Zo komt een mens nog eens ergens waar hij zelden komt, te weten in een dierenwinkel, waar hij zich iets laat aansmeren dat de Schepper heeft uitgevonden om de harten van de mensen te verwarmen en dat die mensen hebben genoemd : de kanarie – om er vervolgens neerbuigend over te doen.

Vogels levend, staat op het kasticket : 20 euro. Het verbaast mij dat leven zo goedkoop verpatst kan worden, de wet van vraag en aanbod heerst hier in zijn meest vulgaire verschijning. Een goudvis pletst al over de toonbank voor 0,65 euro. Voorts zijn ook te verkrijgen : de gelijnde daggecko (moeilijkheidsgraad 3, staat daar geheimzinnig bij te lezen), de groene boomkikker en de baard-agame. Tot slot, Ć  75 euro, iets dat chinchillamutatieman heet en dat mij aan comic books doet denken met monsters die radioactief bestraald zijn.

Uit dit lekkers kiezen mijn vriendin en ik dus een eenvoudige gele kanarievogel, de meest archetypische, niet eens de zeldzamer en wat prijziger rode, en wij dopen hem Kiku. Het vergt moed de aanschaf van een kanarie te outen. Mensen geven misprijzende commentaren of wenden zich zwijgend van je af. De kanariepiet is, met uitzondering misschien van de waterschildpad, het kneuterigste huisdier. Vriend en vijand deinzen achteruit voor de oubolligheid die hij uitwasemt. Op dat vlak kan hij moeiteloos concurreren met onfrisse iconen zoals de gevoerde vilten pantoffel of de stok met aan de ene kant een schoenlepel en aan de andere een benen handje waarmee ouden van dagen zich de rug pleegden te krabben.

“Jij bent hipper dan je denkt”, zegt een vriendin die een trendy appartement bewoont met zicht op cafĆ© De Walvis.

“Komaan”, sputter ik tegen. “Ik draag een horloge dat je moet opwinden en scheer mij met een mes uit de tijd van jouw overgrootvader.”

“Dat is juist erg cool”, houdt ze vol.

“En een kanarievogel ?”, probeer ik, terwijl ik mijn kans schoon zie.

“Ah nee, dat niet”, zegt ze met een gezicht alsof ze iets vies ruikt. “Kanarievogels zijn nooit cool.”

Pff, denk ik koppig. Wie bepaalt nu zoiets ? De waan van de dag. Zelfs olifantenpijpen en sanseveria’s heb ik al een paar keer de oversteek zien maken van troosteloos naar trendy en weer terug. Hetzelfde kan de kanarie overkomen : er hoeft maar Ć©Ć©n stijlgoeroe hem tot hipperd te verklaren of daar zie je de kooitjes al bungelen, van aan het Zuid tot in de Dansaertstraat. Voor je het weet, siert de vinkachtige de cover van Vogue.

Zandzitstokjes, staat in afwachting van die blijde omwenteling op mijn kasticket te lezen, 2 crack kiwi kana en het merkwaardige piksteen klein. Bevreemdende attributen voor iemand als ik, die gezworen had nooit meer een dier in huis te halen ‘lager’ dan de kat. Theo de Verschrikkelycke, mijn tijgerkater die met glans over 13 1/2 achtertuintjes heerste, zou zich omdraaien in zijn graf. “Zijt gij misschien een jeannet geworden ?”, hoor ik hem vragen, de kop vol schrammen van nachtelijke vechtpartijen. “Met uw kanarie !” In mijn verbeelding spuwt hij het woord uit als de onverteerde restanten van iets dat hij even tevoren met bek en cloaca heeft opgevreten.

“Wat gij en ik aan vrolijkheid mankeren, weet dat vogeltje ruimschoots te compenseren”, verdedig ik mij in gedachten. “Van zeven uur ’s ochtends zit dat te schuifelen, alsof de wereld een lustduizeling is vol snoepstengels en giersttrossen.”

Om de pret compleet te maken, duw ik een stukje appel tussen de tralies, dat daar gezellig mag vergelen tot een eind in de achternoen. Ik bevestig ook het badje aan de kooi, waarin Kiku vrolijk zijn toilet kan maken. Eens per week mag hij eruit, om vrij rond te fladderen want daarop zijn vogels tenslotte berekend. Drie volle uren duurt het dan voor we hem weer in de kooi gelokt krijgen. Hij landt op de broodrooster en probeert van de giftige planten te eten, zijn kopje scheef, met bolronde kaakjes, het leven bejubelend als een naĆÆeve uil. En maar baltsen en de macho uithangen, een komieke vertoning voor een pluimgewicht van 25 gram.

Zo staat de kanarievogel daar, kranig op zijn stokje in wankelende tijden. Een toonbeeld van positivisme en vooruitgangsgeloof. Dat neemt mij voor hem in. Er hoeft maar een straaltje zon te zijn of hij heft zijn lied aan, parmantig, terwijl het radionieuws de ene droefgeestigheid na de andere op ons loslaat. Als ik hem bezig zie, geloof ik dat hij reden heeft om zo te zingen en gezwind van stok naar stok te springen. Ten spijt van de koninklijke preparateur. Ondanks de frietrevolutie. In weerwil van de prijs van de diesel.

Niettegenstaande Moammar Kadhafi.

jp.mulders@skynet.be

Jean-Paul Mulders

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content