De winterse stilte van de Portugese kust, geportretteerd door een moeder en haar twee dochters. Elk met een eigen kijk, elk met een andere camera.

We hebben afgesproken met z’n tweeën, mijn jongste dochter en ik, om een week naar Portugal te gaan. Op het laatst wil de oudste ook mee (man en kind achterlatend), dus gaan we met ons drieën. We willen wat bijkomen in een land dat ons bekend is, in een rustig seizoen en op plaatsen die we nog niet bezochten. Nadat we vijf jaar in Lissabon gewoond hebben, weten we dat de winter er ongelooflijk mooi kan zijn. Het licht op zijn mooist, de weiden vol bloemen. We hebben voor de kust gekozen, de stranden die onder Setubal beginnen, tot aan de Algarve. Vreemd genoeg is die streek altijd aan onze aandacht ontsnapt.

Twee weken van tevoren boeken we een goedkope vlucht naar Faro. We vertrekken met een bescheiden reistas: twee broeken, T-shirts en warme truien, want de nachten kunnen koud zijn en de huizen, restaurants en hotelletjes zijn nauwelijks verwarmd. Taal zonder mij van Kristien Hemmerechts gaat ook mee, want Herman de Coninck is immers in ons geliefd Lissabon gestorven en zijn gedicht November werd vorige maand nog voorgelezen op de begrafenis van mijn Theo – het leek voor hem gemaakt. Verder gaan onze camera’s mee, Alexandra zal panoramische beelden maken, Karine kiest voor kleur en ikzelf voor zwart-wit.

Om 10 uur ’s ochtends komen we aan in Faro, huren een auto en rijden naar Tavira, waar we bij vrienden zullen logeren. We stoppen eerst in Santa Luzia. Het vissersdorp met zijn kubistische, betegelde huizen en zijn eenvoudige visrestaurants heeft de jaarlijkse toeristenstroom goed doorstaan. Pedras de El Rei is een bekend strand voor de Portugezen, het is een geslaagd vakantieproject met huurbungalows. Je kunt te voet naar het strand – een wandeling van twintig minuten door een lagunelandschap – of met een klein stoomtreintje, dat zelfs in de winter rijdt. De oude visfabriek aan het strand werd in de jaren zeventig gerenoveerd en verbouwd tot recreatieruimte met restaurant en café. Nu zit een handvol mensen op het grote terras, het strand is weids en verlaten. We liggen in een duinpan en vergelijken onze schelpen. De zee heeft een donkere horizon, de blauwe lucht stapelt zich vol met wolken.

De volgende dag regent het, het regent bij bakken, het hagelt zelfs. We zitten in het café met onze jassen aan, we eten met de jassen aan, concluderen dat rijden in de auto de enige manier is om warm te worden. De een zal rijden, de andere twee kunnen achterin een boek lezen. De dag daarna, als de lucht somber blijft, beslissen we de reis om te gooien en eerst naar Lissabon te trekken.

Op de snelweg tot Albufeira en dan de IP 1, richting noorden, ben je in drie uur in Lissabon. Daar is de lucht weer blauw. Wij kiezen voor de nieuwe Ponte Vasco da Gama die bij Montijo de Taag oversteekt, omdat het zo’n mooie en lange brug is en omdat je een goed uitzicht hebt over het Expo-terrein.

Daar speelt zich een nieuw uitgaansleven af, morgen gaan we erheen, met de metro. Dat is een evenement op zich, want Lissabon heeft de laatste jaren de oude en nieuwe stations verfraaid met tegelwanden. Topper is het Campo Grande, waar traditionele figuren uit de zeventiende-eeuwse tegelkunst digitaal bewerkt werden. Mannetjes en vrouwtjes op die tegelwanden vallen uit elkaar in kleine stukjes – geknipt, geplakt, gedupliceerd. Dat geeft een grappig stroboscopisch effect.

Het eindstation Oriente is buitengewoon door de kelkvormige glazen overkoepeling van de perrons. Shoppingcentrum Vasco da Gama, tegenover het station, werd gebouwd naar Amerikaans model. Het is groots, koel in de zomer en verwarmd in de winter. Het thema van de Expo was Portugal en de Oceanen, daardoor staat ook dit shoppingcentrum in het teken van de zee. Neem je de lift omhoog, dan zie je door de ronde raampjes vissen voorbijschieten. Zit je in de grote caféruimte de krant te lezen, dan hoor je de zee, de vogels, de schepen. Ga je naar de wc, dan zit je op een bril van doorschijnend plastic waarin visjes zijn gevangen. Was je je handen, dan loopt het water weg in een aanrecht van dik geperst, doorzichtig plastic waarin borden, messen, vorken en ommeletjes lijken rond te drijven.

Vandaag geen lange rijen voor het Oceanarium. Wij hebben uren de tijd voor al die wonderen in dit reuzenaquarium, waar het leven van de vier oceanen samenkomt. Een goed begin van onze tocht langs de stranden.

We verlaten Lissabon over de Ponte 25 de Abril en in Setubal nemen we de veerboot naar het schiereiland Troja: ouderwets op het achterdek op houten banken in de zon. In Rentes de Carvalho’s gids hebben we gelezen dat tussen Sado en de zee het plaatsje Carrasqueira ligt met een klein vissershaventje aan de rivier. Na wat zoeken vinden we de plek. Het haventje bestaat uit grillig vertakte steigers, wankele bouwsels op hoge palen met tientallen houten hutjes en enkele aangemeerde bootjes. Het is een surrealistisch beeld, deze verstilde, archaïsche vorm van visserij en de rook van Setubals fabrieken op de achtergrond.

Comporta wordt ons eerste strand. Aan de omgeving is niet te zien dat zich hier een prachtig uitgestrekt strand bevindt. Er is geen hoogbouw (dat is aan deze kust niet toegestaan), er zijn geen bungalow- of villawijken, alleen de huizen van het dorp, dat ook enkele cafe’s, restaurants en twee kerken telt. Alles is vriendelijk wit geschilderd met blauwe randen. Het strand dat drie kilometer verderop ligt, heeft drie strandtenten die er primitief en dicht uitzien. In de zomer zal hier ongetwijfeld een grote bedrijvigheid heersen.

Carvalhal ziet er moderner uit en wat luxueuzer. Hier en daar is naarstig gebouwd. Aan de Praia do Pego vinden we de strandtent Aqui Há ( Hier hebben we alles) en het is liefde op het eerste gezicht. Vroeger moet dit een vissershuis geweest zijn, want het ligt vlak aan de zee, waar het zandstrand steil omhoog loopt. Nu heeft het aan de voorkant een breed houten terras met een afdak van riet, waar lange tafels en banken staan. Daar zitten we en kijken uren naar de schittering van de zon in de aanrollende golven. We praten wat met de eigenaar die druk in de weer is met houten palen. Zijn restaurant ziet eruit zoals een cabana do pescador hoort te zijn: veel zee-attributen, netten, schilderijen en een kast vol grappige keramische figuren. Het is jammer dat het voor ons te vroeg is om voor de nacht te blijven – de eigenaar bezit ook enkele huisjes en hij had graag één aan ons verhuurd.

Wij rijden door, met zonsondergang komen we aan in Costa de St.André. We rijden langs een aantal nieuwe appartementen, de weg wordt verlicht door moderne straatlantaarns en eindigt op een rotonde, in een poging wat grandeur te geven aan het geheel. Vandaar af lijkt alles willekeurig neergezet. Enkele huisjes, een paar eettenten, een hoge elektriciteitstoren. Geen mens op straat, hier en daar loopt een hond. Ons hotel is een blokkendoos met twee verdiepingen waar zo te zien in geen twintig jaar aan geverfd of hersteld is.

Duur is het niet, maar we liggen dan ook met ons drieën bibberend onder dunne dekens, met een klein elektrisch kacheltje aan en een grote bak fel neonlicht boven het bed. Praia de St.André heb ik ooit in de zomer gezien: het strand was enorm en de vis die we aten heerlijk. Een bezoek in de winter is niet echt opbeurend.

De volgende dag willen we buiten in de zon ontbijten en we vinden op de kruising Troja-Santiago de C. Brescos naast de weg een leuk café. Het terras met kleurige ijzeren stoeltjes ligt in de volle zon, de sinaasappelbomen staan voor onze neus. We gaan ons te buiten aan zoete gebakjes en zijn verbaasd als het sinaasappelsap niet van de boom, maar uit het flesje blijkt te komen.

Sines slaan we over. Met zijn petrochemische industrie en explosieve nieuwbouw heeft het als vakantieplaats niet veel te bieden. Voorbij Sines verandert het aanzien van de stranden: het worden baaien met donkere rotsformaties, leisteen blijkt bij nadere inspectie. Bij Porto Covo zijn er panoramische uitzichten op Praia de Cerca Nova en Praia de Buizinhos, waar de zee met geweld tegen de rotsen slaat.

Porto Covo blijkt een lieflijk wit dorp met een mooie rossio (groot plein). Praia da Ilha ligt verderop, tegenover een eiland met ruïnes, in een natuurgebied. Naast het oude fort ligt een goed restaurant, waar je ook buiten kunt eten met een indrukwekkend uitzicht over de kustlijn en de stranden.

De binnenwegen die we tot nu toe genomen hebben zijn recentelijk geasfalteerd, het landschap is glooiend, het winterkoren groen en de weiden vol gele sleutelbloemen. Er is haast geen verkeer.

Vila Nova de Milfontes wordt voor ons een verrassing. Gewaarschuwd door de gids dat het zeer toeristisch is in de zomer, hebben we ons op het ergste voorbereid. De ligging alleen al van dit stadje is spectaculair. Het ligt hoog boven de lagune. In de witte borstwering zijn banken uitgespaard en daar wacht een schitterend uitzicht op de zee en de kronkelige kustlijn.

Het stadje oogt vriendelijk. Geen wildgroei van terrasjes met plastic stoelen. Zelfs ons Hotel Social, dat in de jaren negentig werd gebouwd, staat bescheiden naast de kustweg, niet hoger dan twee verdiepingen. Ze moeten hier een goede burgemeester hebben. Tegen zonsondergang gaan we naar het strand. De rode zon zakt langzaam tussen de rotsen in de donkerblauwe zee. Op het strand liggen de wonderlijkste keien die ik ooit gezien heb. Witte draden gaan kriskras of cirkelen door grijze steen, het lijken Japanse pakjes.

Ons hotel is prima: grote kamer, grote bedden en lekker warm. Het is eigendom van Misericórdia, het Portugese Leger des Heils.

De volgende dag schijnt de zon uitbundig. Vandaag willen we afzakken tot de Algarve, we hebben dus nog veel stranden voor de boeg, te beginnen met de Praia Grande in Almograve. De kust is hier hoog en rotsig. Het strandrestaurant Cesar staat op metershoge pijlers, het grote terras met witte balustrade biedt een prachtig uitzicht op de baai met zandstrand. Vandaar gaat een wankele trap omlaag.

Het witte weggetje naar Zambujeira do Mar doet zeer Hollands aan met een plat landschap en met weiden vol bonte koeien. De aankomst in Zambujeira laat onmiddellijk vermoeden dat het hier ’s zomers een kermis moet zijn, maar het karakter van een vissersdorp is gelukkig nog niet verdwenen. De ligging is haast even mooi als Milfontes, ook hier een witte borstwering, waar de mannen van het dorp tegen geleund staan in de dunne schaduw van denachtige bomen. De kustlijn is mooi, het strand groot.

In Odeceixe begint de Algarve. Vanaf het dorp is de weg naar de zee slecht, maar het lagunelandschap mooi. Daar gaat het steil omlaag naar het strand. De helling is volgebouwd met huisjes, maar veel vertier is er op dit moment niet. Hetzelfde type landschap en bebouwing zullen we terugvinden bij de Praia de Monte Clérigo, waar het strand uitgestrekter is.

In Arrifana begint de Algarvebouw op te rukken, geen hoogbouw, maar veel en rommelige laagbouw. Het doodlopende, steile weggetje naar de zee komt uit op een lang, smal strand met een hoge rotswand in de rug. Het is een heel ander soort strand dan wat we tot nu gezien hebben. We eten in het dorp op een terras in de zon en de dochters bellen tussendoor naar huis dat wij nu – 19 januari 2000 – in ons T-shirt in de zon zitten te eten.

Ons laatste strand, voor we de weg naar Faro zullen nemen, is de Praia de Bordeira. Hier is het landschap ruw, de Serra do Espinho de Cao ligt achter ons, voor ons ontvouwt zich in de diepte een enorme baai met een zandstrand. Geen bebouwing te bespeuren, alleen een brede houten trap. Alles lijkt ongerept. Hier wandelen we over het gladde, natte zand, grootse wolkenluchten boven ons. Een hele week geen schelp gezien en hier vinden we, in een kuiltje water, één wondermooi exemplaar dat we omzichtig inpakken en als een schat zullen meedragen.

Thuis vind ik in mijn boek over schelpen onmiddellijk het plaatje, onmiskenbaar onze vondst: dunne, waaierachtige vleugels en het randje zwarte tandjes op de rug. Ik lees: ” Argonauta nodosa (papiernautilus). De dunne kalkachtige behuizing wordt gebruikt door het wijfje van de argonaut (octopus gelijkend) om haar eieren te bewaren tot zij uitkomen. Argonauten worden overal ter wereld in warme zeeën gevonden.”

Warme zeeën? Onze argonaut is dus een echte zeevaarder. Hoe kan het ook anders, nu Portugal weer in het teken van de oceanen staat?

Oceanarium, Parque das Nacoes (Expo), Lissabon. Open: elke dag van 10 tot 18 uur.

Veronica Hustinx / Foto’s Karine, Alexandra en Veronica Hustinx

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content