De Gentse architectuurfotograaf Filip Dujardin werkt dagelijks met bakstenen, dakpannen en regenpijpen. Hij creëert er ook metersgrote foto’s van fictieve gebouwen mee en sinds kort zelfs echte sculpturen. Deze maand verschijnt zijn eerste monografie, Fictions, in vier talen.

Zie je dit tafeltje ? Dat heb ik pas gekregen van de Jij’s-architecten, dat zijn Jan De Vylder, Inge Vinck, Jo Taillieu en Serge Vandenhove. Het tafelblad uit gepolijst staal is soms een spiegel, soms bijna bronskleurig en soms onzichtbaar, afhankelijk van hoe je kijkt. Als je er een glas op zet, roest de afdruk een kring in het blad. Zo kun je na een tijd de geschiedenis van het tafeltje lezen. Mooi, hé ?” Verwarring, reflecties, perspectieven en gebruikssporen : de omschrijving van zijn nieuwe bijzettafeltje verraadt waar Gentenaar en kunstenaar Filip Dujardin gevoelig voor is.

Stilzitten kan de fotograaf (gelukkig) goed, maar in zijn hoofd gonst het van de plannen. Hij neemt wel de tijd om ze uit te voeren. Dat heeft hij altijd gedaan. Filip Dujardin : “Ik ben begonnen als lifestyle- en interieurfotograaf, samen met Frederik Vercruysse. Onder meer voor Knack Weekend maakten we woonreportages. Geleidelijk aan ben ik mij meer op architectuur gaan concentreren, na enkele jaren zijn we elk onze weg gegaan. Nu zijn mijn klanten voornamelijk architecten uit België, Nederland, Frankrijk en Duitsland.”

Hebt u een architecturale achtergrond ?

Filip Dujardin : Neen, ik ben geen architect. Ik studeerde Kunstwetenschappen aan de Universiteit van Gent en heb mijn thesis gemaakt over het oeuvre van interbellumarchitect Jan Albert de Bondt. Misschien ken je zijn eigen woning in het miljoenenkwartier, Villa de Bondt ? Ze is gebouwd in die typische tussenoorlogse baksteenstijl, gebaseerd op de Amsterdamse en Nederlandse school. Architectuur heeft mij altijd geboeid. Mijn vader was binnenhuisarchitect. Hij was geen avant-gardist maar ik groeide wel op met voeling voor proporties, maatvoering en architectuur. Ik was vooral geïnteresseerd in die sculpturale manier van bouwen met bakstenen van de Amsterdamse school.

Wilde u altijd al architectuurfotograaf worden ?

Neen, toen ik avondschool volgde, wilde ik straatfotografie doen. Ik ben enkele jaren technisch assistent geweest van Magnumfotograaf Carl de Keyzer. Zijn hele archief heb ik toen afgeprint. Uren, dagen, jaren heb ik in de donkere kamer gezeten. Ik vind documentaire fotografie nog altijd interessant, maar uiteindelijk ben ik bij architectuur terechtgekomen.

Hebt u enig idee hoeveel huizen u hebt bezocht ?

Honderden. Vooral in Brussel en Vlaanderen, maar ook daarbuiten, in Wallonië, Normandië, Nederland, Duitsland… Architectuurbureaus beginnen mijn aanpak te appreciëren.

Hoe zou u uw aanpak omschrijven ?

Analytisch en zakelijk. Sfeer of details interesseren mij minder. Ik wil een gebouw ontleden en begrijpelijk maken voor wie het nooit echt zal zien. Bij architectuur gaat het om lijnen. Ik ben een man van de klare lijn : alles is scherp, geen wazige dingen. Overzichtelijk. Het is een karaktertrek, denk ik. Het is sterker dan mezelf, vrij maniakaal zelfs. Een goed project betekent een dag fotograferen en een dag nabewerking op de computer. Ja, ik herstel ook fouten van de aannemer. Ik doe het gebouw soms beter uitkomen dan dat het in het echt is : slecht gestorte beton bijvoorbeeld maak ik gladder. Maar ik verander het concept van de architect niet.

Vinden architecten foto’s van hun werk belangrijk ?

Absoluut. De foto representeert de architectuur, vervangt in zekere zin het gebouw, want veel mensen zullen het nooit in het echt zien. Een gebouw wordt een icoon, door een foto.

Deze maand komt uw eerste monografie uit.

Het bevat mijn vrij werk, geen reportages voor architecten. Het grootste deel van het boek bestaat uit fictions, digitale fotomontages. Het zijn ‘architecturale onwaarheden’, die ik digitaal in elkaar puzzel. Maar ik wissel af met analoge foto’s. Zo is een reeks van negen schouwen het voorwoord op mijn bekendste werk, een beeld van een fictief appartementsblok. Die schouwen heb ik gefotografeerd net voor de sloop in een sociaal woningblok. De oorspronkelijk identieke schoorsteenmantels waren door de jaren heen aangepast door de bewoners. Daardoor kun je, zelfs in die lege woonkamers, de identiteit en de smaak van de bewoners aflezen. In het fictieve woonblok zie je hoe het zou kunnen zijn als ook balkons, aan de buitenkant, aangepast zouden kunnen worden.

Wil u met die fictieve beelden aan architectuurkritiek doen ? Of inspiratie geven ?

Vooral die woonblokfoto geeft commentaar op een bepaalde typologie van gebouwen. Bewoners mogen vanbuiten niets veranderen, soms mogen ze zelfs de kleur van de gordijnen niet kiezen. Maar wat als ze wél een kleine buitenruimte zouden mogen inrichten naar hun smaak ? Hoe zou het er dan kunnen uitzien ? Binnen mag alles, dat zie je aan die schoorsteenmantels, maar buiten niet. Dat contrast intrigeert.

Hoe gaat u te werk voor die fictieve gebouwen ? Hoe bouwt u ze op ? Past u een bestaande foto aan of start u van nul ?

Allebei. Soms start ik van een foto, zoals bij dat woonblok, Gentenaars zullen het herkennen. Maar soms vertrek ik vanuit het niets en ga ik op zoek naar materialen : muren, daken, details. Die verwerk ik in 3D-software. Fictions zijn sculpturen in de vorm van gebouwen. Ik ben geen architect, ik kan dus alleen in de virtuele ruimte bouwen. Of beter gezegd bricoleren, digitaal knippen en plakken. Ik speel op de grens van het plausibele en het niet-plausibele. Als het te gek wordt, ben je bezig met sciencefiction. Dat wil ik vermijden. Mijn fictions zouden misschien wel kunnen blijven rechtstaan. Dat effect verkrijg ik door ergens een sokkeltje onder te steken en door materialen met patine te gebruiken. Die fictieve gebouwen zien er hightech, sculpturaal en spectaculair uit, maar ze hebben een soort lowtech-uitvoering. Ik wil dat zelfs mijn onbestaande gebouwen een soort historische of archeologische uitstraling krijgen. Ik wil me nu niet vergelijken met de grote Panamarenko, maar bij hem heb je dat ook : ‘Het zou kunnen vliegen, maar het heeft nooit gevlogen. We gaan het nooit weten.’ Trompe-l’oeils, verwarring en verwondering zijn mijn doel.

Toch bent u nu echt aan het bouwen ?

Klopt. In Middelburg (Façade 2012, kunstroute) heb ik een sculptuur bedacht met daken. En onlangs nog heb ik enkele ‘bakstenen interventies’ gedaan in een tentoonstelling over alternatieve woonvormen in Z33 in Hasselt. Ik word gevraagd voor een foto, maar ik stel voor om iets in de ruimte te doen.

Vanwaar die drang om een sculptuur te maken met traditionele bouwmaterialen ?

Ik heb altijd die drang gehad, maar de gelegenheid deed zich niet voor. In mijn fictions haal ik typologieën uit een context. In Z33 heb ik een kolom op een trap gezet ; ze heeft daar geen enkele functie, ze staat er uitsluitend voor zichzelf. In het cultureel centrum De Steiger in Menen staat nu een uiteengevallen bakstenen kamer in contrast met een tekening van Gert Ververs. En deze zomer volgt nog een expo in een privéwoning.

Maakt u foto’s van uw eigen installaties ?

Ja. Ik ben er nog niet volledig uit, maar eigenlijk maak ik een omweg. Die installaties en interventies die ik nu in het echt bouw, zullen verdwijnen. Maar als ik er beelden van maak, blijven ze toch. Ik maak eerst een ontwerp op de computer, dan bouw ik het, en dan maak ik er een foto van. Het is fictie die realiteit wordt en daarna weer fictie.

Filip Dujardin – Fictions, in het Nederlands en Frans, verschijnt op 10 juni bij Hannibal, met teksten van Jan de Vylder, Pedro Gadanho en Stefan Devoldere, ISBN 978 94 9137 675 7, 45 euro. Bij Hatje Cantz uitgeverij verschijnt de Duits-Engelse versie van het boek.

DOOR LEEN CREVE – PORTRETFOTO DIEGO FRANSSENS – FOTO’S FILIP DUJARDIN

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content