Weekend Knack gaat voor beter. Een zomer lang gaan we op zoek naar De Deugden anno 2007. Aflevering vijf : over rechtvaardigheid en de hachelijke interpretatie ervan. De meest onmisbare en grensoverschrijdende onder de deugden. De deugd ook waarvoor alle andere moeten samenspannen, zo immens is rechtvaardigheid. Ze is nooit af, bovendien. En de strijd tegen onrecht is nooit gestreden. Of hoe verdomd moeilijk het is om die kansen gelijk te verdelen.

Rechtvaardigheid, het is de enige deugd die wezenlijk goed is. Hangt de goedheid van moed af van datgene waarvoor die moed gebruikt wordt, rechtvaardigheid is áltijd en overal goed. Misschien is net dat de reden waarom de mensheid er al sinds dag één zijn tanden op stuk bijt. Want is de vraag naar de ultieme rechtvaardigheid niet de centrale vraag van élke filosofie, religie of ideologie ? Plato liet al meer dan twee millennia geleden Socrates in zowat elke dialoog moeilijk doen over het juiste begrip van rechtvaardigheid. Hij schreef zelfs een gedicht over rechtvaardigheid, want wat anders is de wereldberoemde Apologie van Socrates ? Rechtvaardigheid blijft ook daarna het hoofdmenu in de filosofische geschiedenis, en steekt extra de kop op in de achttiende eeuw bij Immanuel Kant en vooral, vorige eeuw nog, bij John Rawls. Religies, zoals het christendom, stelden dan weer heuse handboeken samen over rechtvaardigheid. Elke ideologie (het socialisme bij uitstek, de zelfverklaarde huisideologie van rechtvaardigheid) pretendeert het meest rechtvaardige samenlevingsmodel aan te hangen. En wat willen bewegingen als het feminisme meer dan een rechtvaardig evenwicht tussen man en vrouw ?

Wet is wet

Vanwaar die obsessie ? “Omdat de mens van nature een moreel wezen is”, zegt Johan Braeckman, filosoof aan de Universiteit Gent. “Je hebt wezens die vliegen, zwemmen, appelen voortbrengen… De morele eigenschap is een typisch menselijke. Als een stier een koe verkracht, grazen de andere koeien ongeïnteresseerd voort. De mens reageert of voelt zich op zijn minst geschokt. Omdat het botst met de waarden en normen die we in ons dragen. Als ons rechtvaardigheidsgevoel gekrenkt wordt, voelen we woede. Dat zie je al bij heel kleine kinderen. Zonder dat iemand ze dat ooit getoond of uitgelegd heeft.” Iets wat wel meer psychologen benadrukken : een kind is zich heel snel bewust van onrecht. Een kind dat minder krijgt dan het kind naast zich, roept : “Dat is niet eerlijk.” Niet rechtvaardig dus, want niet gelijk verdeeld. Hetzelfde roept een kind wanneer het een speelkameraadje ziet vals spelen. Onrechtvaardig, in dat geval, omdat het geen respect toont voor de spelregels.

In een maatschappij heten die spelregels het recht. En dat recht is in concrete wetten gegoten. Maar de rechtvaardigheid als rechtspraak, is een heel specifieke rechtvaardigheid. Want het recht is niet altijd ‘rechtvaardig’ in de morele en menselijke zin van het woord. Iets wat topadvocaat Piet Van Eeckhaut overigens zelf benadrukt. “Ik ben geen advocaat omwille van ‘de rechtvaardigheid’. Wat is er rechtvaardig aan het verdedigen van een man die een moord heeft gepleegd ? Rechtvaardig betekent hier dat je binnen de wet, de rechtsstaat, de plichtenleer en je eigen geweten die man verdedigt. Maar dat kan verschrikkelijk zijn. Ik heb cliënten gehad van wie ik dacht : ‘Gij zijt toch wel een slechte mens.’ Maar ze moeten verdedigd worden.” Wet is wet, of hij nu rechtvaardig is of niet. Maar de wet is geen synoniem voor rechtvaardigheid. De wet is een feitelijke en dus altijd onvolmaakte rechtvaardigheid. Het is een rechtvaardigheid, die in dienst staat van een goed functionerende samenleving.

Robin Hood

De rechtvaardigheid als deugd is iets helemaal anders. Die gaat over de fundamentele gelijkwaardigheid van elke mens, en wordt in die betekenis ook vaak ‘sociale rechtvaardigheid’ genoemd. Het is de rechtvaardigheid die ervoor ijvert dat elke mens kan en mag groeien in het leven, ongeacht waar en als wie hij of zij geboren wordt. Het is de rechtvaardigheid die op de barricades staat te schreeuwen dat elke mens alle kansen hoort te krijgen, die hij als mens zou móéten krijgen. En het spreekt voor zich dat deze rechtvaardigheid meermaals botst met de rechtvaardigheid van de rechtspraak. Het is een voortdurende evenwichtsoefening. Het meest legendarische symbool voor de gewrichtspijnen tussen de wet en de sociale rechtvaardigheid is wellicht Robin Hood : de man die “vocht voor het heil van het volk, in naam van de rechtvaardigheid, door het overtreden van de wet”. Een bijzonder geliefde outlaw was Robin Hood, precies omdat hij de ene, de wettelijke rechtvaardigheid bestreed in naam van die andere, de sociale rechtvaardigheid.

De wet heeft al meermaals de sociale rechtvaardigheid voor de voeten gelopen. In Venezuela lanceerde een politicus daarom grootmoedig een voorstel om de diefstal van brood, medicijnen en andere basisvoorzieningen straffeloos te maken voor wie in constante en extreme armoede leeft. Een gewaagd, maar geen onlogisch voorstel in een land waar meer dan één miljoen inwoners in die extreme armoede verkeren. “Het is onrechtvaardig dat de rijkdom er zo ongelijk verdeeld is. Waarom zou het dan onrechtvaardig zijn dat de minstbedeelde iets neemt wat hem eigenlijk zou moeten toekomen ?” redeneerde de politicus.

Een gelijkaardig voorbeeld geeft Victor Hugo’s hoofdpersonage Jean Valjean in Les Misérables : negentien jaar dwangarbeid moet de man doorstaan omdat hij een homp brood heeft gestolen. Zijn straf voelt fundamenteel onrechtvaardig aan, ook al heeft het recht gesproken. Maar zolang de sociale rechtvaardigheid niet volmaakt is, welk recht van spreken heeft dan eigenlijk de wettelijke rechtvaardigheid ? Of zoals moraalfilosoof aan de Universiteit Gent, Patrick Loobuyck, het stelt : “Het juridisch wenselijke kan indruisen tegen wat wij als moreel of menselijk ervaren. Rechtvaardigheid echt tot in het uiterste doordrijven, is vaak gewoon onmenselijk. En alleen de menselijkheid laten spreken, is onrechtvaardig.” Een verdomd moeilijke kwestie.

Bono of geen Bono

Aan de sociale rechtvaardigheid hebben we hoe dan ook nog handenvol werk. En de grootste ethische uitdaging daarbij is : de rijken overtuigen van het belang van een rechtvaardige wereld. De zwakken hebben dat belang uiteraard al lang aan den lijve ondervonden. Maar de rijken voor de kar van de rechtvaardigheid spannen, blijkt een bijzonder moeilijke opdracht. In de huidige wereldwijde verdeling van de welvaart, is rechtvaardigheid nog altijd ver te zoeken. Bijna de helft van de wereldbevolking moet het doen met minder dan twee euro per dag. Eén miljard mensen hebben geen zuiver drinkwater, één op de vijf kinderen kan niet naar school en zowat 800 miljoen mensen lijden chronisch honger. Er vallen nog altijd veel meer slachtoffers door honger en vermijdbare ziektes dan door terreur, oorlog en geweld. Hoe valt die immense ongelijkheid te rijmen met de morele gelijkwaardigheid van elke mens ? Broederlijk delen, het Westen heeft er nog lang geen zin in.

En toch. De daden mogen er dan nog niet zijn, ambitieuze woorden klinken er wel. In 2000 gaven de wereldleiders zichzelf vijftien jaar om armoede, ziekte en onwetendheid te halveren. De secretaris-generaal van de Verenig-de Naties luidde helaas onlangs de alarmklok : zonder extra inspanningen van de rijke landen zullen die millenniumdoelstellingen in 2015 lang niet gehaald worden. Eenzelfde somber resultaat na de ronkende belofte twee jaar geleden van de acht belangrijkste industrielanden, de G8, om de hulp voor Afrika tegen 2010 te verdubbelen. Tot nog toe bleek die in werkelijkheid te dalen. Bono of geen Bono. Het pijnpunt is nog altijd dat wat ngo’s als Oxfam en Vredeseilanden al lang van de daken schreeuwen : de globalisering maakte de wereldmarkt opener, maar op zo’n manier dat alleen de rijke landen er baat bij hebben.

Delen uit eigenbelang

Maar het is nu eenmaal vreselijk moeilijk om te beknibbelen op die comfortabele welvaart, om een volslagen onbekende te helpen aan de onderkant van de aardbol. Eigen luxe eerst. Kortzichtig, maar menselijk. Toch is die rechtvaardige gelijkwaardigheid niet eens een puur morele kwestie. Experts wijzen op de absolute noodzaak ervan. Zoals de beroemde Amerikaanse sociaal wetenschapper Benjamin Barber al zei : “Als de rechtvaardigheid niet gelijk kan worden verdeeld, zal de onrechtvaardigheid gelijk worden verdeeld. Als niet iedereen kan delen in de welvaart, zal verarming – in materiële en spirituele zin – ons allen ten deel vallen. Dat is de harde les die wederzijdse afhankelijkheid ons leert.”

Maar overstijgt die wereldwijde rechtvaardigheid ons toch niet een beetje ? De tijd van de wereldverbeteraars is voorbij. We geloven al lang niet meer dat het zoden aan de dijk brengt om met dahlia’s in het haar richting San Francisco te liften. Kunnen wij als nietig mensje de wereld echt rechtvaardiger maken ? Als we het leger ngo’s en hun wondere werken mogen geloven, alvast wel.

In het diepst van onze gedachten schuilt overigens een beetje een Zorro in elk van ons : wie heeft het op de speelplaats nooit opgenomen voor dat klasgenootje dat gepest werd ? Het komt er alleen op aan om die verontwaardiging vol te houden wanneer die speelplaats de wereld wordt. Daar is moed voor nodig, zeker wel. Maar, zoals zowat elke filosoof benadrukt : onrecht bestaat dan ook bij de gratie van lafheid.

Door Guinevere Claeys I Foto’s Charlie De Keersmaecker

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content