Ook als student was ik al ‘een stem’. In de kerk nota bene, waar ik lector werd door toedoen van een bezielende priester-leraar. Niet dat ik praktiserend katholiek was, maar het progressief-christelijke gedachtegoed sprak me wel aan.

De liefde voor taal heb ik van huize uit. Mijn vader heeft ook altijd een mooie stem gehad, maar dat is natuurlijk niet genoeg. Om goed Nederlands te spreken, om de standaardnorm te halen, moet je imiteren. Dat heb ik in mij en ook dat is genetisch bepaald.

Zingen doe ik ook heel graag. Vroeger in een kwartet, nu in een koor. Het liefst van al Vlaamse polyfonie ; Orlandus Lassus, dat soort muziek.

EĆ©n van de scharniermomenten in mijn leven was zeker de ontdekking van meisjes. Ik heb geen zussen, ik zat op een jongensschool. En toen ging ineens een heel nieuwe wereld voor mij open. Toen ik onlangs op Canvas The Rotters’ Club zag, de televisieserie naar het schitterende boek van Jonathan Coe, werd ik ineens teruggekatapulteerd naar mijn jongenstijd en die eerste verwarrende maar mooie ontmoetingen met het andere geslacht.

Ik was zestien in 68. De barricaden in de Parijse straten, ik vond het iets romantisch hebben. Uit die tijd dateert mijn politieke bewustwording. Mei 68 heeft zeker ook mijn keuze beĆÆnvloed om in de journalistiek te gaan.

Een francofiele germanist, zo zou je mij kunnen noemen. Begin jaren 80 vertrok ik naar Zuid-Frankrijk ; acht jaar lang woonde ik in de Gard, ten zuiden van de Cevennen. Ik kwam er aan de kost door buitenlandse series en boeken te bewerken voor Humo, op een oude typemachine, zonder fax of e-mail. Een prachtige tijd, die kan niemand mij nog afpakken.

De liefde voor de natuur is er altijd geweest. Als twaalfjarig stadsjongetje ging ik met een vriendje birdwatchen. Een zeldzame mezensoort, of al is het maar een gele kwikstaart opmerken, ook nu nog beleef ik er een bijna kinderlijk plezier aan. Wat ik mij goed herinner is hoe triest ik mij voelde als ik ’s avonds weer thuis kwam in de stad, waar alles begrensd was.

Dat genieten van natuur en ruimte heb ik ook bij het paardrijden. Ze worden zeldzaam, de onverharde wegen, maar onder meer in de glooiende streek ten zuiden van Brussel kun je nog uren ronddwalen te paard. De band die ik heb met dat grote dier dat zich wil overgeven aan een mannetje van nauwelijks meer dan zeventig kilo en instinctief aanvoelt wanneer ik een eindje wil galopperen, die sensatie is heel intens.

Voor mij hoeft het niet per se ver en exotisch te zijn. Omdat ik Zwerfroute inleidde, gaan mensen er vaak van uit dat ik een globetrotter ben, maar ik moet mijn eerste malariapil nog slikken. Als je mij wel eens tussen de beesten zag zitten, was dat meestal opgenomen in Paradisio.

India is al lang een droombestemming, daar hoop ik ooit te komen. Vorige zomer trokken mijn geliefde en ik door Zuidwest-Frankrijk, de prachtige streek tussen Aude en AriĆØge. Met de tent, zonder te plannen : hier is het mooi, hier blijven we een paar dagen hangen. Het paradijs, quoi.

Een televisiegezicht zijn, die ambitie heb ik nooit gekoesterd. Toch vind het wel jammer dat Canvas sinds kort enkel nog met off screen commentaar werkt. Links en rechts vang ik op dat kijkers het prettig vonden door een presentator doorheen Zwerfroute gegidst te worden.

Of ik een Vlaamse Michael Palin had willen zijn ? Hij en Sir David Attenborough zijn mijn grote voorbeelden, maar ik kom niet eens in de buurt. De typisch Britse knipoog waarmee ze presenteren, bevalt mij zeer. In Zwerfroute zijn de reportages van oorsprong Frans. Naast de aanpak is ook de sfeer anders.

Aan uitbollen ben ik nog lang niet toe. Er is nog zo veel dat ik zou willen doen. Meer van wat ik nu doe. Maar ook meer actieve journalistiek, opnieuw zelf reportages maken. Of stemregie. Van nature ben ik niet zo’n carriĆØreplanner, uit het ene is altijd het andere gegroeid, zonder grote breuken. Waarom zou dat niet zo blijven ?

Linda Asselbergs

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content