REIS DE DROMEDARIS VAN NAPOLEON

Het haventje van het kleine eiland. De versterkingen waren pas klaar toen de Britse dreiging allang verleden tijd was. © INGRID HANNES

ZONDERLINGEN DIE ER EEN TOEVLUCHTSOORD VONDEN, EEN ONGELUKKIGE BARONES, EEN BOTANICUS DIE ER AAN ZIJN PARADIJSTUIN WERKTE, EEN EENZAME CONSERVATOR IN HET NAPOLEONMUSEUM, EN NATUURLIJK DE KEIZER ZELF, DIE HIER ZIJN LAATSTE DAGEN OP FRANSE BODEM DOORBRACHT. WE REIZEN NAAR HET ONOOGLIJKE ILE D’AIX ALS ALLE TOERISTEN AL LANG WEER NAAR HUIS ZIJN.

Het hotel Napoléon op de place d’Austerlitz staat er nog, de visserhuisjes leunen nog altijd schouder aan schouder in de zes kruisende straten van het dorp van Aix. De adelaar boven op het Napoleonmuseum, samen met het gemeentehuis het grootste gebouw, waakt zoals altijd over het eiland. ’s Avonds in het licht van een spot lijkt hij tot leven te komen, zijn vleugels te spreiden in de stille straat. De zeebries waait los door het dorp, langs het gehalveerde kerkje, het ommuurde kruitmagazijn, en de huizen waar hier en daar een lamp brandt, tot over de vestingmuren langs de oestervelden van Frank Speisser.

Tien jaar na mijn eerste bezoek ben ik terug op het versterkte eilandje Aix. Toen had een orkaan alle oude bomen op de place d’Austerlitz gevloerd, deze keer is Xynthia voorbijgewaaid, een storm die een aantal huizen in het midden van het croissantvormige eiland heeft doen onderlopen. Burgemeester Alain Brunet moet van de ene naar de andere vergadering hollen om de experts ervan te overtuigen dat die huizen niet echt in een gevarenzone liggen, en dus niet onteigend hoeven te worden. De storm was een ongelukkige samenloop van omstandigheden, zegt hij, het was die nacht ook nog eens uitzonderlijk hoog tij. Brunet is burgemeester, zakenman en brandweerman. Op een eiland met amper 240 inwoners moet iedereen van alles kunnen.

In de zomer groeit de bevolking aan tot enkele duizenden : vakantiebewoners, dagjestoeristen, cruiseschepen die aanleggen en er een horde passagiers droppen voor anderhalf uur, het eiland barst dan uit zijn voegen. Parijzenaars betalen enorme sommen voor een vissershuisje van een paar vierkante meter waar ze enkel in de vakanties wonen. Maar nu, in de herfst, is het rustig. Erg rustig zelfs. Er rijden geen auto’s op Aix, tenzij enkele dienstwagens. Binnen twee weken sluit de bakker zijn deur voor enkele maanden en gaat het hotel Napoléon dicht. De twee souvenir- en kledingwinkels houden ermee op tot volgende lente. De kruidenier blijft echter het hele jaar open en voert elke dag per boot vers brood aan vanuit Fouras, en ook de vaste klanten van Café L’Océan zullen nooit voor een gesloten deur staan. En natuurlijk blijft de juf les geven aan haar klasje van negen leerlingen.

Bij mijn gehuurde vissershuisje in de straat achter de rue Napoléon horen enkele gammele, maar bruikbare fietsen, waarmee ik over het eiland sjees. Helemaal rond is amper zeven kilometer, over een pad dat meestal langs de zee loopt en af en toe behoorlijk gehavend is door Xynthia. De fietsenmaker heeft een extra schroef op de velg gezet, zodat die niet meer heen en weer zwiept. De luchten zijn stralend en helder.

Stokbrood en croissants haal ik bij de warme bakker, bij de kruidenier koop ik een pak gemalen koffie, pasta, tomaten en enkele flessen Franse wijn. Op het pad achter de kerk en het ommuurde kruitmagazijn had ik een vijgenboompje gezien dat beladen was met rijpe vruchten. Hier sla ik regelmatig een voorraadje in. De oesters komen van bij ostréiculteur Frank Speisser, vers uit de zee geplukt. Zijn werkhut aan het strand werd versplinterd door de storm, maar zijn oesterpark heeft het gelukkig overleefd. Ik fiets met een plastic zak vol oesters aan mijn stuur naar huis, het brugje over, en de omwalling van de bourg in.

VERVLOGEN DROMEN

Aix is een versterkt eiland, en werd lang mee bewoond door militairen, alhoewel de conservator van het Napoleonmuseum beweert dat toen alle forten en verdedigingsmuren eindelijk klaar waren, er al geen spoor meer was van de gevreesde Britse vijand. De Fransen waren echter zo getraumatiseerd door hun verlies, dat ze muren van steen nodig hadden om hun angsten in toom te houden. De fortjes op Aix dienden vooral als gevangenis, net als het machtige Fort Boyart, dat in zee voor anker lijkt te liggen als een spookschip uit de zeventiende eeuw of een soort drijvende toren van Babel.

Christophe Pincemaille, conservator van het Napoleon- én het Afrikamuseum, woont in het langgerekte stenen huis tussen zijn twee musea in. Door het raam zie ik een grijze papegaai in een grote kooi nieuwsgierig naar me loeren. Hij zegt niks, alhoewel hij geweldig kan tateren, hoor ik later. Het lijkt de stoere woning van een zeebonk, Pincemaille is echter een übergecultiveerde vijftiger, die het hier enkel uithoudt door zijn boeiende job. “Ik kan niet zeggen dat het leven hier me bevalt”, zegt hij. Hij woont alleen, vergezeld van een papagaai, twee honden en een kat. De jongste hond, een geadopteerde wees, heeft net al zijn kippen en de haan naar de andere wereld geholpen. Pincemaille werd enkele jaren geleden aangesteld als conservator, nadat de caissière en de bewaker het lange tijd voor het zeggen hadden. Er was dus veel werk aan de winkel. Hij is de kamer van Napoleon aan het herinrichten : hij wil onder andere diens veldbed opstellen en het originele behangpapier terugvinden.

Op 12 juli 1815 ontscheepte keizer Napoleon Bonaparte op Aix met een groep getrouwen. Zijn situatie was, na de nederlaag bij Waterloo, kritiek. Hij nam zijn intrek in het gouverneurshuis. Op een inspectieronde in 1809 had hij zelf nog de opdracht gegeven om het gouverneurshuis, het Liédotfort en een kruitmagazijn te laten bouwen. Na lang beraad en onder zachte dwang besliste hij zich over te geven aan de Britten. Op 15 juli verliet hij Aix op een Engels schip. Zijn trouwe compagnon en aide de camp Gaspard Gourgaud, vergezelde hem tot zijn verbanningsoord Sint-Helena, niet meer dan een rots in de oceaan, waar Napoleon jaren later overleed.

In 1925 kocht een nakomeling van Gaspard, baron Napoléon Gourgaud, het gouverneurshuis op waarin die andere Napoleon zijn laatste dagen op Franse bodem had doorgebracht. Hij bouwde het uit tot een museum, vol memorabilia en alle mogelijke Napoleonsouvenirs : beelden, klokken, schilderijen. De Gourgauds, en vooral dan de barones, werden verliefd op het eiland. Barones Gourgaud, née Eva Gebhart, een schatrijke Amerikaanse, was door haar ouders samen met het familiefortuin ingewisseld tegen een Europese schoonzoon met een adellijke titel. Baron Gourgaud, verzamelaar van moderne kunst, én van liaisons met zowel mannen als vrouwen, en jager op groot wild in Afrika, kreeg na zijn huwelijk volop de kans om zich aan zijn dure liefhebberijen over te geven. Daar getuigt het Afrikaanse museum van, volgestouwd met jachttrofeeën en opgezette wilde dieren. Zelfs de dromedaris waarop de keizer in Egypte rondreed, werd verscheept naar Aix, waar hij verbaasd tussen lotgenoten uit Midden-Afrika staat.

De barones werd na de dood van haar man geïnterviewd in haar protserige Franse kasteel, waarin ze eenzaam achterbleef met drie bedienden die ze niet vertrouwde en nonchalant tentoongestelde kunstwerken : Léger, Picasso en dergelijke. Toen beweerde ze zich alleen gelukkig en vrij te voelen op een eilandje bij Bordeaux. Dat moet Aix geweest zijn. Ik denk aan wat Pincemaille over haar zei : “Ze speelde hier graag het plattelandsleven na, ze hield echt van Aix, ze kwam er voor het saison, in tegenstelling tot de baron, die er maar heel sporadisch verbleef.” Pincemaille neemt me mee naar de zolder van het Napoleonmuseum. Het ruikt er naar vroeger en ooit. Krakende planken vloeren, kasten vol boeken, rijen schilderijen naast elkaar gestapeld : ettelijke portretten van madame la baronesse. Mooi was ze niet, poor little rich girl, met haar veel te grote mond en rechthoekige kin. Hopelijk vond ze hier het kleine geluk dat ze elders tevergeefs zocht.

GRAF AAN ZEE

Jean Cochard is bijna zestien jaar lang burgemeester geweest van Aix, na een carrière als scheepsofficier. Drieëntachtig is hij nu. Hij ziet er nog steeds uit als een zeeman, gebreide muts op, een gelooid gezicht, “maar de benen willen niet meer mee, madame”. Fietsen lukt nog wel. Hij wil mee naar de begraafplaats van Aix, een ommuurd kerkhof waar je de zee en de wind hoort. Hij is geboren op buureiland Oléron, een eilander in hart en nieren. Hij bemande ook jarenlang de reddingspost van Aix, en hielp niet enkel schepen, maar ook mensen op het droge. “Een eiland kan ook een toevluchtsoord zijn voor zij die op het vasteland niet verder kunnen.” Dat wil hij me tonen op het kerkhof. Er ligt geen eenzaat of aan lager wal geraakte mens begraven, of Cochard heeft hem gekend en geholpen.

“Hier, deze kerel had zijn enige familielid wijsgemaakt dat hij naar Canada uitweek, terwijl hij naar Aix verhuisde. Dikwijls stomdronken. Maar wij hebben hem hier bij ons begraven. Hij was toch een van ons ? En deze man, zoon van een schatrijke familie, heeft zijn geld door ramen en deuren naar buiten gegooid, drank, vrouwen, speelschulden, maar een fidele kerel hoor, echt. Je kon er echter niks mee aanvangen.”

“En deze vrouw hier, een heel moeilijke tante. Ze was gelauwerd door de Amerikanen voor haar werk als verpleegster in de oorlog, maar als bejaarde was ze zo moeilijk dat alle helpers wegbleven. Op het eind bleef alleen ik over. Ze vroeg me steeds hoe oud ik was. Bleek na haar dood dat ze een kind ter adoptie had afgestaan die mijn leeftijd had. Ik ben hem gaan opzoeken, we hebben samen aan haar graf gestaan.”

“En dit lapje grond naast mijn ouders is voor mij gereserveerd.” Vlak bij de muur waarachter de duinen en het strand schuilgaan. Ik kijk hem na als hij weer naar huis fietst over het mulle zandpad, voorovergebogen, tegen de wind in. Altijd zeeman gebleven.

WERELDVREEMDE BOTANICUS

Het is een mooie, winderige dag. Ik fiets helemaal naar de andere kant van het eiland, waar een geheime tuin ligt. De botanische tuin van de Pecherats, opgebouwd door oompje Paul en na zijn dood overgenomen door neef Louis en nicht Sylvie, die hun kindervakanties doorbrachten in het fortje in het midden van het domein. Dat was oom Pauls huis en nu woont Louis er, althans als hij niet bij vrouw en kind is op het vasteland, want hij is op zijn drieënvijftigste voor de eerste keer vader geworden. Ik was Sylvie tegengekomen in het dorp, toen ze op haar fiets op weg was met een zware postzak aan het stuur. Postbodes moeten eilanders zijn, want de meeste huizen hebben niet eens een nummer. We maakten een afspraak voor de volgende dag.

Zodra ze de tuinpoort opent, heb ik het gevoel me in een andere wereld te bevinden. De plek doet me aan de overgroeide paleistuin van Doornroosje denken nadat ze honderd jaar had geslapen. Tientallen kippen en hanen lopen vrij rond het forthuis en door de moestuin. We wandelen langs een bamboebos, kurkeik, bessenbomen, rododendron en verschillende Australische struiken waarmee Paul experimenteerde. Vervellende eucalyptusbomen, geurende blaadjes, vlinders. Oncle Paul correspondeerde met botanisten en andere plantengekken en bestelde zaden uit Chili en Australië, maar reisde zelf amper één keer naar Engeland. Hij haalde dan maar de hele wereld binnen in zijn besloten tuin aan zee.

DOOR GREET VAN THIENEN – FOTO’S INGRID HANNES

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content