Van een bruisende wereldstad over een Zwitsers alpenlandschap tot een ruige polaire pioniersnederzetting. Argentinië speelt zijn troeven uit. Wij bezochten vier unieke plekken in dit immense, wat mysterieuze land.

Na dertien uur vliegen daalt de Boeing 747 van Lufthansa uit het nachtblauw en komt de brede, nog donkere rivier in zicht met aan de overzijde een flikkering van duizenden piepkleine, oranje lichtjes. Het is goed om Buenos Aires zo dichtbij te weten en terug te keren in dit immense land, met zijn Italiaanse stijl, zijn mix van arrogantie en elegantie, van pioniersgeest en decadentie. Waar in de hoofdstad een Europees hart slaat, met daarrond een oneindig groot stuk Latijns-Amerika, een mengsel van cultuur en natuur.

“We zijn een flexibel volkje dat geleerd heeft zich aan te passen”, zegt de filosoof die de taak op zich genomen heeft me wegwijs te maken door de stad, die meer psychiaters telt per hoofd van de bevolking dan welke andere plek ook. “Zo flexibel dat we niet meer in onszelf geloven en dat het veertig jaar geduurd heeft vooraleer we aandacht gingen schenken aan ons voornaamste instituut, de tango. En dan nog maar nadat de Parijzenaars die eerst goed hadden bevonden, gevolgd door de betere families in de hoofdstad. We moesten op de uitspraak van een Amerikaan wachten voor het tot ons doordrong dat ons rundvlees het beste ter wereld was, en Borgès leurde dertig jaar lang met zijn geschriften in eigen land vooraleer we hem de moeite waard gingen vinden. De wijnboeren en wijndrinkers moesten eerst bij de Amerikaanse wijnexpert Robert Parker lezen hoe goed hun producten waren vooraleer ze zelf geloofden dat hun Malbec-wijn uit Mendoza outstanding was.”

Terwijl hij zucht, knik ik en zeg dat het in Vlaanderen net zo is. We lopen door de kleurrijke Caminito, in de langzaam ontwakende wijk La Boca, waar de eerste artiesten hun doeken opstellen en jongeren in het voetbalstadion van de Boca Juniors van een betere toekomst dromen. De wijk aan de monding van de Riachuelo, waar vooral Italiaanse inwijkelingen aan het einde van de negentiende eeuw neerstreken nadat de druifluis thuis hun wijngebieden naar de verdoemenis had geholpen, oogt kleurrijk maar arm. Vele huizen werden opgetrokken uit beschilderde golfplaten, die ooit een onderdeel van het karige loon vormden en zo slecht geïsoleerd zijn dat het leven er zich hoofdzakelijk op straat afspeelt, waar families tafels dekken en samen eten.

Houden van La Boca

Meer dan een eeuw geleden dansten mannen hier voor het eerst met elkaar de tango, terwijl ze op hun beurt wachtten bij de prostituees. Nu slenteren er luie honden door de straten, en zijn de muren volgeklad met niet mis te verstane slogans over de honger in dit stadsdeel nadat de peso enkele maanden geleden 3,5 keer zijn waarde heeft verloren.

We houden halt bij het huis van de schilder Benito Quinquela Martin, die voor ‘zijn’ wijk een school en een kliniek uit de grond heeft gestampt en op zondag schilderlessen gaf zodat de artistiek begaafde inwoners een eigen stijl konden ontwikkelen in plaats van eindeloze kopieën te maken van Franse impressionisten. Dat onderricht heeft zijn effect niet gemist: overal huizen schilders en we kijken naar meer dan levensgrote, kleurrijke poppen van de lokale helden op balkons. Van de bokser Carlos Monzon, de zangeres Madonna en de uit Toulouse afkomstige tangolegende Carlos Gardel. “Ik hou van La Boca maar zou er nooit kunnen wonen”, zegt de filosoof als we ’s middags in het populaire restaurant El Obrero eten, waar de barman sinds jaar en dag een vers blaadje sla achter zijn rechteroor draagt. Het eten is er eenvoudig, authentiek en goedkoop, en het lokaal mocht al de Spaanse koning Juan Carlos en de vroegere Franse president Mitterrand tot zijn klanten rekenen.

’s Namiddags slenteren we door de wijk San Telmo, waarvan men nu al kan stellen dat het straks een chique bohémienbuurt wordt. “Want de antiquairs en de homoseksuelen zijn er al neergestreken en dat zijn niet mis te verstane indicaties”, zegt een portenõ, of inwoner van Buenos Aires, bij de koffie in een rokerig café op de hoek van de Plaza Dorego. We lopen naar het Lezamapark, waar een eeuw geleden nog zwarte slaven werden verkocht en jonge kerels nu troepen honden uitlaten. Het park ligt er nog wat kaal bij maar, verzekert de filosoof mij, dat zal straks veranderen, als de Tapi-bomen een bloementapijt op de grond uitspreiden.

Op de binnenplaatsen van de vervallen uitziende herenhuizen in San Telmo schrobben brocanteurs metalen ledikanten terwijl ze tweedehandse hoeden aanprijzen.

We praten over Evita Perón, voor wie net een nieuw museum is opgezet, geheel gewijd aan de vrouw die door sommigen als een hoer, door anderen als een heldin wordt aanzien. Mijn begeleider lacht. Zei Baudelaire al niet dat het recht op contradictie in de grondwet moest worden ingeschreven?

Buenos Aires telt zoveel karaktertrekjes als wijken, van volkse buurten tot drukke zakencentra of het chique Recoleta, waar het majestueuze kerkhof ligt met de graven van alle groten. Ik strijk er tegen valavond neer in het Alvear Palace Hotel, het tweede oudste hotel in de stad, aan het eind van de jaren twintig gebouwd met materialen uit Europa. Een monument waar alle grote gebeurtenissen zich afspeelden, in 1983 na twintig jaar militaire dictatuur door een Argentijnse familie van de ondergang gered. In de Alvear is elegantie troef en bevolken beautiful people de barokke bar met goud en blauwe gordijnen.

Jonge vrouwen in bontjassen drinken koffie, zestigers met karakterkoppen weten er elkaar te vinden en modellen testen hun aantrekkingskracht uit. Op de kamer wacht een vaas met witte rozen, en een kaartje dat de butlerservice ter beschikking is. ’s Anderendaags bij het ontbijt word ik door meisjes in witte handschoenen bediend.

Ontstaan uit verrukking

Het hotel Llao Llao in San Carlos di Bariloche, in de provincie Rio Negro, is een ander monument, ontstaan uit de verrukking, de verwondering en het enthousiasme van een groep aristocraten die in de jaren dertig het merengebied tussen de bergen ontdekte, op twee dagen rijden van de hoofdstad. Ze gingen er tussen hun verblijven in Buenos Aires en Parijs vissen en kochten er gelijk gigantische stukken land. Daarop bouwden ze een houten lodge, zoals men die in Noord-Amerika aantreft, groot genoeg voor hun families en bedienden, die er niet zelden tot twee maanden verbleven. Na nauwelijks een jaar ging het gebouw evenwel in vlammen op, en werd prompt herbouwd, nu met grote delen in steen. Maar de economie is een grillig beest in Argentinië en in 1978 sloot het hotel voor vijftien jaar zijn deuren. Negen jaar geleden werd het door investeerders nieuw leven ingeblazen, en gelijk aangepast aan de noden van het moderne toerisme. In de plaats van de enorme suites werden 150 kamers gerealiseerd, en 11 suites.

Het hotel ligt op een verrukkelijke plek, omringd door forse bergkammen, schilderachtige meren met kleine, witte cruiseschepen. Een kader dat helemaal Zwitsers zou kunnen zijn, tot en met het gemanicuurde gazon. Een monument waar families met kinderen en liefkozende koppels elkaar ’s avonds bij de grote, lage tafels vinden en het haardvuur wordt aangemaakt terwijl een pianist op de achtergrond alle remmen losgooit. Waar bezoekers de dag op het meer doorbrengen, varend tot in Puerto Blest. Waarna ze met een gammele bus naar de oevers van een volgend meer worden gereden, om vandaar in een kleinere boot koers te zetten naar Puerto Fria. Daar staat alleen een gebouwtje van de douane, en aan een geïmproviseerde toog wordt er koffie en warme chocolade verkocht. Er is niets behalve de mist die over de hellingen van de Andes hangt en het regenwoud waar drieduizend jaar oude bomen standhouden dankzij de 360 regendagen per jaar.

Het mooiste plekje van Bariloche ligt op slechts een paar groene hellingen van het Llao Llao-hotel verwijderd, aan het begin van de golfcourse. Daar trek ik me in de late namiddag in het clubhouse terug bij de open haard en kijk onder het genot van een Fernet Branca naar de heren en dames die hun swing proberen te vervolmaken en strijd leveren voor een betere handicap.

Onwaarschijnlijke grootsheid

Het is allemaal prachtig maar ik kijk al uit naar wat ruiger vertier, en dat krijg ik twee nachten later op de veertig kilometer onverharde piste die van Calafate naar mijn nieuwe bestemming leidt. De regens hebben delen van de piste helemaal onder water gezet en enkele keren moeten we de wagen uit om te controleren of er nog enig doorkomen aan is, en aan welke zijde van de slijkboel. De chauffeur kijkt ongerust, maar laveert meesterlijk door de smurrie. Het is halfdrie ’s nachts als we de laatste bocht naar het hotel nemen en ik bij volle maan in de verte vaag de contouren van het monument herken waarvoor ik 15.000 kilometer ver gekomen ben en dat op zichzelf de reis waard is: de Perito Moreno-gletsjer. Een kwartier later betrek ik een knusse houten kamer in het hotel Los Notros, waar een brave ziel op dit late uur nog voor een koude schotel heeft gezorgd.

’s Anderendaags zit ik in de houten ontbijtzaal met uitkijk op het wereldwonder en prijs me gelukkig. Het is het einde van de winter en de laatste bezoekers zijn de vorige namiddag gewoon op de weg blijven steken en vervolgens door een tractor uit hun positie bevrijd. Waarna het personeel, zo verneem ik, eendrachtig gebeden heeft voor het welslagen van mijn nachtelijke trip. Op welgeteld zeven kilometer van mijn ontbijttafel trekt de mist boven de gletsjer langzaam op, zodat ik tegen elven aan boord kan van een klein scheepje dat ons naar de overzijde van het Lago Argentino brengt.

Het spektakel dat zich daar aandient, is van een onwaarschijnlijke grootsheid. Over een lengte van een paar kilometer rijst een grillig gevormde muur van ijs op die op sommige plaatsen tot zeventig meter hoog reikt en met geen andere vorm te vergelijken valt. Een front van overbuigende, blauwe en witte pieken, soms tegen elkaar aangedrukt, soms door brede kloven gescheiden. Met op de achtergrond nu en dan het gedempte geluid van vallend ijs, gevolgd door een vreemdsoortig suizen van de wind in de oren. De zon op het ijs en het glinsterende water doet pijn aan de ogen. De Perito Moreno is slechts één van de dertien gletsjers in het park, uitlopers van de derde grootste ijskap ter wereld, pakweg 350 kilometer lang en gemiddeld zo’n 40 kilometer breed. Die ijskap wordt gevoed door de wolken die vanuit het westen van over de Stille Oceaan worden aangeblazen en hun vracht sneeuw nagenoeg volledig over de Andes uitgieten, waardoor het oosten van Patagonië met een voortdurende en uitzonderlijke droogte kampt.

Een ‘levend geheel’

In een hut op de oever naast de gletsjer bindt Bernardo de klimijzers onder mijn voeten waarmee ik op het ijs spectaculair steile hellingen zal kunnen beklimmen. Al blijft de weg over de ijskap grillig en onvoorspelbaar: smalle snelstromende riviertjes slingeren zich door diepblauwe beddingen, onverwachts duiken zeer scherpe pieken op, nu en dan staan we aan de rand van diepe, blauw ogende spleten die ’s winters zo’n groot gevaar betekenen maar nu duidelijk zichtbaar zijn en daardoor gemakkelijk te ontwijken. En één enkele keer stuiten we op behoorlijk grote plassen, waar we voorzichtig van het gletsjerwater drinken.

Terwijl we stappen en af en toe halt houden bij de moeilijkste beklimmingen, dringt het steeds beter tot ons door dat we hier op een ‘levend’ geheel staan, dat zich met een snelheid van 1,70 meter per dag voortbeweegt. Onderweg neemt die massa de oneffenheden van de bodem in zich op waardoor de gletsjerkap aanvankelijk eenzelfde reliëf als de onderliggende bodem vertoont. Maar doordat de massa over nieuwe oneffenheden in de bodem naar het meer glijdt, worden sommige pieken versterkt terwijl andere juist omvertuimelen, of traag doorbuigen. Een adembenemend spektakel. De kracht van dat logge gevaarte valt moeilijk in te schatten, maar in de voorbije eeuw is de ijskap tot twee keer toe tegen de zuidelijke oever van het meer gaan aanleunen, waardoor beide armen van elkaar gescheiden werden. In geen tijd steeg het water in de kleinste arm, die geen uitweg naar zee bezit, twintig meter hoger. De enorme druk die daardoor ontstond deed de gletsjer uiteindelijk breken, waardoor het water zich opnieuw een uitweg forceerde.

Tegenover die machtige uitloper van traag voortschrijdend geweld voelt het hotel Los Notros aan als een gezellig, veilig nest. Kleinschaliger dan het Llao Llao, maar natuurlijker ingepast in de omgeving is het hotel van Viviane en Michel Biquard een creatie op mensenmaat. Een prachtige plek om ’s zomers in de ligstoelen op het terras te schrijven terwijl de wind door het duingras speelt. Om weg van de wereld de gedachten te ordenen, of weg te zakken in de kussens van de fauteuils in het salon op de eerste verdieping, waar elk detail zijn waarde heeft. De gastvrouw heeft er een aantal zeldzame objecten samengebracht, naast twee prachtige houten ligstoelen, een kleine bibliotheek en een verrekijker om de gletsjer te bestuderen. Op de benedenverdieping worden opvallend geraffineerde gerechten geserveerd en ligt er een wijnkaart die alle respect verdient.

‘Amsterdam’ zonder de Golfstroom

Vooral omdat voor zo’n geprivilegieerde ligging een zware tol betaald wordt: elke week legt een vrachtwagen de drieduizend kilometer vanuit Buenos Aires af om een aantal van de ingrediënten aan te voeren naar deze plek, die ’s winters geheel op zichzelf aangewezen is.

Het einde van de wereld ligt op iets minder dan vier uur vliegen van Buenos Aires, omsloten door een keten met scherpe bergtoppen, maar niet verpletterd door het poolklimaat dat iedereen er vermoedt. Ushuaia ligt op 54 graden zuiderbreedte, vergelijkbaar met Amsterdam, maar dan wel zonder de Golfstroom.

Het stadje, dat over het Beaglekanaal uitkijkt, oogt als een wat koel uitgevallen Far West-decor van haastig bijeengegooide huizen. In het kleine centrum staan die nog min of meer geordend rondom de Avenida San Martin, maar aan de rand, waar de eerste hellingen opduiken, heerst de complete chaos. Sommige bewoners zijn zich zelfs zozeer van hun mobiele karakter bewust dat ze huizen laten bouwen die in geen tijd op een vrachtwagen kunnen worden getild om elders te worden neergezet. Het spektakel zou een urbanist tot wanhoop brengen, maar fotogeniek oogt het wel en het illustreert perfect de mentaliteit van de nieuwsoortige pioniers. In de straten staan gedeukte 4×4’s, de huizen zijn in schitterend blauw of fel geel gezet, in de haven wacht een diep oranje vrachtschip.

Een oord voor gelukszoekers en avonturiers, of voor de almaar groter wordende schare van hoofdstedelingen die het moderne leven in Buenos Aires met zijn helse ritme intussen vaarwel hebben gezegd. Mensen als Esteban, die veertien jaar geleden de hoofdstad achter zich liet, uitgeblust na elke dag drie uur pendelen op een trein die twee keer in de week panne had.

“Toen ik hier kwam, ervoer ik opeens weer wat lucht en ruimte was. En bovendien ontdekte ik een ander, menselijker ritme. Zodat ik geen enkele reden zag om terug te gaan.” Esteban zette de firma Canal op, die escursiones unconvencionales organiseert voor bezoekers die enkele dagen of weken weg willen uit de dagelijkse sleur. In de zomer neemt hij ze mee voor trekkings naar gebieden waar de bevers wonen of laat hij zijn gasten per kajak of zodiac door het parque nacional peddelen, naar de pinguïns bij Puerto Allemansa. Of hij neemt ze mee tot bij de Haberton-ranch, waar de dominee Thomas Bridges in 1862 een missie opzette voor de indianen, en zo tegen de gang van de geschiedenis probeerde in te gaan. Een geschiedenis die verre van fraai oogt, al klinken de ingrediënten ervan eenieder vertrouwd in de oren.

De ergste vijand

Van de vier indianenstammen die zuidelijk Patagonië bevolkten en er zes millennia lang in harmonie met de natuur hebben geleefd, blijven er welgeteld twee vrouwen over. De rest werd van de kaart geveegd door de komst van de blanken, die eerst zo goed als alle guanaco’s doodden, en zich vervolgens noodgedwongen op de schapenteelt toelegden. Toen de indianen, die zich van hun voornaamste voedselbron beroofd zagen, schapen kwamen stelen, leidde dat tot bloedige conflicten met de kolonisten, en uiteindelijk werd op de autochtonen gejaagd. Diegenen die konden ontsnappen, gingen later ten onder aan ziekten die de westerlingen hadden meegebracht.

Tito zucht. We zitten samen met enkele andere gasten bij de kachel in een schamel hutje van golfplaten, van binnen versterkt met macadampapier. Tito is de neef van Esteban en heeft ons na een indrukwekkende rit met de landrover tussen de rand van het bos en het Lago Escondido hierheen gebracht. Op de kachel heeft hij platte keien bijeengelegd waarop de broodjes warm gehouden worden. Door het raam kijken we naar een nieuwsgierige vos die op veilige afstand blijft, en naar honderden ontwortelde bomen.

“De wind is de ergste vijand van de bomen in het woud”, zegt de Argentijn, die een slaatje heeft klaargemaakt en vlees heeft meegebracht dat hij straks zal roosteren. “Omdat die op de dunne ondergrond slechts tien centimeter houvast hebben. Eens omvergeblazen duurt het wegens het gure klimaat bijna een eeuw voor ze volledig verteerd raken.” Buiten likt de vos zijn poot en opeens begrijpen we dat de portenõs hier een paradijs hebben ontdekt waar ze in harmonie met de natuur een nieuw leven hebben opgebouwd.

Maar soms blijft het verleden ze achtervolgen. Als ik de laatste dag op de hoek van de Avenida Gobernador Deloqui en Rivadavia op Esteban wacht, heeft een onbekende in grote, wat onbeholpen letters een niet mis te verstane boodschap op de muur gekalkt. Donde estaban las mujeres que cantaban como pájaros? ‘Waar zijn de vrouwen gebleven die zongen als vogels?’ Onder de tekst staat de naam van Lola Kiepja, de laatste overlevende vrouw van de Ona-stam.

Zeker doen

– In Buenos Aires een wandeling doorheen La Boca en San Telmo, een bezoek aan het kerkhof in Recoleta en natuurlijk een tangoshow. Voor eigentijdse restaurants en winkels is Porto Madero de aangewezen plek.

– In Barriloche een cruise op het meer en een uitstap in het nationaal park.

– In Calafate een minitrekking op de Perito Moreno- gletsjer, of minstens een cruise op het meer.

– In Ushuaia een tocht door Beagle Channel, uitstappen in het nationaal park, een tocht per hondenslee.

PRAKTISCH

Reisdocumenten: Paspoort ten minste geldig gedurende je verblijfsperiode in Argentinië.

Gezondheid: Hepatitis A, hepatitis B, difterie en buiktyfus aanbevolen.

Elektriciteit: 220 V met adapter

Tijdsverschil: Zomer: – 5u.Winter: – 4 u.

Munteenheid: Argentijnse Peso (ARS), 3,7 ARS = 1 E Ç

Aanbevolen munt: dollars

Talen: Spaans, Engels

Toeristische dienst: Secretaria de Turismo de la Nacion, www.sectur.gov.ar

Ambassade: Louizalaan 225, 1050 Elsene, 02 647 78 12, info@embargentina.be

Nuttige websites: Cosmic Travel: www.cosmic-travel.com

Servicio Ferroviario Patagónico: www.sefepa.com.ar

Argentina Hotel: www.hotels-argentina-hotels.com

Estancias Argentinas: www.hresa.com

La Guia: www.laguia.argentina.org

Tango Site: www.tangosite.com

Buenos Aires Herald: www.buenosairesherald.com

Argentina Discover: www.argentinadiscover.com

Buenos Aires: www.buenosaires.gov.ar

Bariloche: www.barilochepatagonia.info

Tierra del Fuego: www.tierradelfuego.org.ar/ushuaia

Llao Llao Hotel: www.llaollao.com

Los Notros: www.losnotros.com

Tekst en foto’s: Pierre Darge

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content