Alles is spannend nu bij ons, van de veerkracht van matrassen tot beha’s en onderbroeken die zij uit de wasmand kan vissen om over haar hoofd te trekken en door het weidse grasland van onze woonkamer te stappen.

De zwaartekracht is spannend, wasknijpers zijn spannend alsook dingen die op onverklaarbare wijze wiegelen of zoemen. De haartjes op de rug van een hand, elektrische aanstekers en de donkere muil van de gasoven, die zij tegemoet treedt met de dapperheid van wie niet op de hoogte is van hitte of historie.

Inktpotten zijn spannend, afstandsbedieningen van televisies en neussprays voor actieve preventie. Speelgoed dat speciaal voor haar is ontworpen, wint het niet van de geheimzinnigheid van volwassen gebruiksvoorwerpen : lucifers en kleurrijke pakjes die ze uit verboden laden kan halen en waarop staat, in letters als spookverschijningen : Smile, 12 condoms — le préservatif qui vous sourit. Do not use if packaging is damaged.

Soms zeil ik mee op de golven van haar enthousiasme en raken wij samen betoverd door het gerinkel van sleutelbossen. Soms lachen wij met de kikker die zij een oog heeft uitgeslagen of zingen diepzinnige liederen – en de dokter zei mijnheer, als je springt dan gebeurt dat wel een keer. Soms ook, als ik zo nodig naar het nieuws moest kijken, heb ik het gevoel dat de wereld minder spannend is dan zij zich haar die voorstelt. Als je één ding hebt gezien, heb je ze allemaal gezien, of het nu wekkers zijn, navels of powerpointpresentaties.

Deze dagen zijn voor haar de prehistorie, een tijd waarin wij in tegenlicht zaten, reuzen zonder neuzen of ogen die wartaal uitkraamden. Soms denk ik aan alles wat zij nog moet leren kennen en dan zakt de moed mij in de schoenen. Maar dan komt zij bijtijds op de deur van mijn werkkamer kloppen, met haar veelkleurig enthousiasme en haar fopspeen, wat ik een geweldig woord vind. Ze brengt mij dan haar jasje en schoenen en maakt mij duidelijk dat het tijd is om naar buiten te stappen. Samen wagen wij ons in de wijde wereld van onze stationsbuurt, waar treinen rijden die loeien als oeroskoeien. Beu-heu-heu ! zeg ik dan, zelfs zonder mij onnozel te voelen, en zij zegt beu-heu-heu, waarna wij grijnzend en als samenzweerders voortwaggelen. Soms komen wij mensen tegen die zij siberisch koud laat. Dat zijn verloren zielen denk ik dan, die ook onverschillig blijven bij sneeuwvlokken of regenbogen. Gelukkig ontmoeten wij meer mensen die haar vriendelijk toelachen, of gekke bekken trekken, waarbij zij vast de indruk krijgt deel uit te maken van een onhandige maar beminnelijke diersoort.

Vaker vind ik ons een virus dat zonder gêne alles overwoekert, maar ik hoed mij ervoor dat in haar aanwezigheid te zeggen want de toekomst behoort haar toe, met zijn stervende bijen en zijn ijsberen die ijsberen op verweesde ijsschotsen. Soms overvalt mij droefheid als strooisuiker, als ik haar met de sleutels van mijn sleutelbos in het sleutelgat zie morrelen, afwisselend naar het gat turend en naar de sleutel, in opperste concentratie. Alsof zij op het punt staat het grootste raadsel van de wereld te ontsluieren.

Als zij dan opkijkt, glimlach ik bemoedigend en ververs desnoods haar luier, wat ik in correcte doses aanvoel als een louterende ervaring – dit in tegenstelling tot mijn macho kameraden, die beweren dat elke luier die zij in hun leven ververst hebben er een te veel was. Dat begrijp ik niet goed, en verschoond kijk ik met mijn dochter op de arm door het raam naar buiten. Daar staan twee bomen zo fijn en haarscherp in de lentezon gebeiteld dat ik geloof dat er iemand komt met een gigantische stofzuiger, om alle vuil van mijn onzindelijke generatie op te ruimen.

Jean-Paul Mulders – jp.mulders@skynet.be

Soms denk ik aan alles wat zij nog moet leren kennen en dan zakt de moed mij in de schoenen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content