De Engelse architect Harold Ainsworth Peto was weg van Italië. In het heuvellandschap van Wiltshire, in het hart van een ingesloten vallei, bloeit die liefde nog steeds, in de tuin die hij precies honderd jaar geleden aanlegde.

Elke liefhebber van Engelse tuinen heeft al wel van Edwin Lutyens gehoord. Niet alleen omdat de man vereeuwigd werd met een zitbank in teak die zijn naam kreeg, maar ook omdat deze architect een niet te versmaden stempel heeft gedrukt op de tuinarchitectuur van de 19de en 20ste eeuw. Bovendien werkte Lutyens samen met een van de meest gerenommeerde tuiniersters van zijn tijd: de schilderes Getrude Jekyll. Tot hun bekendste gezamenlijke creaties behoren de prachtig aangelegde tuin van Hestercombe in Somerset en de privé-tuin van Getrude Jekyll, Munstead Wood in Surrey.

Lutyens zette zijn naam onder tal van belangrijke projecten, hij werd door zijn publiek op handen gedragen en genoot zonder meer een sterrenstatus. Zijn werkterrein beperkte zich trouwens niet tot Groot-Brittannië. Van zijn hand is ook het ontwerp van de bekende tuin van Moutiers in Varengeville, nabij Dieppe in Frankrijk.

Zoals andere vermaarde architecten van zijn generatie liep hij school in het most fashionable architectenbureau van Londen destijds: bij Ernest George en Harold Peto. George en Peto vormden een unieke tandem. George spitste zich toe op de architecturale lijnen, terwijl Peto zich bezighield met het decoratieve aspect. In 1892 beslist Peto echter om een punt te zetten achter hun samenwerking en om zich uitsluitend toe te leggen op zijn twee grootste passies: binnenhuisinrichting en tuinarchitectuur.

Peto koestert een grote belangstelling voor kunstgeschiedenis, zijn passie voor Italië kent geen grenzen en tuinieren vindt hij al even prettig als het ontwerpen van tuinen. Kortom: Peto heeft alle troeven in handen om een geniaal tuinarchitect te worden. Een status die niet uitblijft, want al heel spoedig krijgt hij erkenning. In de Engelse literatuur uit het begin van deze eeuw lezen we: “Peto heeft als geen ander aangetoond hoe een wisselwerking mogelijk is tussen formele en natuurlijke tuinen.”

In enkele woorden maakt Peto duidelijk hoe hij dit evenwicht opvat: “Oude gebouwen of resten van antieke constructies voeren ons mee naar de rijkdom van het verleden. En dat is iets wat een tuin die uitsluitend samengesteld is uit bloemen nooit kan. Het omgekeerde, te veel stenen, is ook niet goed. Alles draait om een evenwichtige combinatie van de twee.”

Maar ook al werden de tuinen van Peto tot in detail ontworpen, al ogen ze theatraal en zijn de verwijzingen naar Italië onmiskenbaar, toch is elk gevoel van kunstmatigheid veraf. Zijn tuinen lijken op te gaan in hun omgeving, alsof ze op die specifieke plek ontsproten zijn en niet eerst uitgetekend op papier.

En dat geldt voor alle tuinen die hij ontwierp: Garinish Island, een piepkleine eilandtuin in het uiterste zuidwesten van Ierland; Villa Sylvia, Villa Maryland en Villa Rosemary aan de Riviera; en in Engeland Heale House, Buscot Park, Hartham Park, Sandringham en Wayford Manor, de tuin die hij creëerde voor zijn zus.

Maar de tuin die hem het nauwst aan het hart lag en die het best zijn opvattingen illustreert, is die van Iford Manor. Net honderd jaar geleden, in 1899, koopt Harold Peto, in een prachtige vallei ten zuiden van Bath in Wiltshire, een groot oud huis waarvan de gevel nog dateert van rond 1725, de tijd van King George. Maar het zijn niet zozeer de architecturale kwaliteiten van het huis die hem aantrekken. Hij is in vervoering door de wondermooie omgeving. Het perceel is naar het zuiden gericht en vleit zich lieflijk aan tegen een hoge heuvel. Dat beeld roept bij hem meteen herinneringen op aan de allermooiste Italiaanse renaissancetuinen en zijn fantasie gaat aan het werk. Het is overigens in hetzelfde type van landschap aan de Franse Riviera dat hij tussen 1902 en 1914 nog verschillende tuinen zal creëren.

De vallei wordt Peto’s paradepaardje. Maar wanneer wij nu, een eeuw later, over de meer dan 500 jaar oude brug over de rivier Frome stappen en Iford Manor betreden, merk je op het eerste gezicht weinig sporen van Peto’s werk. Alleen het beeld van Britannia dat op een balustrade staat te pronken geeft ons een eerste aanwijzing. Het is een authentiek kunstwerk uit de 18de eeuw dat Peto kocht in Dorset en dat hij een vaste stek gaf in zijn stukje Italië.

De echte wereld van Harold Peto openbaart zich pas nadat we het ijzeren hekken zijn gepasseerd dat zich uiterst rechts van de woning bevindt. Om dit universum naar waarde te kunnen schatten, mag men nooit uit het oog verliezen welke grenzeloze bewondering Peto koesterde voor Italië. Zowel voor als na de aankoop van Iford Manor verzamelde hij verwoed allerhande opmerkelijke snuisterijen en kunstvoorwerpen: aardewerk, schalen, maar ook beelden, zuilen, enz. Zo stuit je tijdens je bezoek op twee gebeeldhouwde leeuwenkoppels uit 1200, gemaakt door beeldhouwers uit Como, maar waarvan je ook identieke exemplaren vindt in Ravenna.

Een groot deel van Peto’s collectie bevindt zich in een gebouw met sobere vormgeving, dat hij liet optrekken aan de rand van het bos dat zich over de heuveltop uitstrekt. Het bouwwerk, dat het ‘klooster’ genoemd wordt, is volgepropt met kunstschatten, het ene al waardevoller dan het ander. De smeedijzeren toegangsdeur bijvoorbeeld dateert uit 1350 en komt uit Verona. Binnenin prijkt een sarcofaag van een Romeins kindje, die Peto kocht op een openbare verkoping in Rome in 1911. De man dreef zijn passie zo ver dat hij zelfs kopies liet maken van de kunstvoorwerpen die hij niet kon kopen. Dat deed hij onder meer met een van de bekendste beeldhouwwerken aller tijden: de zogende wolvin met Romulus en Remus, het embleem van het antieke Rome. Het bronzen beeld dat nu in Iford staat, werd begin deze eeuw gegoten door de Napelse ambachtsman Angelis. De mal die hiervoor werd gebruikt, was een afgietsel van het origineel uit het museum van het Capitool. Het kostte Peto heel wat moeite om hiervoor toestemming te krijgen: een dergelijke gunst was al in geen 50 jaar meer verleend en zou daarna ook niet meer toegekend worden.

Dit toch unieke beeld staat ter hoogte van het laatste en langste terras, dat over zijn gehele lengte een adembenemend zicht biedt op het omringende landschap. Het terras verbindt twee gebouwen. In het westen, een beetje verstopt, ligt la Casita, een soort buitenverblijfje dat rust op hoge zuilen in roze marmer uit Verona. Zoals het hoofdhuis is ook dit buitenhuisje begroeid met Chinese blauweregen. De binnenwanden zijn versierd met Byzantijnse rozetten, die men overal in de tuin terugvindt en die een idee geven van hoe groot Peto’s collectie wel was.

Aan de andere kant ligt een klein achthoekig paviljoen met puntig dak: het is een theehuisje uit de 18de eeuw, dat Peto liet verplaatsen van de moestuin naar deze hoek van de vallei, waar het veel beter tot zijn recht komt.

Maar Iford is veel meer dan een verzameling oude stenen of een openluchtgalerij waarin de vondsten van een verwoed verzamelaar te pronk staan. Iford is ook een echte, groene tuin. De trap bijvoorbeeld, die voert naar de hogerop gelegen zuilengalerij, loopt dood temidden van een grasperk dat leidt naar een rond waterbekken bedekt met waterlelies. En elk zijpad dat men op de wandeling kruist en dat uitgeeft op een tafereel met zeldzame rekwisieten, is afgeboord met weelderige bloemen en struiken.

De aanplantingen gebeurden steeds op een informele manier en waren zeer gevarieerd, ook in kleur. Ook al werden ze in de allereerste plaats gekozen omwille van hun harmonieuze verhouding met de architecturale vormen. Groen gebladerte voerde de boventoon: cipressen, jeneverstruiken, taxusbomen. Voor de borders werd voor Phillyrea en Acanthus gekozen, gecombineerd met aromatische planten. Op het hoofdterras bloeiden, naast Wisteria sinensis, ontelbare rozen, Agapanthes en Acanthus. Allemaal planten met een mediterraan en sommige zelfs uitgesproken Italiaans karakter.

Over de tuinen in het oude Italië schrijft Peto: “Planten nemen in het architecturale schema een secundaire plaats in. Maar het is net vanuit die bescheiden positie dat ze aan het geheel een soort rust verlenen die aantrekkelijk overkomt in dit decor van hagen, kanaaltjes, waterbekkens, brede lanen met banken, standbeelden en hoge cipressen. Onze Engelse tuinen zouden zich beter op dit model inspireren, in plaats van massa’s kleuren te produceren die geen rekening houden met de vormen.”

Tot aan zijn dood in 1933 woont Harold Ainsworth Peto op Iford Manor. Dan gaat het domein over op zijn neef, Sir Michaël. Dertig jaar later, in 1964, koopt de jonge, alleenstaande Elizabeth Cartwright het landgoed. De neef is inmiddels stokoud en niet meer in staat dit waardevolle familiepatrimonium te onderhouden.

Elizabeth Cartwright vertelt: “Mijn familie had al generaties lang een indrukwekkend landgoed in het midden van Engeland. Het was wel vijf keer zo groot dan Iford maar in lamentabele, niet te restaureren staat. Het was dus beter om het te laten voor wat het was en een nieuwe plek te zoeken. Zo ben ik op Iford terechtgekomen omdat ik een domein zocht dat ruim genoeg was om alle familiebezittingen onder te brengen. Maar ik was natuurlijk ook meteen verliefd op de plek. Ik heb er 15 jaar alleen gewoond, tot ik getrouwd ben in 1979.”

Nauwelijks enkele maanden nadat zij er haar intrek heeft genomen, wordt Elizabeth al geconfronteerd met het enorme werk dat haar te wachten staat, wanneer een groot deel van de zuilengalerij op het hoogste terras instort. “Peto heeft namelijk die prachtige galerij gebouwd op ‘een heuvel in beweging’. De aarde schuift naar beneden en dat is vooral te wijten aan de ophogingen die gebeurd zijn om niveaus te creëren. Sinds wij getrouwd zijn heeft mijn man enorme verstevigingwerken laten uitvoeren. Praktisch alles wat je nu in de tuin ziet, is afgebroken en opnieuw opgebouwd. We hebben nieuwe funderingen gelegd en overal steunmuren gebouwd, maar daar zie je niets van. Onder haast alle oude bouwwerken zit beton.”

Ook van de oorspronkelijke planten uit Peto’s tijd is niet veel overgebleven. Bijna alles moest heraangeplant worden. Dat is voor een stuk ook te wijten aan de vijf magere oorlogsjaren, waaronder Iford, zoals alle andere tuinen, sterk heeft geleden. Vijf jaar van verwaarlozing is veel voor een tuin.”

Het is nu 35 jaar geleden dat Elizabeth Cartwright Iford betrok. En nog altijd wijdt ze zich vol overgave aan de restauratie van dit wonderlijke oord tussen de heuvels. “Ook al heeft het mij uiteindelijk meer energie gekost dan zou nodig geweest zijn om het familiedomein te herstellen.”

Zich bewust van het belang van het behoud van het landschap, dat een essentieel deel uitmaakt van Peto’s werk, heeft Elizabeth Cartwright stukje bij beetje alle omliggende landerijen opgekocht. De oorspronkelijke 40 hectaren van Iford zijn nu uitgebreid tot een domein van enkele honderden hectaren. Het vormt een uniek patrimonium dat gevrijwaard bleef van allerhande anachronistische ingrepen.

Haar doorzettingsvermogen en inspanningen werden onlangs beloond met een symbolische prijs, toegekend door de Historic Houses Association, een vereniging ter promotie van Engelse privé-tuinen. Maar voor Elizabeth is het allerbelangrijkste dat de wereld op die manier opnieuw kan kennismaken met de wat in vergetelheid geraakte talenten van Harold Ainsworth Peto.

Tekst en foto’s Jean-Pierre Gabriel

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content