Wim Denolf
Wim Denolf Wim Denolf is journalist bij Knack Weekend. Liefst schrijft hij elke week over een ander thema.

Er zijn van die jobs waarop je je niet kúnt voorbereiden. Bon, uiteraard ga je niet zomaar achter de balie van Toerisme Antwerpen staan: je moet het algemene ingangsexamen van de stad doorstaan, de nodige talenkenis bezitten en geen onbekende zijn in het Antwerpse. Ik heb me zelfs opgesloten met de belangrijkste toeristische brochures: de prijs van een paellacruise met de Flandria, de openingsuren van de modetentoonstellingen, de Kempendorpen langs de Acht Zaligheden-fietsroute, wat kan een mens nog meer verlangen?

Veel, want dit is Antwerpen en mijn eerste klante een kordate veertiger uit Deurne. “Amai, ik kom just van het Sint-Annastrand,” vertelt ze aan iedereen die het horen wil, “ik had nog gemakkelijk een uur in de zon kunnen liggen.” Het contrast tussen haar blondering en zwartgeblakerde armen is anders groot genoeg. “Weet gij wanneer de laatste 41 op de Rooseveltplaats vertrekt?” vraagt ze kortaf, de blik afkeurend op de aanwezige Nederlanders. Ik sta perplex: nee mevrouw, dát boekje heb ik niet van buiten geleerd.

De twaalf baliemedewerkers in het VVV-kantoor op de Grote Markt kijken nergens meer van op. Een cd-rom over de euro, de situatie op de Duitse wegen, een plan van Lyon, en waarom is mijn vakantiegeld nog niet gestort? Het bureau is 363 dagen per jaar geopend en ontving in 2000 ruim 315.000 bezoekers en 76.000 telefonische oproepen. De stad van Rubens en Van Noten is immers niet alleen in trek bij onze noorderburen, ook de Duitsers, Fransen en Japanners komen massaal. De moeilijkste en veeleisendste klanten, dat zijn echter de Antwerpenaren zélf. Niet alleen beginnen ze hun vraag het liefst met: “Ik heb ergens gehoord dat, maar ik weet niet meer wat”, ze lopen het toeristenbureau van hun stad binnen zoals vaste klanten hun dorpscafé. En als je ze niet kan helpen, is zelfs het stadhuis om de hoek te klein.

“Zeg, zoude gij da plezant vinden?” vragen twee roodaangelopen sinjoren me na een onfortuinlijke fietstocht. Halverwege het parcours hebben ze wel een uur rondjes gereden, tevergeefs op zoek naar de volgende wegwijzer. “Misschien heeft een aannemer of vandaal het bord weggenomen”, opper ik, maar het duo lust er geen pap van. Ze zijn nauwelijks de deur uit of daar dient een Wilrijkenaar zich al aan. “Hoe lang gaan die werken in mijn straat nog duren?” foetert hij. “Ik kan mijn garage niet in.” Gelukkig is er een collega om zijn grieven te aanhoren en hem een telefoonnummer te geven. “Een klacht mag je nooit afwimpelen,” zegt André nadien, “dat is olie op het vuur. Laat mensen uitrazen, ze weten wel dat ze ongelijk hebben. Antwerpenaren willen gewoon een luisterend oor.”

Schöne Winkle

Toerisme Antwerpen is het uithangbord van de stad: zo coördineert de dienst projecten al de nieuwe jachthaven en de Modenatie. Bovendien is hij ook verantwoordelijk voor de begeleiding van buitenlandse journalisten en het aantrekken van de toeristische sector op internationale vakbeurzen. Het knooppunt voor de individuele toerist is echter de balie, waar uiteindelijk iedereen opduikt: Japanse meisjes op zoek naar Louis Vuitton en Noorse bejaarden gek op schepen, maar ook Russische matrozen op jacht naar zeldame partituren en Spaanse rugzaktoeristen op een lowbudgettrip. Zelfs de flikken komen er stadsplannetjes kopen.

Al vergeet ik in de haast wel eens de voertaal of de vraag, dankzij een voortdurend geactualiseerde database raakt iedereen toch bediend. De geschiedenis van het Vleeshuis voor een KUL-studente, een bar met Sky-TV voor twee Australische meiden, een helikoptervlucht voor Rotterdammers, de digitale bijbel geeft het me in een oogwenk. En zo niet, zijn er altijd de collega’s, wier kennis al even encyclopedisch is. “Je leert hier elke dag iets nieuws”, zegt Anneke. Zolang ik maar geen brochure met wandel- en fietsroutes of specifieke bezienswaardigheden nodig heb: de 300 publicaties bezorgen me een punthoofd.

Rond vier uur jagen we met z’n allen op hotelkamers, want het mooie weer veroorzaakt een toestroom van last-minute toeristen. Julien, Abdel, France en Souhil, vier tieners uit de buurt van Parijs, zijn net van de trein gestapt en op zoek naar een goedkope kamer. Een race tegen de tijd, want op dit uur zijn ze niet de enigen. Als ik uiteindelijk een kamer in het New International Youth Hostel te pakken krijg, kan het geluk van het viertal niet op. Zelf doe ik niet onder: achter deze balie word je vanzelf chauvinist.

Het lachen vergaat me als ik, net voor sluitingstijd, een journaliste uit München moet helpen. Voor haar artikel wil ze intekenen op een van de stadswandelingen die van juni tot eind september dagelijks gehouden worden. Zodra ik mijn mond open, slaan de zenuwen toe. Dan stuntel ik plots over Stadtgitze, Modekreatüren en schöne Winkle, en schieten zelfs de Italianen onder de airco in de lach. Katharina is echter blij verrast: “Bij ons kun je zo’n onthaal wel vergeten”, waarna ze het wisselgeld voor het stadsplan ostentatief weigert.

Donde estamos?

De volgende ochtend zitten de terrassen om tien uur al vol met bermuda’s en zomerrokjes. “Schoon weer voor de ogen”, grapt André. Binnen komt de drukte traag op gang. Onze brochures en folders lokken veel belangstelling, maar slechts enkele toeristen durven oogcontact te maken. De anderen proberen zo nadrukkelijk niet op te vallen dat het komisch wordt. En als er één zich dan toch aan de balie waagt, volgen ze plotseling allemaal. De mens is een kuddedier.

Maar vragen hebben ze zat, want vele bezoekers vertrekken zonder de minste voorkennis. Bij een stel opgedirkte veertigers uit Montpellier staat de radeloosheid op hun gezicht te lezen. Ze doorkruisen een week lang ons land en hebben voor het stadsbezoek slechts één dag uitgetrokken. ” Qu’est-ce qu’il faut voir?” vragen ze overdonderd. Ik doe zoals André me gezegd heeft en haal er een stadsplan bij, toon hen de voornaamste wijken en probeer hun interesses te achterhalen: moderne kunst, shopping en architectuur. Met behulp van tramlijnen en busroutes draai ik een route in elkaar van de trendy zuidwijk en het MUKHA, via de boetieks van de Schuttershofstraat en het Centraal Station, naar de art-nouveauwijk rond de Cogels-Osylei. Het tweetal vindt het allemaal enig. Zelfs het geïmproviseerde uurschema nemen ze er gehoorzaam bij. ” Merci beaucoup, jeune homme“, zucht de dame opgelucht, niet vermoedend hoe loodzwaar de tocht is die ze voor de boeg heeft. “Wil je ons een proces bezorgen?” vraagt André.

De volgende klanten zijn pasgehuwde Chilenen. Het jonge stel heeft deze ochtend de trein genomen in Gent voor een dagje… Brussel. ” Donde estamos?” vragen ze moedeloos. Ze hebben geen flauw idee van waar ze zijn. De Zes van Antwerpen, het diamantcentrum, Europa’s tweede grootste haven? Het stel valt uit de lucht. Rubens, probeer ik. ” Ah, claro!” en met een stadsplan in de hand gaan ze ervandoor.

Rond lunchtijd barst het kantoor haast uit zijn voegen, want toeristen lunchen graag met brochures. Tijd om vragen te stellen aan collega’s is er niet, iedereen heeft zijn handen vol. “Is het water hier drinkbaar?” willen twee Nederlanders weten. “Ja, u kunt uw flesjes hervullen aan elke kraan”, zeg ik schertsend, waarna ze doodserieus de weg naar het toilet vragen. Ondertussen zoeken zeven olijke dames uit Nederlands-Limburg een leuk restaurant bij de Sint-Pauluskerk, maar de vijftigers zijn te druk om er een speld tussen te krijgen. Het lijken wel meiden op de vooravond van hun huwelijk. Als blijkt dat ze op de tram hun tienrittenkaart telkens slechts één keer afstempelen, gieren ze het uit om hun eigen vergissing. “Daarom is het hier altijd zo goedkoop!” roept er eentje, en was André er niet geweest, had ze me vanachter de balie meegesleurd op hun kerkentocht.

Tegen twee uur ligt de balie erbij als een slagveld, ik zak haast door mijn benen. “Zes uur, dat haal je toch nog?” knipoogt André, die ondertussen poogt te achterhalen in welk restaurant een Mexicaanse klant zijn bril vergeten is. Zelf krijg ik een wat oudere man over de vloer met een originele vraag: zijn ouders zijn West-Vlamingen, maar zelf is hij geboren in Antwerpen. “Ben ik nu automatisch een sinjoor?” vraagt hij me vertwijfeld. Even wil ik raad vragen. Als hij en passant zijn beklag doet over een nieuw kunstwerk op het Sint-Jansplein, weet ik echter genoeg.

Volgende week werkt Wim Denolf in Dierenpark Planckendael.

Wim Denolf

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content