Een verzamelaar van vintage design liet me weten dat zijn vriend al die vintage spullen beu is. Hij wil eens wat nieuws in huis. Begrijpelijk, want op de keper beschouwd is het misschien wel raar om je te omringen met oude spullen. ‘Alles nieuw’ is het credo van de wegwerpcultuur die eerst voor rijkelui ontstond en later in het bereik kwam van iedereen. Door de indus-triële revolutie kon men opeens zo veel dingen zo goedkoop produceren dat men de bevolking nieuwe modetrends opdrong. Om de vijf à tien jaar veranderde het interieur van stijl. Dat was in de late negentiende eeuw. Gooi dat ‘oude’ serviesgoed toch weg, las je toen in tijdschriften, en behang in één moeite door die muren ook maar opnieuw.

Gaat het er nu nog sneller aan toe dan toen ? Volgen de trends elkaar in een nog razender tempo op ? Ik denk het niet. Blader eens door magazines van enkele jaren terug en je merkt dat hetzelfde soort design, en zelfs dezelfde designers en architecten ook toen al vaak ‘in’ waren. De grote vintageflow begon eind jaren ’90 en is nog steeds aan de gang. Het is best wel een beetje grappig, maar veel designgoden die we aanbidden zijn hoogbejaard of al jaren dood. Toch krijgen ze het label ‘hedendaags’ opgeplakt. Denk maar aan de in september overleden Sergio Rodrigues, de hippe Braziliaanse architect en designer die 87 was. Frank Gehry is ook al 85 ! Als we het tegenwoordig over ‘jonge’ kunstenaars of designers hebben, dan zijn dat vaak veertigers. Het zal allemaal wel demografisch te verklaren zijn en zoals iedereen moeten ook vormgevers langer werken. Oude designers en architecten worden zelfs schijnbaar volautomatisch tot halfgoden verheven. Deels uit nostalgie, maar ook omdat ze directe getuigen zijn van een verleden dat vaak stijlvoller lijkt. Ado Chale is zo’n voorbeeld. Hij was eerder al beroemd, maar daarna moest niemand nog zijn tafels hebben. Ze werden verkocht voor een prikje. Goed tien jaar terug werd hij herontdekt, en terecht.

Maar even terug naar de collectio-neur van hierboven, en naar de heikele kwestie of ‘oud’ in huis al dan niet kan. Voor mij is dat geen vraag, ik omring me met wat ik mooi, fascinerend en leuk vind. Of met toevallige vondsten waar een herinnering aan vastzit. Dat kan een simpele potscherf zijn. Op het dashboard van mijn wagen liggen Romeinse scherven die ik heb opgeraapt op een veld in de omgeving van Mons. Het zijn amuletten die me beschermen. Ook je interieur wordt een stuk spannender met een mix van spullen : oud en nieuw, waardevol en rommel. Het is dan ‘organisch gegroeid’. Ik heb geen probleem met wie alleen hedendaagse objecten in huis wil. Maar als alles rechtstreeks uit de winkel komt en als één vracht in je huis is beland, dan kan dat een beetje saai zijn. Het leukst zijn immers de vondsten die je niet terugvindt in een magazine.

Piet Swimberghe

Ik omring me met wat ik mooi, fascinerend en leuk vind – of met toevallige vondsten waar een herinnering aan vastzit

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content