de bevoorrechten hoorde. Ik zag eruit alsof ik één van hen was, maar ik hoorde er niet echt bij. Ik zag met welke egards ze werden bejegend en vond dit erg onaangenaam.

U hebt ooit zelf meegedaan aan een kwisprogramma ?

Redford : Eén keertje maar. Ik was zo stom dit te melden aan de public relations van de film, het staat nu in de persmap en zal me dus blijven achtervolgen. Het was totaal onbeduidend, behalve dat het natuurlijk goed aantoont hoe moeilijk het is aan de verleiding te weerstaan. Ik was twintig en net gearriveerd in New York. Mijn vrouw was zwanger. Mijn carrière was nog niet begonnen en we zaten aan de grond. We moesten toekomen met 55 dollar per week, het salaris van mijn vrouw bij de bank. Ze zochten mensen voor een nieuwe kwis, “Play Your Hunch”, de eerste show van Merv Griffin. Ik hoorde dat ze 75 dollar aanboden voor wie meedeed. Ik deed het alleen voor het geld, al vond ik het natuurlijk ook behoorlijk opwindend om op tv te komen. In 1959 was dit nog een big deal. Misschien zou iemand me wel opmerken en kreeg ik een job als akteur. Ik bood mijn diensten aan en toen ik als beroep akteur opgaf, zeiden ze dat dit niet interessant was voor de kijkers. Misschien had ik wel iets anders gedaan ? Ik had inderdaad een hoop jobs geklaard en ging het lijstje overlopen : arbeider in een olieraffinaderij, hulpje in een kruidenierswinkel. Nee, dat was allemaal niet goed, leek te veel op de andere kandidaten, vrachtwagenchauffeurs, bouwvakkers. Tot ik zei dat ik ook geschilderd had. Dat vonden ze prima. Voortaan was ik de kunstenaar. De show was dom en vernederend. Het feit dat ik mezelf niet mocht zijn en het spel speelde, zegt al heel veel. Ik hoefde alleen maar als een silhouet met twee andere kerels achter een doek te staan en de kandidaten moesten raden wie van ons drieën de tweelingbroer was van de man die voor het doek stond. De ironie van dit alles is dat ik de 75 dollar waar het om te doen was, nooit heb gekregen. Ik kreeg alleen van de sponsor een vislijn ter waarde van 75 dollar, waar ik niets mee kon aanvangen, want ik had er al een.

De verhouding ouder-kind, vader-zoon is heel sterk aanwezig in uw films. Ook nu weer.

Redford : Het is niet dat ik een probleem had met mijn vader mijn beide ouders zijn dood. Ik probeer zeker niet via mijn films bepaalde zaken in het reine te trekken. Ik vind het gewoon een klassiek, rijk en onuitputtelijk tema.

Ik weet zelf maar al te goed dat ouders soms een zware schaduw op hun kinderen kunnen werpen. Zonder dat ik dat nu zelf gewild heb, zie ik ook wel hoe mijn eigen kinderen moeten vechten om vanonder mijn schaduw vandaan te komen. Hoe ze dat zullen doen, is iets wat ik zeer ter harte neem. Ook deze tematiek steekt in “Quiz Show”.

Je kan die vader-zoon-tematiek ook ruimer zien : het belang van een link te leggen van de ene generatie naar de andere. Neem de bedreigde kultuur van de Amerikaanse Indianen : alleen dank zij de overlevering van verhalen kunnen ze het kontakt met hun voorouders behouden. Ze hebben geen geschreven taal, laten geen dagboeken na, maar zijn totaal afhankelijk van de orale overlevering. Op die manier wordt hun mysterieuze zang- en danstraditie doorgegeven aan de volgende generaties en blijven ze voeling houden met hun oude rituelen. Ik heb daar diep respekt voor. Wij Amerikanen hebben zo weinig begrip voor andere kulturen, zelfs kulturen binnen onze eigen landsgrenzen.

Mijn voorouders waren Kelten, Ieren en Schotten. Als er over gevoelens moest gepraat worden, voelde mijn familie zich onwennig. Ze vonden het onwaardig daar een ander mee lastig te vallen. Je moest pijn, woede of verdriet opkroppen en er zelf een oplossing voor vinden. Gevoelens werden alleen geuit in het vertellen van verhalen. Zo ben ik grootgebracht. Op mijn beurt bracht ik mijn kinderen groot door ze elke avond verhaaltjes te vertellen. Soms werd ik zelf zo meegesleept door het verhaal dat ik niet merkte dat ze ingeslapen waren, ik bleef maar voortvertellen.

Probeert u met uw films ook een boodschap door te geven ?

Redford : Nee, ik zou het geen boodschap noemen. Ik geloof daar trouwens niet in. Ik kan alleen praten over dingen die ik aanvoel. Ofwel voelt de toeschouwer het ook zo aan, ofwel is het allemaal niet aan hem besteed. Méér kan ik niet doen. Ik kan alleen films maken over iets dat me sterk beroert. Het kan iets zijn dat ik kwijt wil, iets dat me stoort, schrik aanjaagt, op een of andere manier stimuleert. Maar ik kan het alleen in mijn film stoppen in de hoop dat de vonk naar de toeschouwer overslaat. Ik geloof niet in film als propaganda.

Uw generatie heeft de ene desilluzie na de andere moeten verwerken. Ook “Quiz Show” gaat over het Amerika dat zijn onschuld verliest ?

Redford : Ik denk niet dat de huidige generatie met dit probleem zal zitten. Tenzij er een of andere revolutie komt… De reden waarom ik keer op keer op dit tema terugkom, is eenvoudig : ik ben geïrriteerd, verbolgen zelfs over de leugens die mij verteld werden. Als kind krijg je een erfenis mee die je je hele leven meedraagt. Daar is geen ontkomen aan. Zo werd mij verteld dat het geen belang had of je won of verloor. Het belangrijkste was hoe je het spel speelde. Later ontdek je dat dit je reinste kletskoek is : of je wint of verliest, is het enige wat telt in onze samenleving en hoe je je gedraagt om te winnen, heeft geen enkel belang.

We leven nu in veel cynischer tijden. Mijn generatie werd ingehamerd hoe we ons moesten gedragen, hoe we ons leven moesten inrichten. Nu verwachten jongelui niet meer dat een politicus de waarheid vertelt, ze doorzien meteen zijn leugens en zappen gewoon naar MTV.

Meer dan ooit wil het publiek helden zien en is de inhoud van geen enkel belang. Ik herinner me nog goed dat toen ik als beginnend akteur naar “Twenty-One” keek, ik echt niet onder de indruk was van Van Dorens optreden. De vraag is natuurlijk waarom ik toen niet aan de show zelf ging twijfelen ? Omdat we niet wilden dat hij schuldig was. We hebben zo’n behoefte aan helden dat we bereid zijn er bijna elke prijs voor te betalen.

Vele jaren geleden maakte ik een film, “The Candidate”, over de diktatuur van de cosmetica, over iemand die in de politiek gaat en ondekt dat hoe hij oogt het allerbelangrijkste is. Kijk maar naar Ronald Reagan.

Ik heb er altijd voor gezorgd dat ik niet alleen afhankelijk was van mijn uiterlijk. In “Havana” speelde ik opzettelijk een man die er doorgroefd uitziet, door het leven getekend. En de critici zeiden alleen maar dat Redford er toch zo oud uitzag, zonder rekening te houden met het karakter dat ik speelde.

Denkt u met uw film een zekere etiek aan te prijzen ?

Redford : Het is belangrijk dat er nog aandacht is voor etische kwesties. Ik ben er vast van overtuigd dat er maatregelen moeten genomen worden om te beletten dat de samenleving uiteenvalt. Er moet voortdurend over gewaakt worden dat een bepaalde morele grens niet wordt overschreden. Maar naast de etiek is ook de mytologie van een land belangrijk. Helaas is onze mytologie volledig verdwenen. Het enige wat ons nog rest, is de mytologie van de Indianen, maar ook die wordt bedreigd door de komplete veramerikanizering van de “Native Americans”.

Verschaffen de Hollywood-films niet de mytologie voor het moderne Amerika ?

Redford : Tot op zekere hoogte. De vraag is alleen in hoeverre de mensen er nog in geloven ?

Beweerd wordt dat u als akteur veel te voorzichtig omspringt met uw imago. Werkt het regisseren niet bevrijdend ? Laat dit u niet toe aspekten van uzelf te exploreren waar u als akteur zou voor terugdeinzen ?

Redford : Bedoelt u dat ik me met Charles Van Doren vereenzelvig ? Van Doren en ik hebben niet zoveel gemeen, tenzij dat we beiden plotseling beroemd werden. Dat gevoel van plotseling door iedereen bekeken te worden, is iets wat toch zeer onwennig aanvoelt. Voor het overige zie ik geen enkel verband. Ik heb een totaal andere achtergrond, werd helemaal niet grootgebracht in een milieu van academici en rijke patriciërs.

Ik kan me natuurlijk wel inleven in de problemen die hij heeft, omdat hij zich gevangen voelt in het harnas van bekend persoon en hij in die situatie probeert trouw te blijven aan zichzelf.

Wat het eerste deel van uw vraag betreft, moet u toch weten dat mijn vroeger werk veel gevarieerder was dan de latere rollen waarmee ik steevast geïdentificeerd word. Ik speelde in tv-films moordenaars en psychopaten. Toen ik in een latere faze van mijn carrière meer in de pap te brokken had over mijn rollen, heb ik mijn ambities als akteur vaak moeten opofferen aan wat goed was voor de film. Ik zal u een voorbeeld geven : in “The Candidate” wilde ik oorspronkelijk de manager van de kiescampagne spelen, omdat dit als akteur de grootste uitdaging inhield. Uiteindelijk speelde ik de minder interessante rol van de kandidaat, omdat dit beter was voor de film.

Hebt u voor “Quiz Show” bewust relatief onbekende akteurs gekozen, over wie het grote publiek zich nog geen welomlijnd beeld heeft gevormd ?

Redford : Ja, ik denk het wel. Misschien wordt het hoog tijd dat ik meer met beroemde sterren ga werken, maar ik vind het stimulerender als het allemaal nog nieuw en fris is. Het publiek bekijkt de film meer onbevangen, geraakt niet afgeleid door een parade van grote namen. Ik herinner me nog altijd “On the Beach”, een film die ik zag toen ik nog een jong akteur was. Fred Astaire zat in die prent in een duikboot en ik maar tevergeefs wachten tot hij zou beginnen dansen…

Als iedereen zo redeneerde, dan kwam u zelf nooit meer aan de bak als akteur ?

Redford : Ik krijg het inderdaad almaar moeilijker. Veel rollen gaan aan mijn neus voorbij omdat de regisseur denkt : Redford ? Nee, hij is een te grote ster, zijn présence zal mijn film uit zijn evenwicht slaan. Nu ik zelf regisseer, gaan ze zeker twee keer nadenken. Ik word bijna een handicap. Ik kan dit best begrijpen, al blijf ik het wel jammer vinden. Maar ja, zelf geef ik ook graag een kans aan mensen die het nog moeten waarmaken, dat is ook de bestaansreden van het Sundance Institute.

Weet je dat ik Paul Newman gevraagd had om de rol van de vader te spelen in “Quiz Show” ? Hij wilde niet, was onzeker. Misschien was de rol te klein, was het nu niet het juiste moment in zijn carrière. De échte reden ontdekte ik toen hij me vergezelde naar de première van de film. Toen hij zag wat Paul Scofield daar presteerde, zei hij tegen me : dat had ik niet gekund. Eerlijk en genereus. Ik had hem ook al gevraagd om de dominee te spelen in “A River Runs Through it”. In beide gevallen had ik een akteur nodig die een moreel gezag uitstraalt.

U bent al lang aktief in de strijd tegen milieuvervuiling. U produceerde ook enkele dokumentaire films over nijpende problemen, zoals de bescherming van natuurgebieden tegen toerisme en exploitatie.

Redford : Mijn bezorgdheid over het milieu is geen modegril van een filmster die zich op het eind van de eeuw ook eens met iets zinnigs wil bezighouden. Het is iets wat me al vele jaren bezighoudt, waar ik om bezorgd ben sinds ik als kind opgroeide in Los Angeles en zag hoe snel de stad veranderde. Plotseling kon je de lucht niet meer inademen en waar sinaasappelbosjes stonden, zag je nu gewapend beton. Ik maak dankbaar gebruik van alle aandacht die ik als beroemdheid krijg om de problemen aan de kaak te stellen.

Je merkt nu ook welke ravages het toerisme aanricht. Voor ik “Out of Africa” deed, vloog ik laag over Kenya om het land te zien. Overal zag ik wegen die aangelegd waren opdat de toeristen beter de wilde dieren zouden kunnen zien. Kuddes die vroeger vrij rondliepen, worden nu door die wegen samengedrumd.

Overal wordt onherroepelijke schade toegebracht aan plante- en diereleven, is er geluidshinder en visuele vervuiling. We zitten in een echte krisis en staan voor moeilijke tijden. Met het gestaag inkrimpen van natuurlijke bronnen en het gestaag aanzwellen van de wereldbevolking mogen we niet langer toestaan dat het plezier van de één het gif is van de ander. Daarvoor wordt de planeet te klein.

Er zijn natuurlijk geen simpele antwoorden. Wat de Verenigde Staten betreft, zou het milieu hetzelfde belang moeten krijgen en op dezelfde intense manier moeten behandeld worden als de nationale veiligheid. Het heeft geen zin een land te verdedigen dat verder om zeep geholpen wordt.

Ik kan alleen films maken over iets dat mij sterk beroert, stoort of stimuleert en hopen dat de vonk overslaat. Ik geloof niet in film als propaganda.

Redford is de laatste jaren vooral aktief achter de camera : “Als akteur word ik een handicap omdat mijn sterstatus te zwaar doorweegt. “

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content