De meest markante makelaar van Rijsel, Paul-Henri Guermonprez, betrekt een royale residentie in de wijk van de tegelbakkers.

Piet Swimberghe / Foto’s Jan Verlinde

Met Paul-Henri Guermonprez loop je niet verloren in le vieux Lille, maar je komt nergens op tijd. Op straat wordt hij door iedereen aangeklampt, en aan elke bouwwerf houdt hij halt om binnen te glippen en oude deuren, balken of tegels te zoeken. Zijn kelder van vierhonderd vierkante meter zit vol bouwantiek waarmee je talloze gebouwen kan renoveren. Dat doet hij ook. Guermonprez is makelaar en projectontwikkelaar. Geen afbreker zoals zijn concurrenten, maar een monumentenzorger in hart en nieren. In le vieux Lille heeft hij tientallen huizen gerestaureerd. Wat oud en charmant is, wordt nooit afgebroken.

De liefde voor oude stenen wortelt in zijn jeugd. Als kind herinnert hij zich hoe sloophamers de oudste buurt van de stad, het kwartier Saint-Sauveur, belaagden. Hij zag prachtige lambrizeringen versplinterd tot brandhout en tegelwanden verbrijzeld tot steenslag, en hij was geschokt. Wat begon als een reddingsactie resulteerde in een ongebreidelde verzamelwoede. Eerst van bouwantiek en later van huizen die hij met zachte hand opkalefatert. Van de gevels en de interieurs wordt zoveel mogelijk bewaard. Momenteel realiseert hij een jeugddroom. Onlangs verwierf hij de vermaarde patisserie Meert, vlakbij de Grote Markt. Deze delicatessenzaak van ruim twee eeuwen oud, met zijn in Moorse stijl uitgedoste winkel, wordt minutieus gerestaureerd en nieuw leven in geblazen. Bovendien wordt heel het bouwblok gerenoveerd, want Meert zal worden uitgebreid met een chocolademuseum en diverse theesalons.

Ook zijn eigen huis heeft hij met veel zorg en verbeelding aangepakt. De herenwoning ligt in een noordelijke wijk, waar amper toeristen komen. Die geraken niet verder dan het Hospice Comtesse, een middeleeuws hospitaal vol Vlaamse sfeer. Guermonprez woont in de rue Saint-André die de noordwijk dwarst, aangelegd na de verovering van de stad door Lodewijk XIV. Een schilderachtig stadsdeel met typische huizen in Franse stijl.

De woning van Paul-Henri heeft nog oudere wortels, een deel van het complex stamt uit de zestiende eeuw. In een zeventiende-eeuwse vleugel zit een oude Vlaamse keuken waarop hij bijzonder fier is. Dit kookhuis is van onder tot boven bekleed met antieke blauwe tegels, niet uit Delft, maar in de buurt gemaakt. In deze wijk van Rijsel vestigden zich eind zeventiende eeuw verschillende tegelbakkers die Delfts blauw imiteerden. Ze trokken zelfs schilders aan uit Holland. Daarom lijken de tegels als twee druppels water op hun Nederlandse voorbeelden.

Het is een belevenis om in Noord-Frankrijk, zo’n Vlaams-Hollandse keuken binnen te stappen. In Rijsel zijn er heel wat van die keukens bewaard. Paul-Henri heeft dit juweel van de sloop gered, want schattenjagers hadden reeds een deel van de tegels uitgebroken. Hij liet de gehavende wanden herstellen, verrijkte de keuken met een oude vloer van zwarte plavuizen en een oude watersteen. Voor de decoratie zoekt hij antiek Vlaams kookgerei van koper, tin en hout. Hier wordt niet meer gekookt, maar wel met gasten van een glaasje genoten. Bij Paul-Henri maakt een bezoek aan dit vertrek deel uit van elk ontvangstritueel.

Hij bewoont eigenlijk een achttiende-eeuwse vleugel van het huis, met een riante, verwilderde tuin. Door de brede achtergevel en het grote salon aan de tuinkant krijg je de indruk een landhuis binnen te stappen. Een vreemde gewaarwording midden in de stad. Bij het binnenkomen moet je eerst door een imposante vestibule met een sierlijke trap van smeedijzer. Helemaal boven bewonder je een enorme plafondschildering in de stijl van Poussin. Dit decoratiestuk schenkt de hal een vorstelijk allure. Maar Paul-Henri is niet echt gesteld op zoveel pronk. Daarom durfde hij de wanden fel rood en de deuren helder blauw borstelen, om de deftige sfeer te temperen.

Hoewel het huis bij zijn aankomst niet vervallen was, had het een opknapbeurt nodig. De plafonds en de muren zaten vol barsten en er was nauwelijks comfort. Vermoedelijk werd nog in die oude keuken gekookt. De renovatie gebeurde met de hulp van architect William Devaux die ingenieuze oplossingen bedacht. Aan weerszijden van het middensalon bevonden zich twee dienstgangen. Eentje werd een kleine keuken, zichtbaar vanuit het doorgeefluik in de muur van het eetsalon. De andere gang werd een droom van een bibliotheek die ook dienst doet als rariteitenkabinet. Naast boeken worden curiosa tentoongesteld. Je zou zweren dat de boekenkamer er altijd was. Dat dacht ik toch tot Paul-Henri me vertelde waar hij alles vandaan heeft. ?Het hele verhaal begint bij de trappaal?, zegt hij. ?Ik heb die bij een brocanteur in Ieper op de kop getikt voor een paar honderd frank. De gietijzeren kolommen komen uit een Doornikse fabriek en de kasten uit Roubaix. De kleine lampjes uit de jaren dertig zijn van de Belgische spoorwegen. Devaux heeft alles geassembleerd tot één geheel.? Ook hier worden prachtige leeuwenkoppen geëxposeerd, afkomstig uit een Vlaams renaissancehuis, ooit gesloopt in le vieux Lille.

Paul-Henri heeft veel rariteiten in huis, zoals de modelboten die her en der op kasten en schouwmantels staan. ?Ze zijn uit het begin van de eeuw en gebouwd door een oude zeeman?, vertelt hij. ?Ik vond ze bij een antiquair en heb ze allemaal in een keer gekocht. Het hele oeuvre van de man, behalve één boot. Een exemplaar dat zo groot is, dat je zijn huis zou moeten afbreken om het eruit te halen. Als ik ooit de kans krijg, dan koop ik die woning.?

Het grote salon stamt uit het begin van de vorige eeuw en was toen erg modern van stijl. Het is een mooi voorbeeld van de directoire-stijl die de Empire voorafging, een stijve bouwstijl vol classicistische monumentaliteit. Paul-Henri heeft daar niets van overboord gegooid, maar zwakte die burgerlijke pronk af door het interieur vol te stouwen met tableaus, beelden en snuisterijen. De grote voorkamer werd een biljartsalon. Het meubilair in fijne renaissancestijl komt uit een Ardeens kasteeltje. Daarin pronkt hij met een deeltje van zijn tegelcollectie.

Ook boven proeven we de Franse grandeur. Hier werd nog behoedzamer omgesprongen met wat er al was aan decoratie. Ik vind de dressing, samen met de bibliotheek, de stemmigste plek in huis. Er staat een gemakkelijke art-nouveaufauteuil aan het venster om rustig van de tuin te genieten. Hier bleef zelfs de oude marmerimitatie op de muur bewaard. Achter de ruime slaapkamer beland je in een Romeinse badkamer met marmeren plinten en een stevige porseleinen kuip, natuurlijk een trouvaille, vanzelfsprekend gered uit een of andere woning.

Het heiligdom van Paul-Henri : de Vlaamse keuken met Delfts blauw, gemaakt in Rijsel.

Om de deftige sfeer wat af te zwakken liet Paul-Henri Guermonprez de inkomhal in felle kleuren borstelen. In iedere hoekje vind je originele trouvailles.

Boven : Achter de hoge en lichte zitkamer schuilt een prachtige bibliotheek. Onder : Hier vaart de Léon Gambetta voorbij, in een ver verleden gebouwd door een oude zeeman.

Je zou zweren dat de bibliotheek er altijd is geweest, en toch is het een recente creatie.

De Romeinse badkamer met marmeren plinten en een stevige porseleinen kuip.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content