Sinds Rijsel dankzij de hst en Kanaaltunnel op nauwelijks één uur sporen van Brussel, Parijs en Londen ligt, ontwikkelde het zich tot de bruisende Metropool van het Noorden, waar rijkversierde renaissancegevels, kasseien en stoofvlees bij Vlamingen een onmiskenbaar thuisgevoel oproepen.

L es gens du Nord ont dans leur coeur le soleil qui leur manque dehors“, zong Richard Anthony destijds. Misschien zit het broeikaseffect er voor iets tussen, maar vandaag ontbreekt het de Ch’ti of de Ch’timi zoals de bewoners van Nord-Pas-de-Calais zich graag noemen bepaald niet aan zon. Begin juli is het en Rijsel baadt in een gouden licht dat uitbundig weerkaatst wordt in de fonteinen en in de glazen achterbouw van het Palais des Beaux-Arts. Het roestbruin van de Oude Beurs doet nog warmer aan dan gewoonlijk, en de belforttoren van de Kamer van Koophandel heeft met een beetje verbeelding zelfs iets Venetiaans.

En dan is er de Marché à Wazemmes waar je je ronduit in een zuiders land waant. Het ruikt er naar basilicum en verse munt; naast piramides van watermeloenen lokken vaten vol groene en zwarte olijven met de meest exotische vullingen. Ook de liefhebbers van friperie en brocante komen aan hun trekken: hier keurt een ebbenhouten beauté een mutsje van nepzebra, wat verder betasten Marokkaanse vrouwen kritisch met gouddraad en kralen doorstikte stoffen. In de omringende bistro’s en bars-tabacs is er ambiance zat…

Rijsel balanceerde altijd al op de rand van twee culturen. Van de stad is voor het eerst sprake in een charter dat van 1066 dateert. Het oorspronkelijke hertogelijke kasteel werd gebouwd aan een knik in de rivier de Deûle, die een soort eiland vormde. Vandaar ook de naam: ‘insula’ verbasterde tot Lisle, IJssel, Ryssel en tenslotte werd het Lille of Rijsel. Net zoals onze streken kende het Franse noorden de Bourgondische en de Habsburgse overheersing. Pas in 1667 werd de streek door Lodewijk XIV bij Frankrijk geannexeerd. Lille is dus nog maar een dikke driehonderd jaar een Franse stad en wie door Vieux Lille wandelt, merkt dat de stad krioelt van de Vlaamse herinneringen. Niet alleen zijn de oudste woningen du style flamand flamboyant, ook de vele straten met kinderkopjes en les moules/frites, le lapin aux pruneaux en le waterzooï op de uithangborden van de restaurants spreken boekdelen. In de 19de eeuw groeide Rijsel uit tot een belangrijk industriecentrum. Tot de textielbaronnen behoorde ook de familie Maillot, de grootouders langs moeders kant van Charles de Gaulle die in 1890 in Rijsel geboren werd. Zijn leven lang zou hij een warme sympathie voor zijn geboortestreek koesteren. “Wij mensen van Lille kijken de werkelijkheid liever in het gezicht dan dat we het van mooie woorden moeten hebben”, zo schreef ‘de bekendste Fransman aller tijden’ in zijn Mémoires. In het aan hem gewijde museum in zijn geboortehuis (9, rue Princesse) valt zijn doopjurk te bezichtigen, maar ook de met kogels doorzeefde Citroën DS van de aanslag van Petit-Clamart.

Met zijn industriële achtergrond was Rijsel natuurlijk een uitstekende voedingsbodem voor het socialisme – de Internationale werd er gecomponeerd en in 1888 voor het eerst uitgevoerd – en ook nu nog is het een socialistisch bastion: Martine Aubry volgde de ex-premier Pierre Mauroy op, die er meer dan 25 jaar aan het roer stond. Toen hij zijn allereerste stappen in de politiek zette, was Rijsel een puinhoop: de textielindustrie was ineengestort, met armoede en werkloosheid als gevolg. Mauroy koos voor renovatie in plaats van afbraak en zo werden veel historische parels gered.

Het allermooiste gebouw is ongetwijfeld la vieille Bourse die eigenlijk uit 24 identieke huisjes rond een centrale binnenplaats bestaat. In de galerij zetten bouquinistes en bloemenverkopers hun handel op, en bij mooi weer wordt er geschaakt. Tegenover de beurs kijkt La déesse vanop haar hoge sokkel welwillend op Rijsel neer. Het beeld herinnert aan de belegering van Rijsel door de Oostenrijkers in 1792. Wie arendsogen heeft, ontdekt in de omringende gevels hier en daar ingemetselde kanonskogels die van hetzelfde beleg getuigen. Op de Grand’ Place, het kloppend hart van de stad, vind je de grootste boekwinkel van Europa, Le Furet du Nord die zelfs door de komst van FNAC geen moment bedreigd werd. Van de Grand’ Place over de rue Neuve en de rue de Béthune tot de place Béthune strekt zich de autovrije winkelbuurt uit, waar ook Disney en de bekende Amerikaanse basics-gigant Gap een vestiging hebben. De toeristische dienst van de stad huist eveneens in deze buurt, in het Palais Rihour, de resterende vleugel van het 15de-eeuwse paleis van de hertogen van Bourgondië. Maar de mooiste slenterbuurt ligt aan de overzijde van de Grand’ Place, in het Quartier Esquermoise, dat door zijn gezelligheid en het ruime assortiment boetieks, antiquairs en delicatessenwinkels aan de Parijse Marais doet denken. In de rue de Weppes, de rue des Vieux Murs en de place aux Oignons, de alleroudste stadskern van Lille, zie je dat de smalle middeleeuwse huisjes uit drie delen bestonden: een voorhuis, een binnenplaats en een achterhuis. De Hospice Comtesse, een ziekenhuis door Johanna van Vlaanderen gesticht in 1237, is nu een museum met een bijna intieme spirituele sfeer. De Notre-Dame-de-la-Treille-kathedraal, gebouwd op de fundamenten van de oorspronkelijke burcht van de graven van Vlaanderen, kreeg in 1999 een nieuwe gevel. De webachtige staalconstructie van Peter Rice speelt in op het traliethema; de beeldhouwer Georges Jeanclos verwerkte het holocaustgegeven in de monumentale toegangspoort. Bij zonlicht lijkt de marmeren voorgevel van de kathedraal van binnenin van lumineus doorzichtig albast.

Ook het Palais des Beaux-Arts aan de place de la République, op het Louvre na het grootste kunstmuseum van Frankrijk, onderging een drastische transformatie. Architecten Jean-Marc Ibos en Myrto Vitart ‘openden’ het museum naar de stad door de zuidelijke muur van het atrium vrij te maken en in de tuin een lame te bouwen, een smal gebouw waarvan de heldere glazen gevel de achtergevel van het paleis op een impressionistische manier weerspiegelt. De enorme gewelfde kelders, vroeger opslagplaatsen, herbergen nu de afdelingen Middeleeuwen en Renaissance en prachtige reliëfplannen van Vlaamse en Noord-Franse steden. Tot de hoogtepunten van de permanente collectie behoren doeken van Rubens, Jordaens, Goya en Picasso.

In 2004 is Rijsel Culturele Hoofdstad: Lille Métropole is er nu al klaar voor.

Linda Asselbergs / Foto’s Lies Willaert

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content