Een historische proeverij van oude vintage-port uit de (bijna) voorbije eeuw laat de kwaliteit van nieuwere versies beter inschatten. Alles wijst erop dat de ‘modernen’ iets sneller op niveau komen dan hun eerbiedwaardige voorgangers.

In het prachtige Palácio da Bolsa aan de oevers van de Douro-monding in Porto, begint ’s morgens om 9 uur al het gevecht met de oude kurken: meer dan 300 verschillende flessen vintage-port van de voorbije eeuw (van 1900 tot 1996) moeten worden ontkurkt en gedecanteerd. De kurken breken, vervallen tot stof, worden doorboord en blijven zitten… Kortom, de klassieke miserie met oude flessen. Het makkelijkst werkt nog ‘de gloeiende tang’: rond de flessenhals wordt een witgloeiende smeedijzeren ring geklemd, waarna met koud water een thermische schok wordt veroorzaakt waardoor de flessenhals mooi rond afbarst. Een paar uren later kan de Millenniumproeverij beginnen.

Zoals de studie van de vaderlandse geschiedenis ons door het historisch perspectief moet helpen om de eigen tijd beter te begrijpen, zo moet ook het proeven van oude vintage port ertoe bijdragen om de moderne versies en hun voorbije of historische ontwikkeling beter te kunnen inschatten.

Om 11 uur schuiven een 60-tal uitverkorenen uit bijna alle ‘drinkende landen’ ter wereld aan de individuele tafeltjes aan, en kan de studie beginnen. Het meer dan 20 meter hoge plafond van de statige Bolsa-zaal, zo groot als een half voetbalveld en met metersdikke stenen muren, zorgt voor de nodige frisheid. Een schare van perfect geoefende wijnschenkers serveert de monsters in kleine proefglaasjes.

Na een volle dag werken, slechts onderbroken door een lichte lunch, komen volgende besluiten. De absolute excellentie heeft iets van een toeval en is verspreid over de jaren en over de porthuizen: bij iedereen en in alle jaren vindt men heel goede dingen.

De best of the best is ongetwijfeld de 1927 van Niepoort: een schitterende, gevulde, diep-bruinrode mahoniekleur met wat groen aan de rand tegen de glaswand (teken van wat zuurontwikkeling), en een eindeloos diepe en genuanceerde neus met elementen van tertiaire ontwikkeling maar ook met een vreemdsoortige jonge frisheid. De smaak volgt de neus: een eindeloos samenspel van jong en oud. Deze 1927-er is aan zijn vintage-grens: de frisheid is er nog, maar begint plaats te ruimen voor tawny-elementen. Het einde van alle vintage-flessen is een tawny-situatie: een oxidatieve verfijning die men door vatlagering op 10 tot 20 jaar kan oproepen, maar die door de kurk van de fles veel trager verloopt. Vintage-puristen zullen dus hun flessen bewaren tot aan deze grens: dan heeft men nog het ‘onnatuurlijk’ samentreffen van jong en oud zoals in ‘ernstige’ champagne of in ontwikkelde grote bordeauxwijn. De befaamde oenoloog Emile Penaud zei het al: “Een goede oude wijn is er een die de eigenschappen van zijn jeugd heeft bewaard.”

Het geval van de Niepoort 1927 is uitzonderlijk, de meeste 1945-ers beginnen, of zijn al wat gevorderd in hun tawny-carrière: Croft 1945, Ferreira 1945 en Sandeman 1945. Andere excellenties die bij deze uitzonderlijke proeverij naar voren kwamen, zijn: Graham 1985, Noval Nacional 1967, Fonseca 1994, Ramos Pinto 1921, Taylor’s 1921 en 1992, Calem Quinta de Foz 1996 en Burmester 1985.

keerpunt 1980

Omstreeks 1980 zijn de vintage-opvattingen in Portugal sterk veranderd. Vooral door het pionierswerk van Joao Nicolau de Almeida die, onder meer voor Ferreira, als jonge in Frankrijk opgeleide oenoloog, de beroemde wijn Barca Velha creëerde. Hij was het die door microvinificatie van kleine pakketten van de verschillende toegelaten druivensoorten tot het besluit kwam dat vijf ervan moesten bevorderd worden: touriga nacional, tinta roriz, touriga francesca, tinto cao en tinta barroca. De wijnen van deze soorten bleken krachtiger en fijner. Vanaf de jaren ’80 zijn deze betere soorten dominant geworden, onder meer omdat de Wereldbank en de Europese Commissie enkel de aanplant van deze betere soorten betoelaagde.

Voorts is men er ook toe gekomen om gedurende de korte contacttijd met de schillen veel beter kleur, bitterheid en fruit te extraheren, vooral door het opnieuw in gebruik nemen van de lagares waarin de oogst met de voeten wordt getreden.

Moderne jonge ports zijn veel wijnachtiger dan hun voorgangers, met een kleur van donkere inkt, met overvloedig fruit en tannine en met grote lengte. Vanaf 1980 beheerst dit type de markt en is men bovendien in stijgende mate ‘fruitconservatief’ gaan werken: de al korte lagertijd van twee jaar voor vintage-port werd volgemaakt op grote foeders of zelfs op inox kuipen. Bij overdrijving in deze reductieve richting komt de port nooit tot eenheid: de korte, licht oxidatieve lagertijd van twee jaar moet versmelting en eenheid brengen, anders komt er eeuwige verbrokkeling. Daarvoor moet de lagering gebeuren op de klassieke pijpen van 500 liter. Voor de Amerikaanse markt echter, waar vintage-port binnen het jaar wordt gedronken is dit natuurlijk geen punt. Borges 1995 en Calem 1995 zijn duidelijk van dit type.

Vóór het scharnierjaar 1980 was ook niet alles koek en ei: het gevaar schuilt hier in simpelheid en door glycerol gedragen kandij-zoetheid met weinig reliëf (zuurheid) en weinig nuance. Duidelijke kandij-voorbeelden zijn: Sandeman 1967 en 1963, Ramos Pinto 1922 en 1924, Pocas 1963 en Taylor’s 1967, en Barros zelfs nog in 1996.

De eerste grote past-1980-vintages, zoals de 1983-ers, zijn nu aan hun top begonnen: volop vintage-frisheid met een aureool van belegenheid en zonder spoor van tawny. Alles wijst erop dat de ‘modernen’ iets vlugger een hoger niveau zullen bereiken.

vintage 1997

Op Vinexpo onlangs in Bordeaux waren barrel samples van de meeste vintage 1997-wijnen al te proeven. Ze komen weldra ook op onze markt. In 1997 is er minder productie dan in het vorige vintage-jaar 1994: het koude voorjaar heeft de knopzetting in ongunstige zin beïnvloed. Dit zal zeker de prijzen wat naar omhoog duwen. De meeste wijnen zijn diepdonker gekleurd door extractie in de platte gistkuipen door voettrappen, en de smaak is haast altijd getekend door massieve rijpe tannines. Iets minder exuberant fruit dan in 1994, en wat strenger in de structuur: ” A port drinker’s port, in de stijl van de 1983-ers”, zei kenner Richard Mason.

De besten zijn: Vesuvio (genuanceerd), Graham’s (gespannen, dens, compact en lang), Passadouro (zachte gebalanceerde structuur) en Niepoort (eenheid en lengte).

Dan komen Dow (wat glijdend en met naijlend zuur), Fonseca (al open en smakelijk) en Taylor’s (rozijnachtig en simpel wijnachtig).

Vervolgens: Quarles Harris (simpel zoet), Gould Campbell (verbrokkeld zuur), Smith Woodhouse (verbrokkeld zoet en zuur), Warre (simpel) en Quinta La Rosa (open en zwak).

Voor wie vintage van 1000 tot 1500 fr. te duur vindt, is er de excellente LBV (Late Bottled Vintage) 1995 van Niepoort voor de helft van de prijs. 1995 is geen vintage-jaar en al het beste is dus in de LBV gegaan.

Invoerders: Vesuvio bij Manpaey in Brussel; Passadouro en Niepoort bij Bleuzé in Drogenbos; Taylor’s en Fonseca bij Cinico in Brussel; Gould Campbell, Warre en Vesuvio bij Madas in Hoboken; Smith Woodhouse bij Pirard in Genappe; Ramos Pinto bij de Coninck in Waterloo.

Herwig Van Hove / Foto Gerald Dauphin

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content